Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 22-02-2018, ECLI:NL:RBZWB:2018:1084, UTL-I 2015042244
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 22-02-2018, ECLI:NL:RBZWB:2018:1084, UTL-I 2015042244
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 22 februari 2018
- Datum publicatie
- 22 februari 2018
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2018:1084
- Formele relaties
- Sprongcassatie: ECLI:NL:HR:2018:2019, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- UTL-I 2015042244
Inhoudsindicatie
Uitleveringsverzoek van Marokko
Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
LURIS nummer: UTL-I 2015042244
op de vordering ex artikel 23 van de Uitleveringswet (UW) van de officier van justitie in het arrondissement Zeeland-West-Brabant van 3 juli 2017, onder meer strekkende tot het in behandeling nemen van het verzoek van het Koninkrijk Marokko tot uitlevering van:
[voor en achternaam] ,
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) in 1965,
ingeschreven in de basisregistratie personen en verblijvend op het adres
[verblijfadres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.
1 Procesgang
De rechtbank heeft op 8 december 2017 met gesloten deuren een regiezitting gehouden. Op deze zitting zijn aanwezig geweest de opgeëiste persoon, zijn raadslieden mr. A.M. Seebregts en mr. I.N. Weski, beiden advocaat te Rotterdam, en de officier van justitie mr. Y. van Setten.
De rechtbank heeft op 29 januari 2018 met gesloten deuren het uitleveringsverzoek inhoudelijk behandeld. Op deze zitting zijn aanwezig geweest de opgeëiste persoon, voornoemde raadslieden en de officier van justitie.
2 Identiteit van de opgeëiste persoon
De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat zijn personalia als bovengenoemd juist zijn en dat hij de Nederlandse en de Marokkaanse nationaliteit heeft.
3 Verzoek tot uitlevering
De uitlevering van de opgeëiste persoon wordt verzocht ter fine van strafvervolging ter zake van de verdenking dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten zoals omschreven in:
- de ‘Samenvatting van de feiten’ die als bijlage is gevoegd bij het door de rechter-commissaris bij de vierde onderzoekskamer van het gerechtshof Casablanca opgestelde verzoek om uitlevering van 16 juni 2015;
- de brief van deze rechter-commissaris van 21 juli 2017.
Op de beoordeling van de toelaatbaarheid van het uitleveringsverzoek zijn van toepassing:
- a. het op 20 december 1988 te Wenen tot stand gekomen Verdrag van de Verenigde Naties tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen (Trb. 1989, 97);
- b. het op 15 november 2000 te New York tot stand gekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad (Trb. 2001, 68);
- c. het op 31 december 1957 te Parijs tot stand gekomen Europees Verdrag betreffende uitlevering (Trb. 1965, 9) (EUV) en
- d. de Uitleveringswet.