Home

Rechtbank Zutphen, 23-02-2010, BL5239, 06/460587-08

Rechtbank Zutphen, 23-02-2010, BL5239, 06/460587-08

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zutphen
Datum uitspraak
23 februari 2010
Datum publicatie
23 februari 2010
ECLI
ECLI:NL:RBZUT:2010:BL5239
Zaaknummer
06/460587-08

Inhoudsindicatie

De rechtbank acht kinderdoodslag wettig en overtuigend bewezen en veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk. Voorwaardelijk opzet, verwerping beroep psychische overmacht/avas.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN

Sector Straf

Meervoudige kamer

Parketnummer: 06/460587-08

Uitspraak d.d.: 23 februari 2010

tegenspraak / dip

VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren op [1979] te [plaats],

wonende aan de [adres te plaats].

Raadsvrouw: mr. S.H. Baas, advocaat te Baarn.

Onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 februari 2010.

De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

zij op of omstreeks 27 november 2008 te Apeldoorn, opzettelijk, als moeder, haar pasgeboren kind van het leven heeft beroofd, door dat kind, met dat opzet, (direct/kort) na de bevalling,

- neer te leggen en/of achter te laten in een toilet-pot en/of

- dat toilet door te spoelen (waarna dat kind klem kwam te zitten in de afvoer van het toilet en (geheel) onder water geraakte),

door welk handelen en/of nalaten van verdachte dat kind in een hulpeloze toestand is komen te verkeren en/of ten gevolge van verdrinking en/of onderkoeling is overleden, terwijl verdachte het feit heeft gepleegd uit vrees voor ontdekking van haar bevalling;

art 290 Wetboek van Strafrecht

art 287 Wetboek van Strafrecht

ALTHANS, dat

zij op of omstreeks 27 november 2008 te Apeldoorn, als moeder, haar pasgeboren kind heeft verlaten met het oogmerk om zich van dat kind te ontdoen, tengevolge waarvan dat kind is overleden, door dat kind, met dat oogmerk, direct of kort na de bevalling neer te leggen en/of achter te laten in een toiletpot, althans door dat kind toen en daar de nodige zorg onthouden,

terwijl verdachte het feit heeft gepleegd uit vrees voor ontdekking van haar bevalling;

art 256, 257, 258, 259 Wetboek van Strafrecht

Overwegingen ten aanzien van het bewijs1

Standpunt van het openbaar ministerie

Volgens de officier van justitie kan de primair tenlastegelegde kinderdoodslag bewezen worden verklaard. Verdachte moet hebben beseft dat zij was bevallen van een kind. Het kind is na de bevalling in de wc-pot terecht gekomen en verdachte heeft vervolgens het toilet doorgespoeld. Hierdoor is het kind onder water gekomen en overleden door onderkoeling en/of verdrinking. Verdachte heeft tijdens deze gang van zaken niet gekeken wat er precies in de wc-pot lag. Volgens de officier van justitie is er onder deze omstandigheden sprake van voorwaardelijk opzet op de levensberoving van het kind.

Standpunt van de verdediging

Verdachte heeft verklaard dat zij niet wist dat zij zwanger was. Ook wist verdachte naar eigen zeggen niet dat zij op 27 november 2008 op het toilet was bevallen van een kind. Pas in het ziekenhuis werd haar verteld dat ze was bevallen van een baby. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat onder deze omstandigheden het opzet op levensberoving (primair tenlastegelegde) of achterlating (subsidiair tenlastegelegde) niet bewezen kan worden verklaard.

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank acht ten aanzien van de gang van zaken op 27 november 2008 de volgende feiten en omstandigheden van belang.

Verdachte was op deze dag naar school geweest en verbleef hierna in de woning aan [adres te plaats]. Hier woonden haar vriend [vriend] en zijn broer [broer van vriend ].2 Omstreeks 18.30 uur lag verdachte op de bank in de woonkamer. Zij had last van haar onderbuik. [vriend] was op dat moment niet in de woning aanwezig. [broer van vriend] wel. Verdachte vroeg aan [broer van vriend] of hij naar boven wilde gaan. [broer van vriend] gaf hier ook gevolg aan. Omstreeks 19.00 uur ging [broer van vriend] weer naar beneden. Hij constateerde dat verdachte op dat moment op het toilet zat. Hij hoorde vervolgens dat verdachte hem riep en om een schaar vroeg. [broer van vriend] pakte hierna uit de keuken een schaar en gaf deze aan verdachte. Verdachte zat op dat moment nog steeds op het toilet.3 Tijdens een later verhoor heeft [broer van vriend] verklaard dat verdachte goed bij stem was en rustig sprak. Het klonk niet alsof zij in paniek was.4 Rond 19.45 uur kwam volgens [broer van vriend] zijn broer [vriend] weer thuis. Verdachte zat op dat moment nog op het toilet en schreeuwde: "Schat, ben jij het." Nadat [vriend] antwoordde dat hij het was, riep verdachte: "Je moet mij helpen, je moet mij helpen." Later heeft [broer van vriend] een buurman benaderd en de nooddienst 112 gebeld.5

