Raad van State, 29-01-2014, ECLI:NL:RVS:2014:204, 201303547/1/A1
Raad van State, 29-01-2014, ECLI:NL:RVS:2014:204, 201303547/1/A1
Gegevens
- Instantie
- Raad van State
- Datum uitspraak
- 29 januari 2014
- Datum publicatie
- 29 januari 2014
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2014:204
- Zaaknummer
- 201303547/1/A1
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 16 februari 2012 heeft de RDW het kentekenbewijs van het voertuig met kenteken […] (hierna: het voertuig) met ingang van die datum ongeldig verklaard.
Uitspraak
201303547/1/A1.
Datum uitspraak: 29 januari 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 5 maart 2013 in zaak nr. 12/5114 in het geding tussen:
[appellant]
en
de directie van de Dienst Wegverkeer (hierna: de RDW).
Procesverloop
Bij besluit van 16 februari 2012 heeft de RDW het kentekenbewijs van het voertuig met kenteken […] (hierna: het voertuig) met ingang van die datum ongeldig verklaard.
Bij besluit van 6 september 2012 heeft de RDW het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 5 maart 2013 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De RDW heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 januari 2014, waar [appellant], bijgestaan door mr. R. Polderman, advocaat te Alkmaar, en de RDW, vertegenwoordigd door mr. C. van der Berg, werkzaam bij de RDW, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 57, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wegenverkeerswet 1994 verliest een kentekenbewijs, onverminderd artikel 56, zijn geldigheid door ongeldigverklaring.
Ingevolge artikel 58, tweede lid, aanhef en onder f, kan een kentekenbewijs ongeldig worden verklaard in andere dan in dit artikel genoemde, bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen, gevallen. Deze gevallen zijn vastgesteld in het Kentekenreglement.
Ingevolge artikel 37, derde lid, aanhef en onder b, van het Kentekenreglement kan de RDW een kentekenbewijs ongeldig verklaren indien naar het oordeel van deze dienst blijkt dat het voertuig, waarvoor dat bewijs is afgegeven, voorgoed buiten Nederland is gebracht.
2. [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de RDW in redelijkheid aanleiding had moeten zien om af te wijken van het beleid door terugwerkende kracht te verlenen aan het ongeldig verklaren van het kentekenbewijs. Hij voert daartoe aan dat het voertuig al in 2006 is uitgevoerd naar Engeland en daar is gesloopt. In dit verband wijst hij op een verklaring van TruckEast te Engeland en een brief van zijn partner van 2 februari 2012.
2.1. Bij besluit van 16 februari 2012 heeft de RDW het kentekenbewijs ongeldig verklaard op grond van artikel 37, derde lid, aanhef en onder b, van het Kentekenreglement. In het besluit van 6 september 2012 heeft de RDW de ongeldigverklaring van het kentekenbewijs met ingang van 16 februari 2012 gehandhaafd. Daartoe heeft de RDW overwogen dat geen aanleiding wordt gezien om, in afwijking van het ter zake gevoerde beleid, het kentekenbewijs met terugwerkende kracht vanaf een eerder tijdstip ongeldig te verklaren.
2.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (bijvoorbeeld uitspraak van 22 augustus 2007 in zaak nr. 200701004/1/H3), kan niet worden geoordeeld dat het door de RDW gevoerde beleid om in beginsel geen terugwerkende kracht te verlenen aan besluiten, inhoudende ongeldigverklaring van het kentekenbewijs van een voertuig, niet redelijk is. De zuiverheid van het kentekenregister als basisregistratie en de rechtszekerheid met betrekking tot de tenaamstelling van voertuigen rechtvaardigen een dergelijk beleid. Zoals de Afdeling ook eerder heeft overwogen (uitspraak van 6 juli 2011 in zaak nr. 201010889/1/H3) verleent de RDW terecht slechts bij hoge uitzondering terugwerkende kracht aan een besluit inhoudende ongeldigverklaring van het kentekenbewijs van een voertuig.
2.3. De rechtbank heeft in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd terecht geen aanleiding gezien om te oordelen dat de RDW in dit geval een uitzondering als hiervoor bedoeld had moeten aannemen. [appellant] heeft de uitvoer van het voertuig destijds niet bij de RDW gemeld. Weliswaar heeft hij, naar gesteld, de Engelse Driver and Vehicle Licensing Agency hiervan wel op de hoogte gesteld, maar dat neemt niet weg dat hij, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, de RDW toen ook had moeten verzoeken het kentekenbewijs ongeldig te verklaren. Het is de verantwoordelijkheid van degene op wiens naam het voertuig staat geregistreerd, er zorg voor te dragen dat deze registratie juist is.
De rechtbank heeft aan de brief van TruckEast terecht niet die waarde gehecht die [appellant] daaraan gehecht wenst te zien. In die brief is weliswaar vermeld dat het voertuig in april 2006 is gesloopt, maar, zoals hiervoor is overwogen, lag het op de weg van [appellant] om de RDW destijds van de uitvoer van het voertuig op de hoogte te stellen. Ook aan de brief van [partner], waarin is vermeld dat zij in 2004/2005, onder verzending van de kentekenbewijzen, de RDW heeft gemeld dat het voertuig naar Engeland is vervoerd, heeft de rechtbank voorbij mogen gaan. De inhoud van deze brief verhoudt zich niet met de verklaring van [appellant] ter zitting van de rechtbank dat het voertuig pas in 2006 naar Engeland is geëxporteerd en de RDW hiervan toen niet op de hoogte is gesteld. Bovendien is die stelling niet met stukken onderbouwd.
Het betoog faalt.
3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. N.D.T. Pieters, ambtenaar van staat.
w.g. Hoekstra w.g. Pieters
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 januari 2014
473.