Raad van State, 25-02-2011, BP6331, 201011097/2/R2
Raad van State, 25-02-2011, BP6331, 201011097/2/R2
Gegevens
- Instantie
- Raad van State
- Datum uitspraak
- 25 februari 2011
- Datum publicatie
- 2 maart 2011
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2011:BP6331
- Zaaknummer
- 201011097/2/R2
- Relevante informatie
- Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-07-2025 tot 01-01-2026], Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-07-2025 tot 01-01-2026] art. 7:15, Crisis- en herstelwet [Tekst geldig vanaf 01-01-2024] [Regeling ingetrokken per 2024-01-01], Natuurbeschermingswet 1998 [Tekst geldig vanaf 01-01-2017] [Regeling ingetrokken per 2017-01-01], Natuurbeschermingswet 1998 [Tekst geldig vanaf 01-01-2017] [Regeling ingetrokken per 2017-01-01] art. 19d
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 30 maart 2010 heeft het college aan [vergunninghouder] een vergunning als bedoeld in artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 verleend voor het uitbreiden van een agrarisch bedrijf aan de [locatie] te [plaats].
Uitspraak
201011097/2/R2.
Datum uitspraak: 24 februari 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) in het geding tussen:
de onderlinge waarborgmaatschappij Coöperatie Mobilisation for the Environment U.A. (hierna: MOB), gevestigd te Nijmegen,
appellante,
en
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 30 maart 2010 heeft het college aan [vergunninghouder] een vergunning als bedoeld in artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 verleend voor het uitbreiden van een agrarisch bedrijf aan de [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 8 oktober 2010 heeft het college het door MOB hiertegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, het besluit van 30 maart 2010 herroepen en het verzoek om vergoeding van de in bezwaar gemaakte kosten afgewezen.
Tegen dit besluit heeft MOB bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 november 2010, beroep ingesteld.
2. Overwegingen
2.1. MOB voert aan dat het college ten onrechte geen kostenvergoeding aan haar heeft toegekend, terwijl haar bezwaar heeft geleid tot het herroepen van het besluit van 30 maart 2010.
2.2. Ingevolge artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) worden de kosten die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
2.3. Ten aanzien van het betoog van MOB dat haar bezwaar heeft geleid tot het herroepen van het besluit van 30 maart 2010 overweegt de Afdeling dat het college bij het besluit op bezwaar gehouden was te toetsen aan het op dat moment geldende recht. In het besluit op bezwaar heeft het college zich op het standpunt gesteld dat het primaire besluit wordt herroepen, omdat het college door de inwerkingtreding van de Crisis- en herstelwet op 31 maart 2010 het interimtoetsingskader Ammoniak en Natura 2000 niet meer kan toepassen. Het besluit van 30 maart 2010 is dus herroepen op grond van wijziging van de toepasselijke wettelijke voorschriften. Omdat herroeping op die grond niet valt aan te merken als herroeping wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid, wordt niet voldaan aan de vereisten van artikel 7:15, tweede lid, van de Awb. De Afdeling ziet in hetgeen MOB heeft aangevoerd dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat het college het verzoek om vergoeding van de in bezwaar gemaakte kosten ten onrechte heeft afgewezen.
2.4. Het beroep is kennelijk ongegrond.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, voorzitter, en mr. M. Vlasblom en mr. J.H. van Kreveld, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.B. Smit-Colenbrander, ambtenaar van staat.
w.g. Van Buuren w.g. Smit-Colenbrander
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 februari 2011
Tegen deze uitspraak kan verzet worden gedaan bij de Afdeling (artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht).
- Verzet dient schriftelijk en binnen zes weken na verzending van deze uitspraak te worden gedaan.
- In het verzetschrift moeten de redenen worden vermeld waarom de indiener het niet eens is met de gronden waarop de beslissing is gebaseerd.
- Indien de indiener over het verzet door de Afdeling wenst te worden gehoord, dient dit in het verzetschrift te worden gevraagd. Het horen gebeurt dan uitsluitend over het verzet.
432-683.