[vriend] heeft verklaard dat hij op 27 november 2008 rond 19.30 uur thuiskwam. Hij zag dat verdachte op de wc zat. Hij moest zelf ook naar het toilet en zei daarom tegen verdachte dat ze moest opschieten. Verdachte antwoordde: "Ja, ik kom zo." Enkele minuten later zei [vriend] dat ze van de wc af moest komen. Verdachte zei vervolgens tegen [vriend]: "Je moet me helpen." [vriend] zag vervolgens dat verdachte op het toilet zat en een bebloede onderbroek had.6

Rond 20.00 uur kreeg ambulancepersoneel de melding om naar [adres] te gaan. Daar trof [ambulance-verpleegkundige] een vrouw op het toilet aan die matig aanspreekbaar was. De vrouw werd van het toilet gehaald. [ambulance-verpleegkundige] zag dat het toilet tot de rand gevuld was met bloederig water met stolsels.7 Daarnaast was er een collega van [ambulance-verpleegkundige] aanwezig, ambulancechauffeur en [verpleegster]. Zij heeft in het verleden 14 jaar als verloskundige gewerkt. Zij zag een kind in de wc-pot. Het kind zat rechtstandig in de waterafvoer van het toilet. [Verpleegster] bracht haar ringvingers en pinken onder de oksels van het kind en wist toen met moeite het kind uit de wc-pot te halen. Zij zag dat het een voldragen en vermoedelijk overleden kind betrof. Voorts zag zij dat de navelstreng afgeknipt was. Meteen nadat zij het kind uit het toilet lostrok, spoelde het water uit de wc-pot weg.8 Al voordat zij het kind in de wc-pot zag, kreeg [Verpleegster] een schaar aangereikt. Zij zag dat de schaar bebloed was.9

In het ziekenhuis van Apeldoorn werd verdachte onderzocht door gynaecoloog Spaans die duidelijk zag verdachte net was bevallen.10 Het overleden kind is onder meer in het Academisch Medisch Centrum te Amsterdam onderzocht. De conclusie van dit onderzoek luidt dat er sprake was van een overleden vrouwelijke neonaat die na de bevalling geleefd moet hebben, gezien de aanwezigheid van lucht in longen en maag.11 De voorlopige bevindingen van de sectie op de overleden baby luiden onder meer dat sprake was van een voldragen meisje. De navelstreng had een scherprandig uiteinde. Dit kan volgens de onderzoeker passen bij het doorknippen van de navelstreng, bijvoorbeeld met een schaar.12 Voorts heeft een pathologisch onderzoek plaatsgevonden naar de baby. Uit de sectie is geen anatomische doodsoorzaak gebleken. Volgens de rapporteur behoort, gezien de omstandigheden bij vinding, overlijden ten gevolge van hulpeloos achterlaten met onderkoeling, te laag suikergehalte (hypoglycemie), verdrinking of een combinatie hiervan tot de mogelijkheden.13 Ten aanzien van de mogelijke hypoglycemie is ten slotte een toxicologisch onderzoek verricht. Volgens de rapporteur zijn er geen biochemische aanwijzingen voor hypoglycemie.14

De rechtbank duidt bovenstaande feiten en omstandigheden als volgt. In de eerste plaats leidt de rechtbank uit de bewijsmiddelen af dat verdachte op 27 november 2008 tussen 18.30 en 19.00 uur op het toilet is geraakt. Op het toilet is zij vervolgens bevallen van een voldragen, levend meisje. Uit de verklaringen van [vriend] en [broer van vriend ] leidt de rechtbank af dat verdachte tijdens en kort na deze bevalling aanspreekbaar was. [broer van vriend] heeft verklaard dat zij rond 19.00 uur goed bij stem was en rustig overkwam. Rond 19.30 à 19.45 uur voerde [vriend] een kort gesprek met verdachte. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte tijdens en kort na de bevalling bij zinnen en bij bewustzijn was.

Een bevalling is een zeer ingrijpende fysieke ervaring. Ook als een vrouw tot dan toe niet op de hoogte was van haar zwangerschap, ligt het zeer sterk voor de hand dat zij zich tijdens het bevallingsproces bewust wordt van de geboorte van haar kind. In de onderhavige zaak wordt dit bevestigd door de omstandigheid dat verdachte aan [broer van vriend ] om een schaar heeft gevraagd. Uit de voornoemde bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte met deze schaar vervolgens de navelstreng tussen haar en het pasgeboren kind heeft doorgeknipt. Dit was een doelbewuste handeling. Op grond van deze handeling en het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte wist dat zij bevallen was van een kind.

De baby is na de bevalling in de wc-pot terecht gekomen en kwam met haar beentjes klem te zitten in de wc-afvoer. Voorts is op enig moment, al dan niet onbewust, de wc doorgetrokken waardoor de waterspiegel in de wc-pot steeg. Als gevolg van het hulpeloos achterlaten met onderkoeling, verdrinking of een combinatie van deze factoren is de baby overleden. Hoewel verdachte wist dat haar net gebaarde kind hulpeloos in de wc-pot lag, heeft zij geen actie ondernomen. Zij heeft het kind in de wc-pot achtergelaten en heeft geen alarm geslagen. Uiteindelijk is het de vriend van verdachte geweest die iets voor 20.00 uur alarm sloeg en de hulpdiensten heeft laten bellen.

De kans dat een pasgeboren kind komt te overlijden in het koude water van een wc-pot is zeer groot. Door na de bevalling het kind hulpeloos achter te laten in de wc-pot en vervolgens geen enkele adequate actie te ondernemen, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank de kans op het overlijden van de baby willens en wetens aanvaard.

De rechtbank is van oordeel dat verdachte bij de bewezenverklaarde levensberoving heeft gehandeld onder de werking van vrees voor de ontdekking van haar bevalling. Daarom zal de rechtbank kinderdoodslag (artikel 290 van het Wetboek van Strafrecht) bewezen verklaren. De rechtbank baseert zich hierbij op het volgende. Verdachte heeft tijdens verhoren steeds verklaard dat zij niet op de hoogte was van haar zwangerschap.15 De omgeving van verdachte was tot 27 november 2008 in ieder geval niet op de hoogte van de zwangerschap van verdachte.16 Voorts hadden verdachte en haar vriend [vriend] geen kinderwens.17 Verdachte beviel onder deze omstandigheden op het toilet van een kind en gaf op geen enkel moment ruchtbaarheid aan deze bevalling. In het licht van het bovenstaande acht de rechtbank het bewezen dat verdachte bij de levensberoving heeft gehandeld uit vrees voor de ontdekking van haar bevalling.

De rechtbank acht daarom de primair tenlastegelegde kinderdoodslag wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:

zij op 27 november 2008 te Apeldoorn, opzettelijk, als moeder, haar pasgeboren kind van het leven heeft beroofd, door dat kind, met dat opzet, (direct/kort) na de bevalling neer te leggen en/of achter te laten in een toilet-pot (waarna dat kind klem kwam te zitten in de afvoer van het toilet en (geheel) onder water geraakte), door welk handelen en/of nalaten van verdachte dat kind in een hulpeloze toestand is komen te verkeren en ten gevolge van verdrinking en/of onderkoeling is overleden, terwijl verdachte het feit heeft gepleegd uit vrees voor ontdekking van haar bevalling.

Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde

Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf: kinderdoodslag.

Strafbaarheid van de verdachte

De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat er ten tijde van het voorval sprake was van psychische overmacht of afwezigheid van alle schuld (avas). Door haar psychische toestand kon verdachte volgens de raadsvrouw niet anders reageren dan zij deed. Vanwege haar onmachtige toestand kan verdachte evenmin schuld worden verweten.

De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw. In de eerste plaats bieden het psychiatrische en psychologische rapport18 geen aanknopingspunten voor de stelling van de raadsvrouw dat er sprake was van psychische overmacht of avas. Weliswaar concluderen de psycholoog en de psychiater dat er bij verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met borderline en afhankelijke trekken, maar de deskundigen doen geen uitspraak over de geestestoestand van verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde. De verklaringen van verdachte bieden evenmin aanknopingspunten om gefundeerde uitspraken te kunnen doen over haar geestestoestand ten tijde van het bewezenverklaarde. Verdachte heeft immers verklaard dat zij zich niets meer van de bevalling kan herinneren. Tot slot heeft de rechtbank hiervoor al overwogen dat verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde aanspreekbaar en bij zinnen was. Ook dit wijst niet in de richting van psychische overmacht of avas. De rechtbank acht het daarom niet aannemelijk dat er sprake was van deze of andere strafuitsluitingsgronden. Verdachte is dan ook strafbaar.

Oplegging van straf

De officier van justitie heeft een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden geëist, met een proeftijd van twee jaren. Als bijzondere voorwaarde heeft de officier van justitie reclasseringstoezicht en ambulante behandeling bij een GGZ-instelling gevorderd. Tevens wordt een werkstraf voor de duur van 240 uur geëist, subsidiair 120 dagen hechtenis.

