Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 31-03-2020, ECLI:NL:RBZWB:2020:1644, AWB - 19_4613

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 31-03-2020, ECLI:NL:RBZWB:2020:1644, AWB - 19_4613

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
31 maart 2020
Datum publicatie
9 april 2020
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2020:1644
Zaaknummer
AWB - 19_4613

Inhoudsindicatie

ZW

Uitspraak

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 19/4613 ZW

gemachtigde: mr. E. Türk,

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 25 juli 2019 (bestreden besluit) van het UWV inzake haar aanspraken op uitkering op grond van de Ziektewet (ZW-uitkering).

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 18 februari 2020.

Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Ook is aanwezig mw. R. Baysal-Deniz, tolk in de Turkse taal. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.B.A. van Grinsven.

Overwegingen

1. Feiten

Eiseres is werkzaam geweest als productiemedewerkster. Vervolgens heeft eiseres een WW-uitkering gekregen van het UWV. Vanuit die situatie heeft eiseres zich op 27 december 2013 ziekgemeld met rugklachten Zij heeft een ZW-uitkering gekregen.

Deze uitkering is op 31 augustus 2015 beëindigd. Het bezwaar daartegen heeft het UWV op 2 februari 2016 ongegrond verklaard omdat eiseres in staat werd geacht om verschillende functies te verrichten, waaronder de functie productiemedewerker industrie (Sbc-code 111180).

Met ingang van 28 april 2017 heeft eiseres zich opnieuw ziekgemeld met rugklachten.

Bij besluit van 28 juli 2017 heeft het UWV aan eiseres met ingang van diezelfde datum een ZW-uitkering toegekend.

Bij besluit van 4 april 2019 (primair besluit I) heeft het UWV de ZW-uitkering beëindigd met ingang van 25 april 2019, omdat na een periode van 104 weken ziekteverzuim het recht op een ZW-uitkering eindigt.

Bij besluit van 16 april 2019 (primair besluit II) heeft het UWV de ZW-uitkering beëindigd met ingang van 19 april 2019, omdat eiseres weer geschikt is voor de eerder geduide functie productiemedewerker industrie (Sbc-code 111180).

Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.

Ook heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen primair besluit I.

Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres tegen primair besluit II ongegrond verklaard. Voorts heeft het UWV de bezwaren tegen primair besluit I niet-ontvankelijk verklaard. Volgens het UWV is met primair besluit II impliciet primair besluit I ingetrokken, omdat eiseres met ingang van 19 april 2019 hersteld was in de zin van de ZW. Dat betekent volgens het UWV dat eiseres (achteraf bezien) geen procesbelang meer heeft bij de bezwaarprocedure tegen primair besluit I.

2. Omvang geschil

Tussen partijen is (uitsluitend nog) in geschil of het UWV de ZW-uitkering van eiseres terecht heeft beëindigd per 19 april 2019. Eiseres heeft geen beroepsgronden (meer) tegen de niet-ontvankelijkverklaring van de bezwaren tegen primair besluit I.

3. Wettelijk kader

De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).

Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.

Als er al eerder een herbeoordeling in het kader van de ZW heeft plaatsgevonden en de verzekerde op een later tijdstip weer arbeidsongeschikt wordt, dan wordt naar vaste rechtspraak onder ‘zijn arbeid’ verstaan één van de geduide functies die gebruikt zijn bij die beoordeling.

4. Arbeidsmaatstaf

De rechtbank stelt vast dat in dit geval als ‘zijn arbeid’ dient te worden aangemerkt de geduide functies die voor eiseres in het kader van de eerdere ziektewetbeoordeling als passend zijn aangemerkt. In dit geding wordt er van uitgegaan dat die functies passend waren. In deze zaak gaat het alleen om de vraag of eiseres op de datum in geding op medische gronden, naar objectieve maatstaven gemeten, al dan niet geschikt was voor één van die functies.

Het UWV heeft als maatstaf genomen het werk als productiemedewerker industrie (Sbc-code 111180) en dat werk als ‘zijn arbeid’ in de zin van artikel 19 van de ZW aangemerkt. De rechtbank zal dus beoordelen of het UWV eiseres terecht per 19 april 2019 geschikt heeft geacht voor de functie productiemedewerker industrie. Daarbij beoordeelt de rechtbank eerst de medische onderbouwing. Daarna beantwoordt de rechtbank de vraag wat dit betekent voor de geschiktheid van deze functie.

5. Medische beoordeling

5.1

Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een primaire arts, onder verantwoording van een verzekeringsarts, en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.

