Home

Raad van State, 19-10-2016, ECLI:NL:RVS:2016:2764, 201603370/1/R6

Raad van State, 19-10-2016, ECLI:NL:RVS:2016:2764, 201603370/1/R6

Gegevens

Instantie
Raad van State
Datum uitspraak
19 oktober 2016
Datum publicatie
19 oktober 2016
ECLI
ECLI:NL:RVS:2016:2764
Zaaknummer
201603370/1/R6
Relevante informatie
Wet geluidhinder [Tekst geldig vanaf 01-05-2017] [Regeling ingetrokken per 2020-02-19]

Inhoudsindicatie

Bij besluit van 16 maart 2016 heeft het college van gedeputeerde staten hogere waarden als bedoeld in artikel 110a van de Wet geluidhinder (hierna: de Wgh) vastgesteld ten behoeve van het gewijzigde tracé voor de Buitenring Parkstad Limburg (hierna: de BPL) zoals vastgesteld in het provinciaal inpassingsplan "Herziening PIP BPL optimalisatie Kranenpool Brunssum".

Uitspraak

201603370/1/R6

Datum uitspraak: 19 oktober 2016

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellant sub 1], wonend te [woonplaats],

2. [appellante sub 2A], gevestigd te [plaats], en [appellant sub 2B], wonend te [woonplaats] (hierna gezamenlijk en in enkelvoud: [appellant sub 2]);

en

het college van gedeputeerde staten van Limburg,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 16 maart 2016 heeft het college van gedeputeerde staten hogere waarden als bedoeld in artikel 110a van de Wet geluidhinder (hierna: de Wgh) vastgesteld ten behoeve van het gewijzigde tracé voor de Buitenring Parkstad Limburg (hierna: de BPL) zoals vastgesteld in het provinciaal inpassingsplan "Herziening PIP BPL optimalisatie Kranenpool Brunssum".

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.

Het college van gedeputeerde staten heeft een verweerschrift ingediend.

Bij besluit van 1 september 2016 heeft het college van gedeputeerde staten het besluit van 16 maart 2016 gewijzigd.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 september 2016, waar [appellant sub 1], vertegenwoordigd door M.N.J. Trommelen en J.H.L. l’Espoir, [appellant sub 2], vertegenwoordigd door M.G. Rosenbrand, en het college van gedeputeerde staten, vertegenwoordigd door mr. H.J.M. Besselink, advocaat te Den Haag, en P.H.P. Hawinkels, mr. P.J.M. Lardinois, J.I.J.H. van Rooij en mr. M.J.G. Snijders, allen werkzaam bij de provincie, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1. De hogere waarden zijn vastgesteld ten behoeve van het inpassingsplan "Herziening PIP BPL optimalisatie Kranenpool Brunssum". Dit plan voorziet in de optimalisatie van het deel van het tracéontwerp voor de BPL ter hoogte van de Mijnsteenberg Hendrik/aansluiting Kranenpool in Brunssum. Het doel daarvan is om kosten te besparen door de BPL hoger aan te leggen dan is voorzien in het inpassingsplan BPL uit 2012. In dat plan was het de bedoeling de BPL ter plaatse 8 m verdiept aan te leggen, maar de BPL zal nu ter plaatse verhoogd worden aangelegd.

2. Bij besluit van 16 maart 2016 heeft het college van gedeputeerde staten een hogere waarde van 51 dB voor de woning van [appellant sub 1] aan de [locatie 1] en een hogere waarde van 50 dB voor de woonwagen van [appellant sub 2] aan de [locatie 2] in Brunssum vastgesteld.

2.1. Bij besluit van 1 september 2016 heeft het college van gedeputeerde staten het besluit van 16 maart 2016 in die zin gewijzigd dat voor de woning van [appellant sub 1] een hogere waarde van 53 dB in plaats van 51 dB is vastgesteld. Het college van gedeputeerde staten heeft toegelicht dat in het besluit van 16 maart 2016 ten onrechte als uitgangspunt is genomen dat de woning van [appellant sub 1] één bouwlaag heeft, terwijl de woning feitelijk drie bouwlagen heeft. In het besluit van 1 september 2016 is het juiste aantal bouwlagen als uitgangspunt genomen voor de berekening van de geluidbelasting op de woning van [appellant sub 1].

2.2. Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft het beroep van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.

2.3. De Afdeling merkt het besluit van 1 september 2016 voor het beroep van [appellant sub 1] aan als een besluit in de zin van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb, nu dit betrekking heeft op zijn woning, waarvoor in het besluit van 16 maart 2016 eerder een hogere waarde is vastgesteld en waartegen zijn beroep is gericht.

