ECLI:NL:TGZCTG:2021:112 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 21-05-2021 c2020.152
ECLI:NL:TGZCTG:2021:112 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 21-05-2021 c2020.152
Gegevens
- Instantie
- Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg
- Datum uitspraak
- 21 mei 2021
- Datum publicatie
- 21 mei 2021
- ECLI
- ECLI:NL:TGZCTG:2021:112
- Zaaknummer
- c2020.152
Inhoudsindicatie
Klacht tegen neuroloog. Klager is op een vrijdag met uitvalsverschijnselen binnengebracht op de spoedeisende hulp van een ziekenhuis. Op basis van het neurologisch onderzoek en een CT‑scan van de hersenen werd gedacht aan een hersentumor. Klager is vervolgens voor observatie en ter verrichting van een MRI-scan van de hersenen opgenomen in het ziekenhuis. Toen deze MRI-scan op maandag wordt gemaakt, bleek dat sprake was van een hersenabces, waarna klager werd overgebracht naar een ander ziekenhuis waar hij de volgende dag is geopereerd. Klager verwijt de neuroloog, werkzaam in het eerste ziekenhuis en op vrijdag en zondag betrokken bij zijn behandeling, dat zij niet tijdig en zorgvuldig onderzoek heeft gedaan. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.
Uitspraak
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2020.152 van:
A., appellant, klager in eerste aanleg,
gemachtigde: mr. M. van Stratum, advocaat te Nootdorp,
tegen
B., neuroloog, werkzaam te C.,
verweerster in beide instanties,
gemachtigde:
mr. R.J. Peet, verbonden aan Stichting VvAA Rechtsbijstand te Utrecht
1. Verloop van de procedure
A. – hierna klager – heeft op 22 oktober 2019 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen B. – hierna de neuroloog – een klacht ingediend. Bij beslissing van 15 april 2020, onder nummer 2019/399, heeft dat college de klacht kennelijk ongegrond verklaard.
Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De neuroloog heeft een verweerschrift in beroep ingediend.
De zaak is in beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaak C2020.153 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 30 april 2021, waar zijn verschenen mr. M. van Stratum, voornoemd, namens klager, en de neuroloog, in persoon en bijgestaan door mr. R.J. Peet, voornoemd. De standpunten van partijen zijn ter terechtzitting nader toegelicht.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.
“2. De feiten
Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:
2.1. Klager, geboren in 1969, werd op 2 augustus 2019 binnengebracht op de spoed eisende hulp van het D. te C. in verband met sensomotore uitvalsverschijnselen aan de linker hersenhelft.
Beklaagde is als neuroloog werkzaam in het D.
2.2. Uit het SEH verslag van 2-8-2019, opgemaakt door arts-assistent E., onder supervisie van neuroloog B., blijkt het volgende:
‘Reden van consult/verwijzing 2-8-2019: Verwezen door 112 in verband met uitval linkerlichaamhelft.
Anamnese:
Middag 1-8 klachten linkerlichaamhelft, incl gelaat: minder kracht en verminderd gevoel, sindsdien persisterend met wisselingen in ernst, nooit eerder gehad, geen trekkingen geobserveerd. Tevens hoofdpijn rechterzijde hoofd. spraak intact, visus intact. niet misselijk, niet gebraakt.
….
Neurologisch onderzoek:
helder en alert, geen evidente dysartrie
Hersenzenuwen: ….hypesthesie gelaat links , geringe asym mond tndv links, tong in mediaan, mm.trapezius/SCN krachtigl
Bovenste extremiteiten: Mingazinne I -/uitzakken en proneren, rechts geen paresen, links MRC 4
Onderste extramiteiten: Mingazinne II -/uitzakken, rechts geen paresen, links MRC 4
…
Coördinatie: links paretisch gestoord
Sensibiliteit: hypesthesie links
Minder steunen op links bij het lopen
Aanvullend onderzoek
Laboratoriumonderzoek:
c26283top 2-8-2019 11:00 | |
c28283top BSE | c29283top 11 |
c28283top …. | c29283top …. |
c28283top Leukocyten | c29283top 12,9 (H) |
c28283top …. | c29283top …. |
c28283top CRP | c29283top 13 (H) |
c28283top …. | c29283top …. |
CT-hersenen iom B. (2-8-2019):hypodensiteit rechts parietaal met massawerking, verdacht voor een RIP met omringend oedeem
Bespreking:
Een 50-jarige man, blano voorgeschiedenis, presenteert zich op de SEH ivm sensomotore uitvalsverschijnselen linker lichaamshelft. Bij neurologisch onderzoek hypethesie en parese van de gehele linkerlichaamshelft. Op CT hersenen een beeld verdacht voor RIP met omringend oedeem. Het lab toonde geen afwijkingen. Gedacht werd aan een primaire hersentumor, danwel cerebrale metastase van primaire tumor elders. Patiënt werd opgenomen ter observatie en ter verrichting van nadere diagnostiek middels MRI cerebrum.
Conclusie:
Sensomotore uitvalsverschijnselen op basis van ruimte innemend proces met omringend oedeem rechts parietaal .
Beleid iom B.:
- opname ter observatie en ter verrichting van MRI cerebrum. NB op SEH werd de uitslag van de CT cerebrum besproken, waarbij er werd aangegeven dat we nu nog niet het type onderliggende tumor weten en dat daarvoor nog aanvullende diagnostiek middels MRI cerebrum zal volgen.
- neurocontroles a 4 uur
- Heden geen start van dexamethason
- paracetamol 1000mg
…..’
Er is geen MRI gemaakt op 2 augustus 2019.
2.3. Op 3 augustus 2019 gaf klager tijdens de controle aan dat het iets beter met hem ging. Het dove gevoel was verminderd en hij kon zijn linkerbeen en –arm iets beter bewegen. Hij had nog wel hoofdpijn.
2.4. Op 4 augustus 2019 leek het slechter met klager te gaan. In het medisch dossier staat genoteerd:
‘ Decursus 4-8-2019 van F. 47065/ B.
Vpk/
Algemeen: sleept meer met linker been, kan niet alleen meer lopen, lijkt veel slechter dan gisteren, wel minder hoofdpijn
…..
A/
merkt dat hij de linker arm niet meer kan heffen, been lijkt wel het zelfde, geen hoofdpijn, niet misselijk, wel mindere eetlust maar probeert goed te eten
…
NO/
kan arm niet heffen
linker arm: deltoideu MRC 3-, biceps/triceps 4, knijpkracht 4
Iliopsoas/hamstrings conform gisteren
…
Actiepunten vandaag:
bellen radiologie: MRI hersenen misschien vandaag? Gingen kijken of er een MRI laborant in huis is.
Deze moet in huis worden gebeld. In overleg met B. dan akkoord met MRI hersenen morgen’
2.5. Op 5 augustus 2019 bleek bij controle dat klager verder achteruit ging. Er werd met spoed een MRI-hersenen gemaakt. Uit de MRI bleek er sprake te zijn van een hersenabces. Na overleg met het G. werd klager overgebracht naar het G. waar hij op 6 augustus 2019 werd geopereerd.
3. De klacht en het standpunt van klager
4. Het standpunt van verweerster
Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5. De beoordeling
5.1. Bij de tuchtrechtelijke beoordeling van beroepsmatig handelen in de zin van art. 47, eerste lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) gaat het niet om de vraag of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de aangeklaagde beroepsbeoefenaar binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in zijn beroepsgroep ter zake als norm was aanvaard. Daarnaast staat bij het antwoord op de vraag of verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld het persoonlijk handelen van verweerder centraal.
5.2. Klager verwijt verweerster dat zij tekort is geschoten in haar zorgvuldigheid ten opzichte van klager als patiënt. Hierdoor heeft verweerster verwijtbaar medisch onzorgvuldig gehandeld. Indien klager bij binnenkomst onverwijld gedegen en zorgvuldig zou zijn onderzocht en behandeld, zou men eerder tot een diagnose zijn gekomen en had klager eerder doorverwezen kunnen worden naar het G.
5.3. Het College overweegt hieromtrent het volgende.
Verweerster was betrokken bij de opname en het onderzoek van klager op 2 augustus 2019. Op grond van de anamnese, het lichamelijk onderzoek en de CT-scan kwam verweerster tot de conclusie dat er bij klager sprake was van een RIP (ruimte innemend proces) in de hersenen, waarschijnlijk veroorzaakt door een hersentumor, dan wel een metastase van een primaire tumor. Hoewel in de differentiaal diagnose een hersenabces niet wordt genoemd als mogelijke oorzaak van het RIP, sluit de benaming RIP een hersenabces niet uit. De diagnose hersenabces is echter zeer zeldzaam en op grond van het klinisch beeld en de CT-scan was er, naar het oordeel van het College, onvoldoende reden om aan een hersenabces te denken.
Het door verweerster ingezette beleid van nauwkeurige observatie en het afnemen van een MRI-scan van de hersenen, is adequaat voor alle vormen van een RIP.
Op 4 augustus 2019 was verweerster wederom bij de zorg voor klager betrokken. Zij constateerde een geringe achteruitgang van klager. Een dag eerder had een collega echter een verbetering geconstateerd. Vanwege dit wisselende beeld werd overwogen de geplande MRI-scan te vervroegen. Er bleek echter geen gekwalificeerd personeel in het ziekenhuis aanwezig te zijn. Verweerster heeft op basis van het klinische beeld besloten dat de MRI die voor de volgende dag gepland stond, kon worden afgewacht.
Het College is van oordeel dat gezien de zeer zeldzame diagnose, het wisselende beeld van de klachten, het lichamelijk onderzoek en de uitslag van de CT-scan er voor verweerster onvoldoende reden was om op dat moment tot een spoed MRI te besluiten.
De conclusie van het voorgaande is dat verweerster zorgvuldig heeft gehandeld. Ze heeft adequaat en voldoende snel genoeg aanvullend onderzoek ingezet en zorggedragen voor een goede bewaking van klager. De klacht is derhalve kennelijk ongegrond.
Verweerster kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg. Die weergave is in beroep niet, althans onvoldoende, bestreden. In aanvulling hierop stelt het Centraal Tuchtcollege vast dat de neuroloog op de dag dat klager werd binnengebracht – vrijdag 2 augustus 2019 – een MRI-scan heeft aangevraagd. Deze is die dag uiteindelijk niet gemaakt en vervolgens gepland voor maandag 5 augustus 2019.
4. Beoordeling van het beroep
4.1 Klager is het niet eens met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Hij betoogt ook in beroep dat de neuroloog in de zorg voor hem is tekortgeschoten. Als zij tijdig en zorgvuldig onderzoek had gedaan, zou zij eerder tot de diagnose hersenabces zijn gekomen en had hij eerder voor behandeling naar een ander ziekenhuis kunnen worden verwezen, aldus klager. Hij verwijt de neuroloog vooral dat zij niet met spoed een MRI-scan heeft laten maken.
4.2 Klager heeft in het beroepschrift ook bezwaar gemaakt tegen het feit dat hij door het Regionaal Tuchtcollege niet is gehoord. De gemachtigde van klager heeft dit bezwaar op de zitting ingetrokken zodat het geen verdere bespreking behoeft.
4.3. De neuroloog heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij verzoekt het Centraal Tuchtcollege om het beroep van klager te verwerpen en de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege in stand te laten.
4.4 Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van de inhoud van de in eerste aanleg geformuleerde klacht en het daarover in eerste aanleg door partijen schriftelijk gevoerde debat. Het door het Regionaal Tuchtcollege gevormde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd. In beroep is het debat door partijen schriftelijk nog een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding van de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat college gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 30 april 2021 is dat debat voortgezet.
4.5 De behandeling van de zaak in beroep heeft geen ander licht op de zaak geworpen. Het Centraal Tuchtcollege kan zich verenigen met de overwegingen en het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege en neemt deze overwegingen en dit oordeel integraal over. Het Centraal Tuchtcollege voegt hier nog aan toe dat, zoals de neuroloog ter terechtzitting nader heeft toegelicht, zij op zondag 4 augustus 2019 heeft overwogen om de voor maandag 5 augustus 2019 geplande MRI-scan te vervroegen. Er was die zondag echter geen gekwalificeerd personeel in het ziekenhuis aanwezig om de MRI-scan te maken. De neuroloog heeft toen bij de afweging of zij daarvoor een gekwalificeerde medewerker zou laten oproepen of dat de MRI -scan kon wachten tot de volgende dag, tot het laatste besloten. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat dit gelet op het geschetste toestandsbeeld van klager een verdedigbare keuze is en dat de neuroloog daarmee is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening.
4.6 Dit betekent dat het Regionaal Tuchtcollege de klacht terecht ongegrond heeft verklaard en dat het beroep moet worden verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: C.H.M. van Altena, voorzitter,
H. de Hek en R.H. Zuijderhoudt, leden-juristen en P.J. Koehler en H.C. Tjeerdsma, leden‑beroepsgenoten en E.D. Boer, secretaris.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 mei 2021.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.