De primaire arts heeft het dossier van eiseres bestudeerd en eiseres onderzocht. Hij concludeert dat sprake is van beperkingen, maar dat deze veel minder zijn dan de klachten die eiseres aangeeft. De klachten die eiseres aangeeft passen niet bij de medische informatie van haar behandelaars, wat eiseres vertelt over haar dagbesteding en wat de arts constateert tijdens het spreekuur. Dit geldt zowel voor de rugklachten, hoofdpijnklachten als cognitieve stoornissen.

De arts neemt beperkingen aan ten aan zien van werk met hoog handelingstempo en verhoogd persoonlijk risico. Storingen/onderbrekingen/deadlines/productiepieken mogen incidenteel optreden. Eiseres mag niet beroepsmatig chaufferen in verband met de medicijnen die zij gebruikt. Zij heeft een werkplek nodig zonder grove trillingsbelasting voor het hoofd en de rug. Verder gelden er beperkingen voor buigen, frequent buigen tijdens het werk, duwen/trekken, tillen/dragen, frequent zware lasten hanteren tijdens het werk, lopen, lopen tijdens het werk, trappenlopen, klimmen, staan, staan tijdens het werk, geknield/gehurkt actief zijn en gebogen/getordeerd actief zijn. Tot slot is het ’s nachts werken afgeraden.

De verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) heeft de beschikbare medische gegevens bestudeerd en eiseres gezien op de hoorzitting van 12 juli 2019. Hij heeft gerapporteerd dat de primaire arts goed op de hoogte was van de bij eiseres aanwezige medische en sociale (privé-)problematiek. De primaire arts heeft een gedegen onderzoek verricht bestaande uit dossierstudie, anamnese, lichamelijk onderzoek, psychisch onderzoek en het meewegen van aanvullende medische informatie. Dat de klachten onvoldoende werden onderzocht, ontkent de verzekeringsarts b&b dan ook stellig.

Het overgelegde huisartsenjournaal geeft volgens de verzekeringsarts b&b een beeld van de periode omstreeks de datum in geding dat niet verontrustend is en in lijn ligt met de onderzoeksbevindingen van de primaire arts.

Alles overziend acht de verzekeringsarts b&b eiseres op de datum in geding geschikt voor de functie productiemedewerker industrie met SBC-code 111180. In deze functie is er geen enkele overschrijding van haar belastbaarheid. Die functie moet dus binnen de mogelijkheden van eiseres liggen.

De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn door de primaire arts neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 9 april 2019. De verzekeringsarts b&b is het hiermee eens.

5.2

Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat de verzekeringsarts b&b haar beperkingen heeft onderschat. Haar fysieke klachten zijn nog steeds actueel en zelfs toegenomen. In 2015 gaf verzekeringsarts Van Staden al aan dat het om chronische klachten gaat. De uitstraling naar het linkerbeen is nu uitgebreid naar het rechterbeen. Voorts zijn de zitklachten, nekklachten en klachten van het staan toegenomen. Eiseres is doorverwezen naar een orthopeed die als tijdelijke oplossing injecties geeft, maar daarmee wordt alleen een kleine pijnreductie bereikt. Ook reiken, frequent reiken tijdens werk en boven schouderhoogte actief zijn, zijn onvoldoende beperkt.

Eiseres heeft depressieve klachten met stemmingswisselingen en spanningsklachten. Recent bleek een ernstige depressie. Verder ervaart eiseres op angstige wijze een trage wijze van denken en verbanden leggen. Zij verwijst naar de stukken van een professor van het Turkse ziekenhuis Hacettepe. Inmiddels is daar een vroeg stadium van dementie vastgesteld. Ook deze na de datum in geding vastgestelde omstandigheden bestonden volgens eiseres voor die tijd al. Alzheimer ontstaat namelijk niet van de een op de andere dag. Ten onrechte ontbreken in de FML zelfs lichte beperkingen op dit vlak. Dat eiseres op de hoorzitting zeer accuraat, snel en uitgebreid zou zijn geweest zoals de verzekeringsarts b&b heeft gesteld, bestrijdt ze.

Ter ondersteuning van haar beroep heeft eiseres twee brieven van orthopedisch chirurg-traumatoloog C.A.M.P. Bell van 5 november 2019 en 16 januari 2020 aan het dossier toegevoegd.

Eiseres vindt dus dat ze meer beperkingen heeft dan zijn opgenomen in de FML die slechts ziet op de situatie in 2015.

5.3

De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de (verzekerings)artsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder niet alleen de lichamelijke, maar ook de geestelijke en cognitieve klachten. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden.