2.4. [appellant sub 1] heeft tegen het besluit van 1 september 2016 geen andere gronden aangevoerd dan de gronden die hij reeds tegen het besluit van 16 maart 2016 heeft aangevoerd. De Afdeling zal ten aanzien van het beroep van [appellant sub 1] eerst de beroepsgronden tegen het besluit van 1 september 2016 beoordelen en vervolgens beoordelen of er nog belang bestaat bij een beoordeling van zijn beroep tegen het besluit van 16 maart 2016.

Geluidbeperkende maatregelen

3. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat ten onrechte geen geluidbeperkende maatregelen worden getroffen zodat aan de voorkeursgrenswaarde in de Wgh kan worden voldaan. Zij stellen dat het college van gedeputeerde staten niet heeft gemotiveerd waarom de geluidbelasting van het desbetreffende deel van de BPL niet kan worden teruggebracht door het treffen van snelheidsbeperkende maatregelen. [appellant sub 1] wijst er in dat verband op dat slechts op 200 m afstand van het tracé waarvoor thans hogere waarden zijn vastgesteld, reeds snelheidsbeperkende maatregelen zijn genomen vanwege de stikstofdepositie op het Natura 2000-gebied Brunssummerheide. Hij voert aan dat het verlengen van de daar in te voeren 80 km/u-zone tot langs de woningen en woonwagens niet tot een ernstig capaciteitsverlies zal leiden. [appellant sub 2] stelt voorts dat de geluidbelasting ook kan worden teruggebracht met de aanleg van geluidreducerend asfalt en door het plaatsen van een hoger geluidscherm ter hoogte van zijn woonwagen. [appellant sub 1] verzet zich op zijn beurt tegen de plaatsing van geluidschermen en stelt dat zijn uitzicht ernstig wordt aangetast. [appellant sub 2] stelt tot slot dat maatregelen aan de gevel van zijn woonwagen kunnen worden getroffen.

3.1. Ingevolge artikel 110a, eerste lid in samenhang met het zevende lid, van de Wgh is het college van gedeputeerde staten binnen de grenzen van de provincie bevoegd tot het vaststellen van een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting in verband met de aanleg of reconstructie van een weg in beheer bij de provincie.

Ingevolge het vijfde lid kan het college slechts toepassing geven aan de in het eerste lid van dit artikel toegekende bevoegdheid tot het vaststellen van een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting indien toepassing van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de geluidbelasting vanwege de weg van de gevel van de betrokken woning tot de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting onvoldoende doeltreffend zal zijn dan wel overwegende bezwaren ontmoet van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard.

3.2. Het college van gedeputeerde staten heeft akoestisch onderzoek laten verrichten naar de geluidbelasting van het desbetreffende tracé op de omliggende woningen en woonwagens. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in het rapport "Akoestisch onderzoek, Herziening PIP BPL Optimalisatie Kranenpool Brunssum" van 1 februari 2016 opgesteld door onderzoeksbureau Antea Group (hierna: het akoestisch rapport). De geluidbelasting op de woning van [appellant sub 1] is berekend in het aanvullende geluidrapport "Onderbouwing wijziging hogere waarde [locatie 1] te Brunssum (hierna: het aanvullende rapport).

Uit het akoestisch rapport volgt dat bij een aantal woningen en woonwagens in de nabijheid van het betreffende deel van de BPL niet aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB kan worden voldaan. Omdat bij één van de woningen en één van de woonwagens ook de maximale toegestane geluidbelasting wordt overschreden zullen op twee plaatsen op het tracé geluidschermen worden geplaatst. Het betreft een reflecterend geluidscherm met een lengte van 275 m en een hoogte van 1,5 m langs de woonwagenstandplaatsen aan de Eindstraat en een absorberend geluidscherm met een lengte van 85 m en een hoogte van 2 m langs een deel van de Sleisingerstraat. Met inachtneming van deze geluidschermen en de reeds geprojecteerde bronmaatregelen bedraagt de geluidbelasting bij de woning van [appellant sub 1] 53 dB en bij de woonwagen van [appellant sub 2] 50 dB, zo volgt uit het akoestisch rapport.

3.3. Over het treffen van snelheidsbeperkende maatregelen heeft het college van gedeputeerde staten gesteld dat de BPL is bedoeld en ontworpen als regionale stroomweg met als doel een vlotte en veilige afwikkeling van regionaal en bovenregionaal verkeer. Eén van de vaste ontwerpkenmerken die bij dit type weg hoort op basis van de landelijke richtlijnen van het CROW, is een maximumsnelheid van 100 km/u. Een verlaging van de maximumsnelheid naar 80 km/u leidt tot een capaciteitsverlies en heeft een negatief effect op het realiseren van de doelstellingen die met de aanleg van de weg worden nagestreefd. Over de snelheidsbeperkende maatregel langs het Natura 2000-gebied Brunsummerheide heeft het college van gedeputeerde staten toegelicht dat ter plaatse met het oog op het beperken van de stikstofdepositie een maximumsnelheid van 80 km/u is ingevoerd. Hiertoe is in het provinciaal inpassingsplan "Buitenring Parkstad Limburg 2012", vastgesteld door provinciale staten op 29 juni 2012, de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - snelheidsbeperking" toegekend. Bij hoge uitzondering is afgeweken van het uitgangspunt van een maximumsnelheid van 100 km/u, nu dit noodzakelijk was om een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 te verkrijgen.

Dat gelet op deze omstandigheden een uitzondering is gemaakt op de maximumsnelheid van 100 km/u, betekent niet dat het college van gedeputeerde staten was gehouden tot het treffen van verdere snelheidsbeperkende maatregelen met het oog op het beperken van de geluidbelasting op de woning van [appellant sub 1] en de woonwagen van [appellant sub 2]. In dat verband stelt de Afdeling vast dat, anders dan door [appellant sub 1] is gesteld, de afstand van de gronden met de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - snelheidsbeperking" tot het gedeelte van het tracé langs de woning van [appellant sub 1] en de woonwagen van [appellant sub 2] ruim 1,5 km bedraagt. Gelet op die ruime afstand heeft het college van gedeputeerde staten zich naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het verlengen van de 80 km/u-zone tot langs de woning van [appellant sub 1] en de woonwagen van [appellant sub 2] tot een aanzienlijk capaciteitsverlies leidt en een negatief effect heeft op het realiseren van de doelstellingen die met de aanleg van de BPL worden nagestreefd. Gelet hierop heeft het college van gedeputeerde staten zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het treffen van snelheidsbeperkende maatregelen overwegende bezwaren van verkeerskundige aard ontmoet. Het betoog faalt.

3.4. Het akoestisch rapport bevat voorts de resultaten van een doelmatigheidsonderzoek waarin de doeltreffendheid van geluidbeperkende maatregelen in relatie tot bezwaren van financiële aard zijn beoordeeld. Het doelmatigheidsonderzoek is uitgevoerd op basis van de Beleidsregels vaststellen en wijzigen hogere waarden Wet geluidhinder, vastgesteld door provinciale staten op 19 december 2013 (hierna: de beleidsregels hogere waarden). In de beleidsregels hogere waarden is vastgelegd hoe de kosten van geluidbeperkende maatregelen moeten worden afgewogen tegen de baten. Tevens zijn daarin kencijfers opgenomen voor de kosten van geluidmaatregelen.

In het akoestisch rapport staat dat een geluidscherm waarmee de geluidbelasting bij de woonwagens langs de Eindstraat wordt teruggebracht naar de voorkeursgrenswaarde van 48 dB tenminste 600 m lang en 6,5 m hoog dient te zien. De totale kosten voor dit geluidscherm zouden conform de kengetallen in de beleidsregels hogere waarden € 1.950.000 bedragen. Het toegekende budget voor geluidbeperkende maatregelen langs de Eindstraat is conform het beleid vastgesteld op ongeveer € 207.000. Gelet hierop heeft het college van gedeputeerde staten zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat een hoger geluidscherm, zoals door [appellant sub 2] is voorgesteld, overwegende bezwaren van financiële aard ontmoet.

Voor zover [appellant sub 1] heeft betoogd dat een plaatsing van een geluidscherm leidt tot een beperking van zijn uitzicht, overweegt de Afdeling dat in het akoestisch rapport staat dat langs de Bouwbergstraat geen geluidscherm zal worden geplaatst nu de totale kosten daarvan het budget voor geluidbeperkende maatregelen langs de Bouwbergstraat overschrijden. De raad heeft voorts onweersproken gesteld dat [appellant sub 1] geen zicht zal hebben op de wel te realiseren geluidschermen vanwege tussenliggende bebouwing en bosschages. Een beperking van uitzicht is gelet hierop niet aan de orde. Voor zover [appellant sub 1] ter zitting heeft gewezen op gronden ten noorden van het thans voorliggende tracé waar als gevolg van geluidschermen dan wel landschappelijke inpassingsmaatregelen een beperking van zijn uitzicht zal optreden, overweegt de Afdeling dat het besluit hogere waarden daarin niet voorziet en dat het betoog in zoverre in deze procedure niet aan de orde kan komen.

De betogen falen.

3.5. Over de toepassing van geluidreducerend asfalt staat in het akoestisch rapport dat in het ontwerp van de gehele BPL reeds een geluidreducerende wegdekverharding is voorzien (type dunne deklaag B) waarmee bij de prognose van de geluidbelasting bij de voorliggende herziening rekening is gehouden. Het betoog van [appellant sub 2] dat ten onrechte niet in geluidreducerend asfalt wordt voorzien, mist derhalve feitelijk grondslag.

