Home

Raad van State, 15-08-2018, ECLI:NL:RVS:2018:2726, 201709392/1/A2

Raad van State, 15-08-2018, ECLI:NL:RVS:2018:2726, 201709392/1/A2

Gegevens

Instantie
Raad van State
Datum uitspraak
15 augustus 2018
Datum publicatie
15 augustus 2018
ECLI
ECLI:NL:RVS:2018:2726
Zaaknummer
201709392/1/A2

Inhoudsindicatie

Bij besluit van 7 november 2016 heeft de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport besloten de registratie van [appellant] in het register van apothekers na 31 december 2016 door te halen, tenzij hij tijdig een aanvraag voor de uiterste herregistratiedatum indient. [appellant] was ingeschreven in het register van apothekers als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg. In de brief waarbij het besluit aan [appellant] bekend is gemaakt heeft de minister vermeld dat als [appellant] uiterlijk 31 december 2016 alsnog een aanvraag voor herregistratie indient, het besluit niet in werking treedt en zijn inschrijving in het BIG-register niet wordt doorgehaald zolang zijn aanvraag in behandeling is.

Uitspraak

201709392/1/A2.

Datum uitspraak: 15 augustus 2018

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 19 oktober 2017 in zaak nr. 17/1744 in het geding tussen:

[appellant]

en

de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (thans: de minister voor Medische Zorg).

Procesverloop

Bij besluit van 7 november 2016 heeft de minister besloten de registratie van [appellant] in het register van apothekers na 31 december 2016 door te halen, tenzij hij tijdig een aanvraag voor de uiterste herregistratiedatum indient.

Bij besluit van 24 januari 2017 heeft de minister het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

Bij mondelinge uitspraak van 19 oktober 2017 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Een afschrift van het proces-verbaal van deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

De minister heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

Geen van de partijen heeft binnen de gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht ter zitting te worden gehoord, waarna de Afdeling het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, gelezen in verbinding met artikel 8:108, eerste lid, van de Awb heeft gesloten.

Overwegingen

1.    [appellant] was ingeschreven in het register van apothekers als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (hierna: Wet BIG). Bij het besluit van 7 november 2016, verzonden 15 november 2016, heeft de minister de inschrijving van [appellant] per 1 januari 2017 doorgehaald, omdat hij geen aanvraag voor herregistratie heeft ingediend. In de brief waarbij het besluit aan [appellant] bekend is gemaakt heeft de minister vermeld dat als [appellant] uiterlijk 31 december 2016 alsnog een aanvraag voor herregistratie indient, het besluit niet in werking treedt en zijn inschrijving in het BIG-register niet wordt doorgehaald zolang zijn aanvraag in behandeling is. Bij de toezending van het besluit is aan [appellant] medegedeeld dat hij binnen 6 weken na verzending van het besluit daartegen bezwaar kon maken bij de minister.

2.    De minister heeft het bezwaar van [appellant] niet-ontvankelijk verklaard, omdat het buiten de daarvoor geldende termijn van zes weken is ingediend en [appellant], na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, niet zodanige omstandigheden heeft aangevoerd dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding.

3.    De rechtbank heeft geoordeeld dat tussen partijen niet in geschil is dat [appellant] niet binnen de daarvoor geldende termijn zijn bezwaar heeft ingediend, nu de minister het bezwaarschrift pas op 30 december 2016 per e-mail heeft ontvangen. [appellant] heeft niet gesteld dat de termijnoverschrijding niet aan hem is toe te rekenen. Aan een inhoudelijke behandeling van het bezwaar kan daarom niet worden toegekomen, aldus de rechtbank.

4.    In hoger beroep betoogt [appellant] dat de rechtbank ten onrechte tot haar oordeel is gekomen. Hij voert daartoe aan dat de minister voorbij had moeten gaan aan de overschrijding met enkele dagen van de termijn voor het indienen van het bezwaar. Het heeft hem 6 jaar gekost om het apothekersdiploma en de daarbij behorende registratie te verkrijgen. Het is voor hem dan ook ondragelijk dat de minister vasthoudt aan de bezwaartermijn van 6 weken. De ter zitting bij de rechtbank overgelegde stukken bewijzen ten slotte niets over de datum van ontvangst van de brief van 7 november 2016, aldus [appellant]. Hij wil daarom een principiële en inhoudelijke discussie in plaats van een discussie over de termijn voor het indienen van bezwaar.

5.    Uit de in bijlage vermelde bepalingen van de Awb blijkt dat voor de aanvang van de bezwaartermijn niet de datum van ontvangst van het besluit, maar de datum van bekendmaking ervan bepalend is. Het besluit is aan [appellant] bekendgemaakt op 15 november 2016, de dag van verzending van het besluit van 7 november 2016. [appellant] kon derhalve tot en met 27 december 2016 bezwaar maken tegen dat besluit. [appellant] heeft pas op 30 december 2016, derhalve buiten de daarvoor gestelde termijn, per e-mail bezwaar gemaakt. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat [appellant] geen redenen heeft aangevoerd op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat hij in verzuim is geweest. Dat het besluit ingrijpende gevolgen voor hem heeft of dat hij het besluit op inhoudelijke gronden onjuist acht, is geen reden om te oordelen dat de termijnoverschrijding niet aan [appellant] kan worden toegerekend. Nu de minister het bezwaar terecht wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk heeft verklaard, heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat niet kan worden toegekomen aan een inhoudelijke behandeling van de zaak, hoe spijtig dat voor [appellant] ook is.

