Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 09-06-2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:4053, AWB- 21_4790
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 09-06-2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:4053, AWB- 21_4790
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 9 juni 2023
- Datum publicatie
- 16 juni 2023
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2023:4053
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:CRVB:2025:99, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- AWB- 21_4790
Inhoudsindicatie
PW
Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/4790 PW
[naam eiser], uit [plaatsnaam], eiser
gemachtigde: mr. M. Ouwerkerk-Hoogendonk,
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gilze en Rijen (het college), verweerder.
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser over de afwijzing van zijn aanvraag om hem bijzondere bijstand toe te kennen op grond van de Tijdelijke ondersteuning noodzakelijke kosten (TONK).
Het college heeft eisers aanvraag om bijzondere bijstand met het besluit van 13 juli 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 19 oktober 2021 op het bezwaar van eiser heeft het college de afwijzing van de aanvraag gehandhaafd.
De rechtbank heeft het beroep op 23 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en drs. C.B.M. Peters namens het college.
Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank beoordeelt of het college terecht heeft geweigerd eiser bijzondere bijstand toe te kennen op grond van de TONK. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4. Feiten
Eiser heeft op 9 juni 2021 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand op grond van de TONK. Op grond van de door eiser ingeleverde inkomensgegevens en toelichting daarop heeft het college eisers aanvraag afgewezen. Het college heeft vastgesteld dat er weliswaar een inkomensterugval is van meer dan 40% maar dat dit niet het gevolg is van de coronacrisis.
5. Beroepsgronden
Eiser voert aan dat zijn inkomensachteruitgang, anders dan het college stelt, wel degelijk het gevolg was van de coronamaatregelen. Eiser legt uit dat hij in 2019 een eigen bedrijf is gestart omdat verhuizing van zijn zoon, voor wie zij een persoonsgebonden budget (pgb) ontvingen, voorzienbaar was. Het bedrijf liep goed en de omzet heeft hij in het bedrijf geïnvesteerd. Dat kon omdat er ook pgb inkomsten waren. Als die er niet zouden zijn geweest dan had hij een andere keuze gemaakt namelijk de winst uitkeren. Door de pgb inkomsten was het dus niet nodig om zichzelf salaris te geven. Door de coronamaatregelen kon eiser niet verder met zijn bedrijf. Hij heeft ervoor gekozen om het bedrijf te beëindigen. Kort daarna is zijn zoon verhuisd en vielen ook de pgb inkomsten weg. De achteruitgang in inkomsten heeft eiser niet kunnen compenseren. Eiser stelt dat het college in het bestreden besluit niet op zijn bezwaren is ingegaan. Ook met zijn verzoek om het humane te laten prevaleren is niets gedaan.
6. Overwegingen van de rechtbank
De TONK-regeling is bedoeld om huishoudens, die normaal gesproken niet in aanmerking zouden komen voor (bijzondere) bijstand, te ondersteunen die ten gevolge van de coronamaatregelen met een inkomensterugval te maken hebben en daardoor niet meer de noodzakelijke (woon)kosten kunnen voldoen, waarvoor andere regelingen geen of onvoldoende steun bieden. Het college heeft in de Beleidsregels Tijdelijke noodzakelijke kosten (TONK) 2021 gemeente Gilze en Rijen (hierna: de Beleidsregels) neergelegd dat sprake moet zijn van een terugval van minimaal 40% in het inkomen als gevolg van de coronacrisis. Voor het vaststellen van de inkomensterugval wordt gekeken naar de peildatum van 1 januari 2020 ten opzichte van de peildatum 1 januari 2021.
Op 1 januari 2020 bedroeg het inkomen van eiser € 3.913,02 (pgb en inkomen uit arbeid). Er was geen nettowinst behaald. Op 1 januari 2021 bedroeg het inkomen € 1.246,92 (bijstandsuitkering). Het verschil is meer dan 40% dus aan die voorwaarde is voldaan.
De rechtbank moet beoordelen of het college zich terecht op het standpunt stelt dat de inkomensachteruitgang niet het gevolg is van de coronacrisis.
Eiser heeft ervoor gekozen om zijn volledige bedrijfsresultaat (omzet-kosten) in het bedrijf te investeren en zichzelf geen inkomen uit te betalen. Hierdoor heeft hij geen nettowinst behaald. Gevolg hiervan is dat er dan ook geen verlies aan winst is als gevolg van de coronacrisis. De achteruitgang in inkomen is met name ontstaan doordat de pgb inkomsten wegvielen. Dat is evenmin het gevolg van de coronacrisis. Het betoog van eiser slaagt in zoverre niet.
De rechtbank vat eisers stelling dat met zijn verzoek om het humane te laten prevaleren door het college niets is gedaan op als een beroep op de hardheidsclausule. De gemachtigde van eiser heeft dit desgevraagd ter zitting bevestigd. Ter zitting is door het college erkend dat in het bestreden besluit niet is gemotiveerd waarom het college zich op het standpunt stelt dat een beroep op de hardheidsclausule niet slaagt. Het beroep is op grond hiervan gegrond. Het bestreden besluit kan op dit punt niet in stand blijven.
Ter zitting heeft het college die motivering alsnog gegeven. Het college stelt, onder verwijzing naar de Beleidsregels, dat geen sprake is van een schrijnende situatie omdat eiser kon voorzien dat de pgb inkomsten zouden wegvallen en dit wegvallen geen verband hield met de coronacrisis. De rechtbank begrijpt dat eiser in een financieel moeilijke situatie zit maar is met het college van oordeel dat er geen zeer dringende redenen zijn die aanleiding geven voor toepassing van de hardheidsclausule.