3.6. Ten aanzien van het betoog dat gevelisolerende maatregelen hadden moeten worden getroffen, overweegt de Afdeling dat voor de geluidsbelasting binnen een woning als bedoeld in artikel 1 van de Wgh het bepaalde in artikel 111b, tweede lid, van de Wgh geldt dat moet worden bevorderd dat de geluidsbelasting binnen de woning bij gesloten ramen ten hoogste 33 dB bedraagt. Uit de systematiek van de Wgh volgt dat eerst na vaststelling van hogere waarden als bedoeld in artikel 100a dient te worden bepaald of, mogelijk in verband met een slechte gevelisolatie, op grond van artikel 111b, tweede lid, maatregelen moeten worden getroffen om te bewerkstelligen dat de binnenwaarde ten hoogste 33 dB bedraagt. De gevelisolatie dan wel de binnenwaarde van woningen speelt bij het vaststellen van hogere waarden geen rol. Het betoog faalt.

Cumulatie

4. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat het college van gedeputeerde staten onvoldoende onderzoek heeft verricht naar de te verwachten gecumuleerde geluidbelasting bij hun woning en woonwagen. Zij wijzen op de bestaande geluidoverlast van overvliegende AWACS-vliegtuigen. [appellant sub 1] wijst voorts op geluidhinder van verschillende bedrijven in de omgeving. Verder stelt hij dat rekening had moeten worden gehouden met het toekomstige geluid van verkeer van en naar het attractiepark Nature Wonder World dat in de nabijheid zal worden gerealiseerd.

4.1. De Afdeling overweegt dat de Wgh alleen verplicht tot het verrichten van onderzoek naar de effecten van samenloop van de verschillende geluidbronnen ter plaatse van woningen, indien voor die woningen een hogere waarde is vastgesteld én deze tevens zijn gelegen in twee of meer aanwezige of toekomstige geluidzones als bedoeld in de Wgh. De AWACS-vliegtuigen zijn weliswaar gezoneerd, maar de zone strekt zich niet uit over de woning en woonwagen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2]. Hun woningen zijn evenmin gelegen in de geluidzone van een gezoneerd industrieterrein. Gelet hierop was het college van gedeputeerde staten op grond van de Wgh niet verplicht tot het verrichten van onderzoek naar de effecten van cumulatie met de door [appellant sub 1] en [appellant sub 2] genoemde geluidbronnen. Het betoog faalt.

4.2. De Afdeling merkt op dat de gecumuleerde geluidbelasting in de uitspraak van heden inzake de vaststelling van het inpassingsplan "Herziening PIP BPL optimalisatie Kranenpool Brunssum, ELCI:NL:RVS:2016:2721, desalniettemin wordt beoordeeld in het kader van de vraag of sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

Conclusie

5. Gelet op het voorgaande zijn de beroepen ongegrond.

6. Gelet op het voorgaande wordt het bestreden besluit, zoals dat is gewijzigd met het besluit van 1 september 2016, met deze uitspraak onherroepelijk. Dat betekent dat aan het besluit van 16 maart 2016 voor zover daarin voor de woning van [appellant sub 1] een hogere waarde van 51 dB is vastgesteld, geen betekenis meer toekomt. Onder deze omstandigheden en nu ook overigens niet is gebleken van enig belang bij de beoordeling van het beroep van [appellant sub 1] tegen het besluit van 16 maart 2016, is het beroep van [appellant sub 1] tegen het besluit van 16 maart 2016 niet-ontvankelijk.

7. Nu het college van gedeputeerde staten zich naar aanleiding van het beroep van [appellant sub 1] nader heeft beraden op de juistheid van het besluit van 16 maart 2016 voor zover daarin een hogere waarde van 51 dB was vastgesteld voor zijn woning, ziet de Afdeling aanleiding te gelasten dat het college van gedeputeerde staten het door [appellant sub 1] gestorte griffierecht vergoedt.

8. Ten aanzien van [appellant sub 1] is niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van het beroep van [appellant sub 2] bestaat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het beroep van [appellant sub 1] tegen het besluit van 16 maart 2016 niet-ontvankelijk;

II. verklaart het beroep van [appellant sub 1] tegen het besluit van 1 september 2016 en het beroep van [appellante sub 2A] en [appellant sub 2B] tegen het besluit van 16 maart 2016 ongegrond;

III. gelast dat het college van gedeputeerde staten van Limburg aan [appellant sub 1] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. Th.C. van Sloten en mr. B.P.M. van Ravels, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.A. Blankenstein, griffier.

w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Blankenstein

voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 19 oktober 2016

821.