Home

Raad van State, 25-04-2007, BA3719, 200606558/1

Raad van State, 25-04-2007, BA3719, 200606558/1

Gegevens

Instantie
Raad van State
Datum uitspraak
25 april 2007
Datum publicatie
25 april 2007
ECLI
ECLI:NL:RVS:2007:BA3719
Zaaknummer
200606558/1

Inhoudsindicatie

Bij besluit van 5 oktober 2005 heeft appellant sub 6 (hierna: het college) aan appellant sub 1 medegedeeld zijn in de gemeentelijke basisadministratie geregistreerde adres per 7 september 2005 te wijzigen in "onbekend buitenland".

Uitspraak

200606558/1.

Datum uitspraak: 25 april 2007.

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op de hoger beroepen van:

1.    [appellant sub 1], verblijvend te [plaats], handelend voor zich en beweerdelijk namens de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid "Vereniging vrienden & vrijwilligers Stichting Evangelisch Centrum Huis ter Duin", gevestigd te Petten, gemeente Zijpe,

2.    de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid "Samenleving Volgens Bijbelse Normen Svbn", gevestigd te Petten, gemeente Zijpe,

3.    de stichting "Stichting Arme Lazarus", gevestigd te Petten, gemeente Zijpe,

4.    [appellant sub 4], wonend te [woonplaats],

5.    [appellante sub 5], wonend te [woonplaats],

6.    het college van burgemeester en wethouders van Zijpe,

tegen de uitspraak in zaak nos. BESLU 06/1568 en 06/1965 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Alkmaar van 7 augustus 2006 in het geding tussen:

appellanten sub 1 tot en met 5

en

appellant sub 6.

1.    Procesverloop

Bij besluit van 5 oktober 2005 heeft appellant sub 6 (hierna: het college) aan appellant sub 1 medegedeeld zijn in de gemeentelijke basisadministratie geregistreerde adres per 7 september 2005 te wijzigen in "onbekend buitenland".

Bij besluit van 12 april 2006 heeft het college het door [appellant sub 1] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 7 augustus 2006, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Alkmaar (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door appellanten sub 2 tot en met 5 ingestelde beroep niet-ontvankelijk en het door [appellant sub 1] ingestelde beroep gegrond verklaard en de beslissing op bezwaar van het college van 12 april 2006 vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben appellanten sub 1 tot en met 5 bij brief van 2 september 2006, bij de Raad van State ingekomen op 6 september 2006, en het college bij brief van 15 september 2006, bij de Raad van State ingekomen op 18 september 2006, hoger beroep ingesteld. Appellanten sub 1 tot en met 5 hebben hun hoger beroep aangevuld bij brieven van 5 september, 11 september en 6 oktober 2006. Deze brieven zijn aangehecht.

Bij brief van 24 oktober 2006 heeft het college een reactie ingediend. Bij brief van 13 december 2006 hebben appellanten sub 1 tot en met 5 een reactie ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 februari 2007, waar appellant sub 4 en [appellant sub 1] in persoon, appellanten sub 2, 3 en 5, vertegenwoordigd door [appellant sub 1], en het college, vertegenwoordigd door D.P. de Vries, ambtenaar bij de gemeente, zijn verschenen.

2.    Overwegingen

Het hoger beroep voor zover ingesteld namens de vereniging "Vereniging vrienden & vrijwilligers Stichting Evangelisch Centrum Huis ter Duin" (hierna: de Vereniging vrienden & vrijwilligers) en voor zover ingesteld door appellanten sub 4 en 5.

2.1.    In artikel 6:4, derde lid, gelezen in samenhang met artikel 6:24, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is bepaald dat het instellen van hoger beroep op een administratieve rechter geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij die rechter.

   Ingevolge artikel 6:5, eerste lid, aanhef, van de Awb wordt een beroepschrift ondertekend.

   Ingevolge artikel 8:24, eerste lid, van de Awb kunnen partijen zich door een gemachtigde laten vertegenwoordigen. Indien hoger beroep is ingesteld bij de Afdeling, kan zij krachtens artikel 8:24, tweede lid, van de gemachtigde, niet zijnde een advocaat of procureur, een schriftelijke machtiging verlangen. Indien niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het hoger beroep, kan het hoger beroep ingevolge artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.

2.2.    [appellant sub 1] heeft in zijn hoger beroepschrift verklaard dat het hoger beroep mede is ingesteld namens de Vereniging vrienden & vrijwilligers en namens appellanten sub 4 en 5. Daarbij heeft hij geen machtiging of andere stukken overgelegd waaruit de gestelde vertegenwoordiging blijkt.