De informatie die eiseres in beroep heeft overgelegd, geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. De verzekeringsarts b&b stelt terecht dat de informatie van orthopedisch chirurg-traumatoloog C.A.M.P. Bell in lijn ligt met zijn bevindingen. De orthopedisch chirurg geeft aan dat sprake is van “surmenage bij milde artrose” waarvan de prognose in principe gunstig is mits eiseres geen repeterend zwaar lichamelijk werk doet. Ook is sprake van een “pseudoradiculair beeld bij spondylose, lumbale wervelkolom”. Hij zegt tot slot: “met lichter lichamelijk werk zou patiënte langer functioneel kunnen blijven”. Deze beschrijvingen passen bij de door de verzekeringsartsen aangenomen beperkingen zoals neergelegd in de FML. Hierin zijn namelijk beperkingen opgenomen ten aanzien van dynamische handelingen en statische houdingen die samen maken dat zware lichamelijke belasting beperkt is.

Ook ten aanzien van persoonlijk en sociaal functioneren hoefden de verzekeringsartsen geen zwaardere beperkingen aan te nemen. De overgelegde en vertaalde informatie van het ziekenhuis in Hacettepe biedt daarvoor onvoldoende aanknopingspunten. Hierin staat: “Er werd geconcludeerd dat de ziekte van Alzheimer een vroeg begin en een vroeg begin had”. Dit vindt de rechtbank onvoldoende omdat informatie van artsen in Nederland niet bevestigt dat sprake is van een beginstadium van de ziekte van Alzheimer. GGZ in Balans geeft aan dat onderzoeken geen dementie hebben aangetoond en dat gesprekstherapieën zijn gericht op het verminderen van de stemmings- en spanningsklachten. De verzekeringsarts b&b wijst er in zijn rapportage van 8 november 2019 nog op dat de Turkse onderzoeken niet diagnostisch, maar indicatief zijn en dat een slecht resultaat meerdere oorzaken kan hebben. Het resultaat toeschrijven aan een (beginnende) dementie is zeer kort door de bocht. Ook uit het onderzoek van de verzekeringsartsen zelf is niet gebleken dat er (in verband met een beginstadium van Alzheimer) meer beperkingen op gebied van persoonlijk functioneren moeten worden vastgesteld, dan al zijn opgenomen in de FML.

De rechtbank concludeert dan ook dat niet is gebleken dat in de FML van 9 april 2019 de beperkingen van eiseres zijn onderschat.

6. Geschiktheid functie productiemedewerker industrie

6.1

Dit betekent dat het UWV terecht heeft gesteld dat eiseres nog steeds geschikt is voor de eerder geduide functie productiemedewerker industrie (Sbc-code 111180). De stelling van eiseres dat zij zowel fysiek als cognitief niet in staat is dit werk te doen, volgt de rechtbank niet. Dit standpunt vloeit voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 5.3 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.

Volgens de verzekeringsarts b&b is er in de functie productiemedewerker industrie geen enkele overschrijding van de belastbaarheid. In het rapport van 8 november 2019 voegt hij daar nog aan toe dat deze functie mentaal en psychisch niet belastend is en dat de geheugen-problematiek die eiseres voelt ook geen beletsel is om de functie uit te oefenen. De functie is op cognitief vlak weinig belastend en omvat geen ingewikkelde handelingen. Dit is in overeenstemming met het rapport van de arbeidsdeskundige van 28 januari 2016, waaruit volgt dat sprake is van een fysiek lichte, nek-, rug- en beensparende functie, zonder veelvuldige deadlines of productiepieken. De rechtbank ziet geen reden om aan dit oordeel te twijfelen. Weliswaar is heeft het UWV geen ‘formulier resultaat functiebeoordeling’ overgelegd waaruit de functiebelasting in deze functie blijkt, maar dat is in het kader van deze beoordeling ook niet noodzakelijk. De gemachtigde van het UWV heeft er ter zitting terecht op gewezen dat de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige in een mail van 11 april 2019 overleg hebben gehad over de geschiktheid van de functie. In deze mail schrijft de arbeidsdeskundige dat zij de huidige FML heeft afgezet tegen de belastende aspecten zoals die in de functie productiemedewerker (SBC-code 111180) golden in januari 2016 en dat deze functie passend is. De rechtbank heeft geen reden om aan dit oordeel te twijfelen. Daarom zal de rechtbank de behandeling van de zaak niet heropenen om het UWV alsnog in de gelegenheid te stellen de functiebelasting in deze functie over te leggen.

6.2

Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank van oordeel is dat het UWV terecht heeft gesteld dat eiseres met ingang van 19 april 2019 weer in staat is de geduide functie te verrichten en dus weer arbeidsgeschikt is. Het UWV heeft dus op goede gronden de ZW-uitkering van eiseres per 19 april 2019 beëindigd.

7. Conclusie

Dit betekent dat het beroep van eiseres ongegrond wordt verklaard.

Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, is er geen reden om een proceskosten-veroordeling uit te spreken.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. G.M.J. Kok, rechter, in aanwezigheid van mr. N. Graumans, griffier, op 31 maart 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel