Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 29-06-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:3937, AWB 16_3505

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 29-06-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:3937, AWB 16_3505

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
29 juni 2017
Datum publicatie
28 juli 2017
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2017:3937
Zaaknummer
AWB 16_3505

Inhoudsindicatie

Omgevingsvergunning voor het realiseren van de verblijfsaccomodatie “Het Loonsche Land” aan de Eftelingsestraat 5 te Kaatsheuvel. Eiser heeft geen objectief bepaalbaar belang bij de omgevingsvergunning voor de c-activiteit. In zoverre is zijn beroep niet-ontvankelijk.

Eiser is wel ontvankelijk in zijn beroep tegen de verleende omgevingsvergunning voor de e-activiteit omdat hij milieugevolgen ondervindt van de inrichting van De Efteling. Gelet hierop is eiser ook belanghebbende bij elke wijzigingsvergunning. De door De Efteling voorgestane uitleg van de uitspraak ECLI:NL:RVS:2016:737 zou betekenen dat eiser niet zou kunnen opkomen tegen een serie achtereenvolgende wijzigingen die elk op zichzelf bezien niet van enige betekenis zijn, maar cumulatief mogelijk wel. Door de logaritmische optelling is verklaarbaar dat het effect van de extra geluidsbelasting als gevolg van het project op het totale geluidsniveau (heel) beperkt is. In zoverre is het beroep ongegrond.

Uitspraak

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 16/3505 WABO

gemachtigde: [naam gemachtigde] ,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Loon op Zand, verweerder.

gemachtigde: mr. J.A. Breur.

Procesverloop

Op 26 oktober 2015 heeft vergunninghoudster een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend voor het realiseren van een project ter uitbreiding van het door haar geëxploiteerde attractiepark. Het betreft het bouwen van de verblijfsaccomodatie “Het Loonsche Land” aan de Eftelingsestraat 5 te Kaatsheuvel.

Verweerder heeft de beslissing op de aanvraag voorbereid met de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).

Eiser heeft zijn zienswijze over het ontwerpbesluit naar voren gebracht.

Bij besluit van 19 april 2016 (hierna: bestreden besluit) heeft verweerder de gevraagde omgevingsvergunning verleend. Aan die vergunning is een aantal voorschriften verbonden.

Op 30 mei 2016 heeft eiser beroep tegen het bestreden besluit ingesteld.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 18 mei 2017. Eiser en zijn gemachtigde waren daarbij aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S. van den Nieuwenhuizen en ing. S.W. Adelaar. Vergunninghoudster heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.R. Plug, mr. J.A. Breur en [vertegenwoordiger3] .

Overwegingen

1. Vergunninghoudster wil het door haar geëxploiteerde recreatiepark uitbreiden met een project dat bekend is onder de naam ‘Het Loonsche Land’ (hierna: het project). De uitbreiding is gesitueerd aan de Eftelingsestraat 5 te Kaatsheuvel en bestaat in hoofdzaak uit een aantal recreatieve verblijfseenheden, een gebouw met centrale voorzieningen en een parkeerterrein.

De realisering van het project is in strijd met de bouwmogelijkheden die het ter plaatse geldende bestemmingsplan ‘Wereld van de Efteling’ (hierna: het bestemmingsplan) biedt. De bestemming “Verblijfsrecreatie” laat de bouw van recreatiewoonverblijven (chalets) en centrale voorzieningen toe, maar een aantal onderdelen van de desbetreffende bouwplannen overschrijdt de maximaal toegelaten oppervlakte, hoogte of inhoud.

Op initiatief van verweerder is onderzoek naar de akoestische gevolgen van het project verricht door Alcedo B.V., die haar bevindingen en conclusies heeft neergelegd in het rapport gedateerd 9 februari 2016. Verweerder heeft ook enige andere onderzoeken naar de effecten van het project op de omgeving laten verrichten. Daaruit heeft verweerder afgeleid dat de realisering en het gebruik van het project niet leidt tot onevenredige aantasting van en overlast voor de directe omgeving.

Vervolgens heeft verweerder met het ter inzage leggen van een ontwerpbesluit laten weten dat hij voornemens is om de aanvraag toe te wijzen.

Bij het bestreden besluit heeft verweerder, onder weerlegging van de zienswijze van eiser, een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een bouwwerk, het bewerken van grond, het handelen in strijd met het bestemmingsplan, het in gebruik nemen van een gebouw met het oog op brandveiligheid, het veranderen van een inrichting en het maken van een uitweg.

2. Eiser woont op het perceel [adres] te Kaatsheuvel. Een zijde van dit perceel grenst aan de Eftelingsestraat. Op het terrein ten westen van het perceel [adres] , dat grenst aan het gebied waarop het project betrekking heeft, exploiteert eiser de minicamping ‘Bernehoeve’. Het terrein ten noorden van het perceel [adres] , aan de Eftelingsestraat wordt door De Efteling gebruikt als parkeerterrein.

Eiser vreest voor geluidsoverlast ten gevolge van het gebruik van het project. Daarnaast is hij bezorgd over het verlies van het groene karakter en de toegankelijkheid van het gebied waarin het project is voorzien. In dit verband heeft eiser gesteld dat het gebruik van het project zal leiden tot meer en ernstiger geluidhinder dan in het rapport van Alcedo is vermeld. Voorts heeft eiser aangevoerd dat de realisering van het project in strijd komt met de overeenkomst (‘zekerstelling natuurcompensatie’) over de inrichting van het betrokken gebied die de gemeente Loon op Zand en vergunninghoudster op 8 oktober 2002 met elkaar hebben gesloten. Eiser heeft met name gewezen op het verdwijnen van een wandelpad, dat gebruikt wordt door zijn gasten.

3. Vergunninghoudster heeft onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:737, betoogd dat eiser niet-ontvankelijk is omdat hij, naar objectieve maatstaven gemeten, geen hinder van enige betekenis ondervindt van de realisatie van het project. Vergunninghoudster heeft hierbij gewezen op de conclusie van in het rapport van Alcedo dat de berekende geluidsniveaus ten gevolge van de realisatie van het Loonsche Land een minimale invloed hebben op de in de revisievergunning van 23 april 2013 vergunde geluidsniveaus, terwijl de gecumuleerde geluidsniveaus op alle beoordelingspunten voldoen aan de geluidseisen van deze revisievergunning.

4. De rechtbank stelt vast dat de grieven van eiser zijn gericht tegen activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo (het gebruik van gronden in strijd met het bestemmingsplan) en onder e (het veranderen van een inrichting). Deze beide activiteiten zijn niet onlosmakelijk met elkaar verbonden en daarom zal de rechtbank de ontvankelijkheid van eiser voor elk van deze twee activiteiten apart beoordelen.

4.1

De rechtbank overweegt dat het gebruik van de gronden voor het bouwen van de chalets en het voorzieningengebouw heeft geleid tot het kappen van bomen en tot het verleggen van het bestaande wandelpad. Eiser heeft vanuit zijn woning geen zicht op (de bomen van) het Loonsche Land. Hij woont op een afstand van meer dan 800 meter van de grens van het Loonsche Land. Deze afstand bestrijkt onder meer de minicamping van eiser en het Bosrijk, een eerder project van vergunninghoudster. Daargelaten dat het vellen van houtopstand en het verleggen van een wandelpad niet is aangevraagd en door verweerder ook niet is vergund, kan naar het oordeel van de rechtbank niet gezegd worden dat eiser zich ten aanzien van deze activiteiten onderscheidt van andere inwoners van Kaatsheuvel. Nu hij geen zicht heeft op de verdwenen bomen en het wandelpad heeft eiser geen objectief bepaalbaar belang bij de omgevingsvergunning voor de c-activiteit. Derhalve zal zijn beroep in zoverre niet-ontvankelijk verklaard worden.

4.2

De rechtbank acht eiser wel ontvankelijk in zijn beroep tegen de verleende omgevingsvergunning voor de e-activiteit. De rechtbank begrijpt de door vergunning-houdster genoemde uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State aldus dat een omwonende belanghebbende is bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor de activiteit milieu indien die omwonende milieugevolgen van enige betekenis kan ondervinden van de inrichting. Daarbij dient te worden gekeken naar de inrichting als geheel en niet uitsluitend naar de aangevraagde verandering van de inrichting. In het onderhavige geval bestaat er geen twijfel over dat eiser milieugevolgen ondervindt van de inrichting van vergunninghoudster. Gelet hierop is eiser ook belanghebbende bij elke wijzigings-vergunning. De door vergunninghoudster voorgestane uitleg zou betekenen dat eiser niet zou kunnen opkomen tegen een serie achtereenvolgende wijzigingen die elk op zichzelf bezien niet van enige betekenis zijn, maar cumulatief mogelijk wel.

5. Ten aanzien van de e-activiteit is tussen partijen (uitsluitend) in geschil of verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de geluidstoename ten gevolge van dit project niet aan het verlenen van een omgevingsvergunning in de weg staat omdat dit niet leidt tot overschrijding van het vergunde geluidsniveau. Daarbij spitst het geschil zich toe op het in opdracht van vergunninghoudster door Alcedo verrichte akoestische onderzoek.

De toename van het vergunde geluidsniveau van 46 dB(A) door de geluidsuitstraling van het Loonsche Land op het beoordelingspunt nabij de woning van eiser bedraagt volgens Alcedo in de dagperiode 0,007 dB(A) en in de avond- en nachtperiode 0,014 DB(A). Eiser heeft de bevindingen en conclusies van Alcedo in twijfel getrokken, maar hij heeft dit niet met een deskundig tegenrapport onderbouwd. De rechtbank ziet niet dat aan het rapport van Alcedo zodanige gebreken kleven dat verweerder dit niet aan het bestreden besluit ten grondslag heeft kunnen leggen. Verweerder heeft aangegeven dat – anders dan eiser stelt – de geluidseffecten van alle reeds vergunde activiteiten, zoals het geluid van de generatoren van de lichtmasten op parkeerterrein K+, bij het onderzoek zijn betrokken en meegenomen. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten om aan de juistheid van deze mededeling te twijfelen. Voorts heeft verweerder terecht gesteld dat niet-vergunde activiteiten, zoals het langer openblijven van het park dan is toegestaan, niet bij het onderzoek betrokken behoeven te worden. De stelling van eiser dat het niet mogelijk is dat de uitbreiding van het Loonsche Land geen invloed heeft op zijn perceel leidt evenmin tot twijfel aan de juistheid van de conclusies van Alcedo. Verweerder heeft toegelicht dat bij de berekening van geluid waardes niet zonder meer bij elkaar kunnen worden opgeteld, maar dat een logaritmische optelling dient plaats te vinden. Hierdoor is verklaarbaar dat het effect van de extra geluidsbelasting als gevolg van het project op het totale geluidsniveau (heel) beperkt is.

Aangezien Alcedo heeft geconcludeerd dat de geluidsbelastingen op de beoordelingspunten voldoen aan de geluidsvoorschriften uit de vigerende revisievergunning van 23 april 2013 en dat de toegestane piekniveaus op de beoordelingspunten niet worden overschreden, dient het beroep van eiser in zoverre ongegrond verklaard te worden.

6. Nu het beroep deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond verklaard zal worden, is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank:

-

verklaart het beroep niet-ontvankelijk voor zover gericht tegen de omgevingsvergunning voor de activiteit ‘het gebruik van gronden in strijd met het bestemmingsplan’;

-

verklaart het beroep voor het overige ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. G.M.J. Kok, voorzitter, en mr. C.A.F. van Ginneken en mr. J.J.M. van Lanen, leden, in aanwezigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier.

De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2017.

P.H.M. Verdonschot, griffier G.M.J. Kok, voorzitter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel