Home

ECLI:NL:TGZCTG:2015:155 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 28-05-2015 C2014.394

ECLI:NL:TGZCTG:2015:155 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 28-05-2015 C2014.394

Gegevens

Instantie
Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg
Datum uitspraak
28 mei 2015
Datum publicatie
28 mei 2015
ECLI
ECLI:NL:TGZCTG:2015:155
Zaaknummer
C2014.394

Inhoudsindicatie

De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

Uitspraak

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2014.394 van:

A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

tegen

C., kno-arts, werkzaam te D., verweerster in beide instanties,

gemachtigde: M.J. de Groot te Utrecht.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna klaagster - heeft op 3 december 2013 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. - hierna de kno-arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van

13 mei 2014, onder nummer 13/446 heeft dat College de klacht afgewezen.

Klaagster is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De kno-arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in hoger beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaken C2014.389, C2014.390, C2014.391, C2014.392, C2014.393 en C2014.395 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 28 april 2015, waar voor de behandeling van de onderhavige zaak namens de kno-arts mr. E.C. Haverkarte is verschenen. Klaagster is niet verschenen.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1 Verweerster is sedert oktober 2011 als KNO-arts werkzaam in het E. te F., verder te noemen: het ziekenhuis.

2.2 Op 22 juni 2012 heeft klaagster wegens keelklachten verweerster op verwijzing van de huisarts geconsulteerd. Na het afnemen van de anamnese heeft verweerster een flexibele laryngoscopie bij klaagster verricht. Als diagnose noteerde verweerster in het dossier: " 1. St. na poging suicide en veelvuldig braken 2. Droogheid keel, ogen 3. Tekenen ven reflux obv laryngoscopie 4. Passageklacht voedsel " en als beleid: " X slik Pantozol Co nadien".

2.3 Op 29 juni 2012 zag verweerster klaagster terug. De uitslag van de X slik luidde: geen bijzonderheden. Als beleid noteerde verweerster in het dossier: " Pt wil heden geen pantozol beginnen gezien Helicobacter problematiek, waarvoor zij heden bij huisarts loopt. Expectatief. Co 3 maanden."

2.4 Op 19 juli 2012 heeft klaagster verweerster schriftelijk onder meer laten weten dat zij had nagelaten de uitslag van de laryngoscopie naar de huisarts te sturen en dat zij het vermoeden had dat verweerster medische informatie achterhield. Verweerster heeft deze brief op 31 juli 2012 ontvangen.

3. De klacht en het standpunt van klaagster

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster :

1. haar beroepsgeheim heeft geschonden;

2. de uitslag van de laryngoscopie niet heeft verzonden naar de huisarts;

3. heeft gepoogd de afspraak voor het consult op 22 juni 2012 en de uitslagen van de toen verrichte laryngoscopie te verduisteren in het voordeel van de gemeente.

4. Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

De onderscheiden klachtonderdelen lenen zich, gelet op hun onderlinge samenhang, voor een gezamenlijke behandeling.

Anders dan klaagster meent, kan op grond van de stukken niet worden vastgesteld dat verweerster is tekortgeschoten in de zorg die klaagster van haar mocht verwachten.

Klaagster heeft haar klacht dat verweerster haar beroepsgeheim heeft geschonden volstrekt niet onderbouwd. Datzelfde geldt voor het klachtonderdeel dat verweerster heeft gepoogd de uitslag van de laryngoscopie en de afspraak van 22 juni 2012 in het voordeel van de gemeente te verduisteren. Ook het college heeft in de stukken daarvoor geen aanknopingspunt gevonden. Dat betekent dat de juistheid van deze klachtonderdelen niet is komen vast te staan. Verweerster betwist voorts dat zij de uitslag van de laryngoscopie niet aan de huisarts heeft verzonden. Verweerster heeft in dat verband aangevoerd dat zij deze uitslag direct na het consult op 29 juni 2012 heeft verzonden. Op 31 juli - na de ontvangst van klaagsters brief van 19 juli 2012 - heeft verweerster de brief nogmaals verstuurd. Het college kan dan ook niet vaststellen of klaagster het gelijk aan haar zijde heeft.

Naar het oordeel van het college gaat het niet aan om vanuit het ongerijmde een beroepsbeoefenaar ongegronde verwijten te maken. Dat leidt tot de conclusie dat de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.

Verweerster kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4. Beoordeling van het hoger beroep

4.1 Klaagster beoogt met haar beroep haar klacht in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege voor te leggen en concludeert tot gegrond verklaring van het beroep.

4.2 De kno-arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd en concludeert tot verwerping van het beroep.

4.3 Het Centraal Tuchtcollege is allereerst van oordeel dat klaagster kan worden ontvangen in haar hoger beroep, nu zij voldoende heeft aangegeven waarom zij het niet eens is met het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege. De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege vervolgens geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter,

mr. R. Prakke-Nieuwenhuizen en mr. J.M. Rowel-van der Linde, leden-juristen en drs. F.M.M. van Exter en drs. M.A.P.E. Bulder-van Beers, leden-beroepsgenoten en

mr. M. van Esveld, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 28 mei 2015.

Voorzitter w.g. Secretaris w.g.