    Het betoog faalt.

6.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, griffier.

w.g. Van Altena    w.g. Bindels

lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2018

17. BIJLAGE

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 3:41, eerste lid

De bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.

Artikel 6:7

De termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift bedraagt zes weken.

Artikel 6:8, eerste lid

De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.

Artikel 6:9

1. Een bezwaar- of beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.

2. Bij verzending per post is een bezwaar- of beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.

Artikel 6:11

Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg

Artikel 3

1. Er worden registers ingesteld, waarin degenen die aan de daarvoor bij en krachtens deze wet gestelde voorwaarden voldoen, op hun aanvrage worden ingeschreven, onderscheidenlijk als:

arts,

tandarts,

apotheker,

gezondheidszorgpsycholoog,

psychotherapeut,

fysiotherapeut,

verloskundige,

verpleegkundige.

2.  Bij elke inschrijving worden in het register vermeld de naam, voornamen, geslacht, geboortedatum, nationaliteit en adres van de betrokkene en het nummer en het tijdstip van inschrijving.

3. Indien de inschrijving van een beroepsbeoefenaar plaatsvindt op basis van een gedeeltelijke toegang als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties, wordt dit bij de inschrijving aangetekend, waarbij wordt vermeld voor welke beroepswerkzaamheden de gedeeltelijke toegang geldt en onder welke beroepstitel die beroepsbeoefenaar zijn beroepswerkzaamheden op grond van artikel 12, derde lid, uitvoert.

4. Elk register wordt ingesteld en beheerd door Onze Minister.

5. De registers worden ingesteld ten einde te kunnen voldoen aan een verzoek om informatie als bedoeld in artikel 12 en ten behoeve van het toezicht op de uitvoering van de artikelen 4 en 17.

Artikel 8, eerste en tweede lid

1. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald dat de inschrijving in een bij de maatregel aangewezen register wordt doorgehaald indien na de in het tweede lid bedoelde datum een bij de maatregel aangegeven periode is verstreken.

2.  De in het eerste lid bedoelde datum is de meest recente van de volgende data:

a. de datum waarop de ingeschrevene een bij of krachtens hoofdstuk III of VI aangewezen getuigschrift of een in artikel 41, eerste lid, onder b, bedoelde verklaring of een erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties heeft verkregen;

b. de naar aanleiding van een aanvrage van de ingeschrevene in het register aangetekende datum voorafgaand waaraan hij in de in het eerste lid bedoelde periode overeenkomstig door Onze Minister gestelde regels met goed gevolg scholing heeft afgerond of de datum van toelating tot een opleiding die leidt tot een wettelijk erkend specialisme als bedoeld in artikel 14, eerste lid;

c. de naar aanleiding van een aanvrage van de ingeschrevene in het register aangetekende datum voorafgaande waaraan de ingeschrevene op het desbetreffende gebied van de beroepsuitoefening werkzaamheden heeft verricht die wat betreft duur en spreiding over de in het eerste lid bedoelde periode voldoen aan bij algemene maatregel van bestuur te stellen regelen.

Besluit periodieke registratie Wet BIG

Artikel 2

1. Voor de toepassing van artikel 8, eerste lid, van de wet worden de volgende registers aangewezen:

a. het register van verpleegkundigen;

b. het register van fysiotherapeuten;

c. het register van verloskundigen;

d. het register van artsen;

e. het register van tandartsen;

f. het register van apothekers;

g. het register van psychotherapeuten;

h. het register van gezondheidszorgpsychologen.

2. De inschrijving in een register als bedoeld in het eerste lid, wordt doorgehaald indien na de desbetreffende in artikel 8, tweede lid, onderdeel b of c, van de wet bedoelde datum een periode van vijf jaren is verstreken.

3. Uiterlijk zes maanden voor het verstrijken van de periode, genoemd in het tweede lid, stelt Onze Minister de geregistreerde schriftelijk op de hoogte van het naderen van het einde van deze periode. Hierbij wordt de geregistreerde erop attent gemaakt dat diens registratie in het register zal worden doorgehaald, indien voor het verstrijken van de periode, genoemd in het tweede lid, in het register geen aantekening wordt gemaakt als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de wet.

4. Personen van wie de registratie in het register is doorgehaald vanwege het niet voldoen aan de eisen, genoemd in artikel 8, tweede lid, onderdelen b of c, van de wet en die daaruit niet zijn verwijderd op grond van de artikelen 7, onderdelen c of d, of 42, derde lid, van de wet en die niet zijn geschorst op grond van artikel 48, eerste lid, onderdeel d, van de wet mogen hun gewezen titel onder de toevoeging van "niet praktiserend" blijven gebruiken.