   [appellant sub 1] is bij aangetekende brief van 8 september 2006 verzocht om voor 7 oktober 2006 de gestelde vertegenwoordiging aan te tonen. [appellant sub 1] heeft van de Vereniging vrienden & vrijwilligers geen door de daartoe bevoegde bestuurders ondertekende machtiging opgestuurd, waaruit blijkt dat de Vereniging vrienden & vrijwilligers hoger beroep heeft willen instellen. Appellanten sub 4 en 5 hebben een machtiging opgestuurd, doch na afloop van het verstrijken van de door de Afdeling gestelde termijn. Niet is gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellanten sub 4 en 5 in verzuim zijn geweest.

2.3.    Gelet op het vorenstaande wordt het hoger beroep, voor zover het beweerdelijk is ingesteld namens de Vereniging vrienden & vrijwilligers en voor zover het is ingesteld namens appellanten sub 4 en 5, niet-ontvankelijk verklaard.

Het hoger beroep voor zover ingesteld door appellanten sub 1 tot en met 3.

2.4.    Ingevolge artikel 1 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: de Wet GBA), voor zover hier van belang, wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen verstaan onder woonadres:

a. het adres waar betrokkene woont, waaronder begrepen het adres van een woning die zich in een voertuig of vaartuig bevindt, indien het voertuig of vaartuig een vaste stand- of ligplaats heeft, of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;

b. het adres waar, bij het ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derden van de tijd zal overnachten.

   Ingevolge dit artikel, voor zover hier van belang, wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen verstaan onder adres: het woonadres dan wel bij het ontbreken hiervan, het briefadres.

   Ingevolge artikel 47, tweede lid, eerste volzin, van de Wet GBA, draagt, indien een ingezetene die zijn adres heeft gewijzigd, in gebreke is met het doen van aangifte, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar betrokkene zijn adres heeft, ambtshalve zorg voor opneming van gegevens betreffende het adres.

   Ingevolge artikel 66, eerste lid, van de Wet GBA is de ingezetene die zijn adres wijzigt, verplicht binnen vijf dagen na de wijziging van het adres bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar hij zijn nieuwe adres heeft, schriftelijk aangifte van adreswijziging te doen.

   Ingevolge artikel 68, eerste lid, van de Wet GBA, is de ingezetene die naar redelijke verwachting gedurende een jaar ten minste twee derden van de tijd buiten Nederland zal blijven, verplicht bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente van inschrijving binnen vijf dagen voor zijn vertrek uit Nederland schriftelijk aangifte van vertrek te doen.

2.5.    Het college is overgegaan tot ambtshalve wijziging van het woonadres van [appellant sub 1] in de gemeentelijke basisadministratie in "onbekend buitenland" nadat de beheerder van het op de Korfwaterweg 1 te Petten gevestigde Huis ter Duin, waar [appellant sub 1] tot dan toe verbleef, bij brief van 9 juni 2005 aan het college had laten weten dat [appellant sub 1] op dat adres niet meer woonachtig was.

2.6.    Met betrekking tot het betoog van appellanten sub 1 tot en met 3 dat de voorzieningenrechter het beroep van appellanten sub 2 en 3 ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard overweegt de Afdeling als volgt. Ingevolge artikel 6:13 van de Awb kan geen beroep bij de administratieve rechter worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht, geen bezwaar heeft gemaakt of geen administratief beroep heeft ingesteld. Vaststaat dat het bezwaarschrift van 1 november 2005 uitsluitend is ingediend door [appellant sub 1]. Nu niet is gebleken dat appellanten sub 2 en 3 redelijkerwijs niet kan worden verweten dat zij geen bezwaar hebben gemaakt, heeft de voorzieningenrechter hun beroep terecht, zij het op andere gronden, niet-ontvankelijk verklaard. Het hoger beroep van appellanten sub 2 en 3 behoeft voor het overige dan ook geen bespreking meer.

2.7.    De voorzieningenrechter heeft het beroep van [appellant sub 1] tegen de wijziging van zijn woonadres gegrond verklaard en de beslissing op bezwaar vernietigd. Hierbij heeft de voorzieningenrechter overwogen dat het college terecht heeft geconstateerd dat [appellant sub 1] niet meer woonachtig was op de Korfwaterweg 1 maar dat het dit woonadres niet had mogen wijzigen in "onbekend buitenland", gelet op de door het college overgelegde onderzoeksgegevens.

