Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 14-01-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:143, AWB- 18_7232

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 14-01-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:143, AWB- 18_7232

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
14 januari 2022
Datum publicatie
20 januari 2022
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2022:143
Zaaknummer
AWB- 18_7232

Inhoudsindicatie

WABO

Uitspraak

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 18/7232 WABO

en

Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:

[naam derde partij] , te [plaatsnaam 2] ,

gemachtigde: mr. J.M. van Koeveringe-Dekker.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 19 september 2018 inzake het verlenen van een omgevingsvergunning aan [naam derde partij] voor het aanleggen en asfalteren van een tijdelijke toegangsweg te [plaatsnaam 1] voor een termijn van maximaal vijf jaar (hierna: het bestreden besluit/de omgevingsvergunning).

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 14 februari 2020. Eiseres is in persoon verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger verweerder] . [naam derde partij] heeft zich laten vertegenwoordigen door gemachtigden mr. J.M. van Koeveringe-Dekker en [naam gemachtigde derde partij] .

Tijdens de zitting heeft derde partij toegezegd dat het gebruik van de [straatnaam] voor bouwverkeer in het eerste kwartaal van 2021 zal stoppen. Daarop heeft verweerder toegezegd dat hij de tijdelijke omgevingsvergunning vóór 1 april 2021 zal intrekken. Vervolgens heeft derde partij toegezegd dat het tracé van de [straatnaam] vóór 1 juli 2021 in de oude staat zal worden hersteld.

De rechtbank heeft in deze toezeggingen aanleiding gezien om de behandeling van het beroep aan te houden tot uiterlijk 1 april 2021 en aangegeven dat na ontvangst van het bericht dat de omgevingsvergunning is ingetrokken aan eiseres zal worden verzocht om intrekking van haar beroep.

Bij besluit van 1 juni 2021 heeft verweerder het verzoek van derde partij om intrekking van haar omgevingsvergunning ingewilligd. Daarbij heeft verweerder toepassing gegeven aan artikel 2.33, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

Bij brief van 15 september 2021 heeft de rechtbank aan eiseres gevraagd of de intrekking van de door haar bestreden omgevingsvergunning aanleiding is om het beroep in te trekken.

Bij brief van 6 oktober 2021 heeft eiseres aangegeven dat zij een uitspraak op haar beroep wenst. Volgens eiseres heeft zij nog belang bij een uitspraak van de rechtbank op haar beroep omdat niet is voldaan aan het voorschrift om het tracé in de oude staat te herstellen. Daarnaast heeft zij gesteld dat ze materiële en immateriële schade heeft geleden door het jarenlange afzien, de milieuschade, de gezondheidsschade, de gemiste verblijfs- of verhuurkansen voor de betrokken buren en parken en het onbruikbaar maken van de wegen.

Op 3 december 2021 heeft de rechtbank, met instemming van eiseres, het onderzoek gesloten en bepaald dat binnen zes weken uitspraak zal worden gedaan.

Overwegingen

1. Met de intrekking van de omgevingsvergunning is bereikt wat eiseres met het instellen van haar beroep heeft beoogd. Volgens eiseres is het tracé niet in de oorspronkelijke staat hersteld, maar het eventueel gegrond verklaren van haar beroep en het (alsnog) vernietigen van de tijdelijke omgevingsvergunning zou hier geen verandering in kunnen brengen. Zoals de gemachtigde van verweerder ter zitting verklaard heeft, kan eiseres verzoeken om handhaving indien derde partij in gebreke is gebleven bij het terugbrengen van het tracé in de oude staat.

2. Voorts overweegt de rechtbank dat volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (bijvoorbeeld de uitspraken van 19 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1927 en van 28 februari 2007, ECLI:NL:RVS:2007:AZ9541) procesbelang kan bestaan indien de betrokkene stelt schade te hebben geleden ten gevolge van de bestuurlijke besluitvorming. Daartoe is vereist dat tot op zekere hoogte aannemelijk wordt gemaakt dat de gestelde schade daadwerkelijk als gevolg van deze bestuurlijke besluitvorming is geleden. Eiseres heeft gesteld dat zij materiële en immateriële schade heeft geleden ten gevolge van de vergunde tijdelijke werkzaamheden aan het tracé, maar naar het oordeel van de rechtbank heeft zij niet tot op zekere hoogte aannemelijk gemaakt dat zij de gestelde schade heeft geleden. Eiseres heeft geen onderbouwing gegeven van de door haar gestelde milieuschade en gezondheidsschade. Daarnaast overweegt de rechtbank dat eiseres alleen beroep voor haarzelf heeft ingesteld zodat eventuele gederfde huurinkomsten door buren en nabij gelegen bedrijven in deze procedure geen rol kunnen spelen. Denkbaar is dat eiseres schade heeft geleden omdat ze gedurende het gebruik van het tijdelijke tracé heeft moeten omrijden, maar dit betreft een normaal maatschappelijk risico waarmee vrijwel iedere Nederlander geconfronteerd kan worden. Dit betekent dat ook indien eiseres zou kunnen aantonen dat zij door het omrijden meer (benzine)kosten heeft moeten maken omdat de kortste route van en naar huis was afgesloten, zij die kosten toch zelf zou moeten dragen.

3. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat eiseres geen rechtens te beschermen belang heeft bij een oordeel van de rechtbank over de rechtmatigheid van de inmiddels ingetrokken omgevingsvergunning. De rechtbank zal eiseres daarom niet-ontvankelijk verklaren in haar beroep. Gegeven deze uitkomst bestaat er geen aanleiding voor een vergoeding van proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart eiseres niet-ontvankelijk in haar beroep.

Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier, op 14 januari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

P.H.M. Verdonschot, griffier L.P. Hertsig, rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel