Home

Raad van State, 24-07-2013, ECLI:NL:RVS:2013:2977, 201301717/1/R4

Raad van State, 24-07-2013, ECLI:NL:RVS:2013:2977, 201301717/1/R4

Gegevens

Instantie
Raad van State
Datum uitspraak
24 juli 2013
Datum publicatie
24 juli 2013
ECLI
ECLI:NL:RVS:2013:481
Zaaknummer
201301717/1/R4

Inhoudsindicatie

Bij besluit van 22 november 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Landgoederen en Sportvelden" vastgesteld.

Uitspraak

201301717/1/R4.

Datum uitspraak: 24 juli 2013

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], executeur van de nalatenschap van [overledene], wonend te Voorschoten,

en

de raad van de gemeente Voorschoten,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 22 november 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Landgoederen en Sportvelden" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De raad heeft nadere stukken ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 juli 2013, waar [appellant], bijgestaan door mr. R.F. Thunissen, en de raad, vertegenwoordigd door J.J. Engelbert-Medendorp en R. van der Mark, beiden werkzaam bij de gemeente, verschenen zijn.

Overwegingen

1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

2. Het plan bevat een juridisch-planologische regeling voor de groene corridor die zich uitstrekt van de Vliet tot de net buiten het plangebied gelegen spoorlijn Leiden-Den Haag, met daarin onder andere landgoederen, sportvelden en volkstuinen.

3. [appellant] kan zich niet verenigen met het plan, voor zover het betreft de gronden met de bestemming "Natuur" die behoren tot de nalatenschap van [overledene], voor zover deze gronden uitwegen op de Van Beethovenlaan dan wel de Benvenutolaan in Voorschoten (hierna: de nalatenschap). Dit betreft de percelen met de kadastrale nummers 1040, 1688, 4917, 5686, 5687. Hij betoogt dat het plan te beperkte bouwmogelijkheden biedt. In het plan is uitsluitend een woonbestemming toegekend aan de bestaande woning op het perceel Benvenutolaan 18 en aan de gronden voor een nog te realiseren woning waarvoor reeds een omgevingsvergunning voor bouwen is verleend. [appellant] betoogt dat in het plan op de nalatenschap vier bouwvlakken en derhalve twee extra woningen hadden moeten worden opgenomen, met daaromheen een tuin- of erfbestemming. Dit vormt volgens hem, gelet op de omvang van de gronden, geen inbreuk op het bestaande karakter van de omgeving. [appellant] wijst in dit verband op toezeggingen voor een ruimere woonbestemming die volgens hem in het verleden door het gemeentebestuur zijn gedaan, onder meer als uitruil voor het opgeven van een erfdienstbaarheid van vrij uitzicht.

[appellant] betoogt voorts dat ten onrechte de bestemming "Wonen" strak om de bestaande bebouwing is gelegd, met daarbij een beperkt grondgebied met bestemming "Tuin". De omringende gronden zijn bestemd als "Natuur" waardoor de gebruiksmogelijkheden zeer beperkt zijn. Ter zitting heeft [appellant] toegelicht dat aannemelijk is dat vergunning zal worden verleend voor een woning ter vervanging van de huidige woning, maar dat het plan slechts een kleine woning toelaat. De waarde van de grond wordt daardoor volgens hem ook hierdoor negatief beïnvloed. De desbetreffende gronden waren volgens hem in het verleden weilanden en trapveldjes en zijn door [overledene] en haar echtgenoot beplant om hun tuin aan te kleden en niet om natuur te creëren. Bovendien is volgens [appellant] ter plaatse geen sprake van natuurwaarden en is dit ook niet onderzocht.

3.1. De raad stelt dat in overeenstemming met provinciaal ruimtelijk beleid aan de desbetreffende gronden de bestemming "Natuur" is toegekend. De gronden zijn gelegen in de ecologische hoofdstructuur. Ook ingevolge het gemeentelijk beleid, neergelegd in de gemeentelijke "Groenstructuurvisie Voorschoten" (2009), hebben de betreffende gronden de functie van groene long, en dragen aldus bij aan de kwaliteit van de stedelijke leefomgeving. Gelet daarop is meer bebouwing op deze gronden volgens de raad niet aanvaardbaar. De raad bestrijdt dat toezeggingen zijn gedaan om meer dan twee woningen mogelijk te maken. De raad heeft advies gevraagd aan RBOI Groep met betrekking tot de interpretatie van de in het verleden schriftelijk vastgelegde afspraken. Deze zagen volgens de raad in overeenstemming met dit advies op de mogelijkheid tot het bouwen van één extra woning. Daarvoor is inmiddels een vergunning verleend en een woonbestemming in het plan genomen. Ter zitting heeft de raad verklaard dat weliswaar op grond van ruimtelijke overwegingen geen medewerking zal worden verleend aan het opnemen van extra bouwvlakken op de nalatenschap, maar dat bereidheid bestaat aan de hand van een concreet plan te beoordelen of vervanging van de huidige, bestaande, woning met een ruimere maatvoering planologisch aanvaard kan worden geacht. Nu er echter geen plan is voorgelegd, waarvan de ruimtelijke gevolgen kunnen worden beoordeeld, heeft de raad geen aanleiding gezien reeds thans mogelijkheden in het plan op te nemen.

3.2. Aan de bestreden plandelen is onder meer de bestemming "Natuur" toegekend.

Ingevolge artikel 12, lid 12.1, aanhef en onder a, van de planregels zijn de voor "Natuur" aangewezen gronden bestemd voor behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden.

3.3. Ten aanzien van het betoog van [appellant] dat in het verleden toezeggingen zijn gedaan op grond waarvan hij er op mocht vertrouwen dat meer woningen op de gronden zouden worden toegestaan overweegt de Afdeling dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat door of namens de raad verwachtingen zijn gewekt dat het plan in de gewenste bouwmogelijkheden op de gronden zou voorzien. De door [appellant] overgelegde correspondentie bevat met betrekking tot dit onderwerp de volgende passage: (…) "verklaart ons College zich bereid om aan [overledene] medewerking te verlenen voor de bouw van een woning op de in Uw brief van 16 november 1965, onder 3b, bedoelde percelen". De bedoelde passage in de brief luidt: "aan [overledene] wordt een schriftelijke bereidverklaring afgegeven, dat zij, wanneer zij dat ooit mocht wensen, een woning mag bouwen op perceel 1688 of 2633 en verdere Benvenuto Parknummers, te harer keuze". Naar het oordeel van de Afdeling ziet de afspraak op één woning, nu in de brieven slechts over een woning in enkelvoud wordt gesproken en tussen de concreet genoemde perceelnummers het woord "of" wordt gebruikt. De raad heeft het plan op dit punt derhalve niet in strijd met het vertrouwensbeginsel vastgesteld. Het betoog faalt.

3.4. Met betrekking tot het betoog dat de bestemming "Natuur" te beperkend is overweegt de Afdeling als volgt. De gronden van de nalatenschap maken blijkens de Verordening Ruimte Zuid-Holland onderdeel uit van de ecologische hoofdstructuur. Zoals de raad ter zitting heeft toegelicht komt dit overeen met de functie die het gebied heeft ingevolge het gemeentelijk groenbeleid. De Afdeling overweegt dat in de bestemming "Natuur" activiteiten als kappen en planten van bomen, aanleg van paden en dergelijke niet zijn uitgesloten, zij het dat daarvoor een omgevingsvergunning is vereist. Het gebruik van de gronden als tuin is derhalve, zij het met beperkingen, mogelijk. De Afdeling overweegt voorts dat, zoals ter zitting is gebleken, bereidheid bestaat bij de raad om aan de hand van een concreet plan te beoordelen of vervanging van de huidige, bestaande, woning met een ruimere maatvoering planologisch aanvaardbaar kan worden geacht. Nu nog geen concreet plan is voorgelegd behoefde de raad niet in dit plan te voorzien in ruimere bouwmogelijkheden. Gelet op al het voorgaande ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad, gelet op de Verordening ruimte en gelet op het gemeentelijk beleid niet in redelijkheid de bestemming "Natuur" aan deze gronden heeft kunnen toekennen. Het betoog faalt.

4. Het beroep is ongegrond.

5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.L.J. Drouen, ambtenaar van staat.

w.g. Helder w.g. Drouen

lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 24 juli 2013

539-650.