2.8.    In hoger beroep voert [appellant sub 1] aan dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat zijn adres op de Korfwaterweg 1 te Petten nog steeds dient te gelden als zijn woonadres. Hiertoe stelt hij dat hij onvrijwillig zijn adres op de Korfwaterweg 1 te Petten heeft verlaten wegens een conflict met de eigenaar van het pand op dit adres. Voor het college bestond geen aanleiding om ambtshalve een onderzoek in te stellen naar zijn woonsituatie, aldus [appellant sub 1].

2.8.1.    Het geschil in hoger beroep beperkt zich tot de wijziging van het woonadres van [appellant sub 1] in de GBA door het college. Vaststaat dat [appellant sub 1] sinds 7 september 2005 niet meer woonachtig was op het adres Korfwaterweg 1 te Petten en dat er geen concreet uitzicht op bestond dat hij daar in de toekomst weer woonachtig zou zijn. Daarom is de Afdeling met de voorzieningenrechter van oordeel dat er voor het college grond bestond om ambtshalve zorg te dragen voor het verwerken van dit gegeven in de GBA.

2.9.    Het betoog van [appellant sub 1], dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft overwogen dat [appellant sub 1] de plicht heeft een briefadres te kiezen, behoeft verder geen bespreking. Zoals reeds blijkt uit de aanhef van overweging 2.7. van de uitspraak van de voorzieningenrechter, betreft dit een overweging ten overvloede. Nu deze overweging niet aan het dictum van de uitspraak ten grondslag is gelegd, kan zij niet worden aangemerkt als rechtsoverweging welke het college op grond van het eerste deel van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb bij het alsnog nemen van een beslissing op bezwaar in acht dient te nemen. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 19 november 2003 in zaak no. 200300967/1 (AB 2004, 384) behoeven ten overvloede gemaakte opmerkingen in hoger beroep geen bespreking.

2.10.    Uit het bovenstaande volgt dat het hoger beroep van appellanten sub 1 tot en met 3 ongegrond is. Hetgeen door hen verder in hoger beroep is aangevoerd, kan niet tot een ander oordeel leiden.

Het hoger beroep van het college.

2.11.    Het college betwist in hoger beroep het oordeel van de voorzieningenrechter, dat uit het door het college uitgevoerde onderzoek naar het feitelijke adres van [appellant sub 1] niet de conclusie kan worden getrokken dat [appellant sub 1] is vertrokken naar het buitenland. Volgens het college is zijn onderzoek zorgvuldig geweest en kwam de aanduiding "onbekend buitenland" het meest overeen met de feitelijke situatie van [appellant sub 1].

2.11.1.    Dit betoog slaagt niet. Ter voorkoming van de daaraan voor de betrokkene verbonden bezwaren, zoals deze door [appellant sub 1] zijn uiteengezet, mag slechts op basis van voorafgaand, gedegen onderzoek naar het nieuwe adres van betrokkene het in de GBA geregistreerde adres worden gewijzigd in "onbekend buitenland". In dit geval is niet aannemelijk geworden dat een zodanig onderzoek heeft plaatsgevonden. In het bijzonder is het, mede gelet op hetgeen ter zitting is verklaard, niet aannemelijk geworden dat van de zijde van de gemeente uitdrukkelijk aan [appellant sub 1] is gevraagd naar zijn adres in het buitenland. Daarbij komt dat de rechtbank voor het antwoord op de vraag of een ingezetene naar het buitenland is vertrokken, terecht aansluiting heeft gezocht bij artikel 68, eerste lid, van de Wet GBA, waaruit volgt dat hiervan pas sprake is indien die ingezetene naar redelijke verwachting gedurende een jaar ten minste twee derden van de tijd buiten Nederland verblijft. De door het college overgelegde onderzoeksgegevens rechtvaardigen niet de conclusie dat [appellant sub 1] sinds 7 september 2005 in het buitenland verblijft. Uit het voorgaande volgt dat het college het adres van [appellant sub 1] ten onrechte heeft gewijzigd in "onbekend buitenland".

2.12.    Het hoger beroep van het college is ongegrond.

2.13.    De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.14.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3.    Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I.    verklaart het hoger beroep voor zover het beweerdelijk is ingesteld namens de vereniging "Vereniging vrienden & vrijwilligers Stichting Evangelisch Centrum Huis ter Duin" en voor zover het is ingesteld namens appellanten sub 4 en 5, niet-ontvankelijk;

II.    bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, Voorzitter, en mr. W. Konijnenbelt en mr. C.J.M. Schuyt, Leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van Staat.

w.g. Vlasblom                  w.g. Klein

Voorzitter                     ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 25 april 2007.

176-512.