De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte geen strafblad heeft. Het voorval heeft daarnaast grote impact op verdachte gehad. Volgens de raadsvrouw moet de dood van het kind van verdachte worden gezien als een persoonlijk drama.

Ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden heeft de rechtbank kennis genomen van de hiervoor al genoemde psychologische en psychiatrische rapporten. Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van de voorlichtingsrapporten van de reclassering van 13 en 23 februari 2010. In de rapporten komt naar voren dat verdachte lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis met borderline (gebrekkige identiteitsontwikkeling) en afhankelijke trekken. Daarnaast is er sprake van beperkte verbale capaciteiten en een gebrek aan empathisch vermogen en aanpassingsvermogen. Ook maken de rapporten melding van sociale vervreemding en zelfvervreemding.

De rechtbank overweegt vervolgens als volgt over de strafoplegging. Verdachte heeft haar pasgeboren kind op een mensonterende wijze van het leven beroofd. Na de geboorte kwam het kind in het koude water in een wc-pot terecht, waarna het door onderkoeling, verdrinking of een combinatie van deze factoren is overleden. Het ontluikende leven van een baby werd op deze manier in de knop gebroken. Levensdelicten behoren niet voor niets tot de meest ernstige strafbare feiten in het Nederlandse strafrecht omdat het beëindigen van een mensenleven onomkeerbaar is. De afhankelijkheid en hulpeloosheid van een pasgeboren baby maakt het bewezenverklaarde feit des te triester.

De rechtbank houdt er bij de strafoplegging wel rekening mee dat het bewezenverklaarde feit werd gepleegd door een moeder die handelde uit vrees voor de ontdekking van de bevalling.

De wetgever beschouwt dit als een strafverminderende omstandigheid. Voor het delict kinderdoodslag heeft de wetgever een strafmaximum van zes jaar gevangenisstraf gesteld, voor het delict doodslag is een veel hogere straf mogelijk.

De rechtbank zal afwijken van de eis van de officier van justitie en een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. In de eerste plaats omdat de rechtbank rekening heeft gehouden met de straffen die door rechtbanken in vergelijkbare zaken zijn opgelegd. In de tweede plaats is de rechtbank van oordeel dat vanwege de bijzondere ernst van het feit niet kan worden volstaan met een geringere straf dan een (deels) onvoorwaardelijke vrijheidsstraf. Verdachte heeft opzettelijk een pasgeboren kind om het leven gebracht. Dergelijke feiten leiden tot maatschappelijke onrust en een geschokte rechtsorde. Daarom acht de rechtbank een taakstraf geen passende strafmodaliteit.

De lengte van de gevangenisstraf zal de rechtbank vaststellen op 18 maanden. Een deel hiervan, namelijk 6 maanden, zal de rechtbank voorwaardelijk opleggen. Met het oog op de persoonlijkheidsproblematiek van verdachte zal de rechtbank als bijzondere voorwaarden ambulante behandeling bij een GGZ-instelling en reclasseringstoezicht opleggen. Deze bijzondere voorwaarden zijn conform het plan van aanpak van de reclassering en dienen ook in dit kader uitgevoerd te worden. De lengte van de proeftijd zal de rechtbank vaststellen op twee jaar.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27 en 290 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank:

* verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan;

* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;

* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als: kinderdoodslag;

* verklaart verdachte strafbaar;

* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden;

* bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;

* stelt als bijzondere voorwaarden:

1. dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt;

2. dat veroordeelde zal meewerken aan een ambulante behandeling bij een GGZ-instelling zolang dit (binnen de gestelde proeftijd) in overleg met de reclassering door de behandelaars nodig wordt geoordeeld;

* geeft de reclassering opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarde hulp en steun te verlenen;

* beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.

Aldus gewezen door mrs. Feraaune, voorzitter, Davids en Heenk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Kooij, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 februari 2010.

Voetnoten:

1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer LJN PL0620/08-210016, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Apeldoorn, gesloten en ondertekend op 20 augustus 2009.

2 Verklaring verdachte ter terechtzitting. Voorts voornoemd dossier, proces-verbaal van verhoor [broer van vriend], p. 166 e.v.

3 Voornoemd dossier, proces-verbaal van verhoor [broer van vriend], p. 166 e.v.

4 Voornoemd dossier, proces-verbaal van verhoor [broer van vriend], p. 171.

5 Voornoemd dossier, proces-verbaal van verhoor [broer van vriend], p. 168 e.v.

6 Voornoemd dossier, proces-verbaal van verhoor [vriend], p. 148 e.v.

7 Voornoemd dossier, proces-verbaal van verhoor [ambulance-verpleegkundige], p. 47 e.v.

8 Voornoemd dossier, proces-verbaal van verhoor [verpleegster], p. 51 e.v.

9 Idem.

10 Voornoemd dossier, proces-verbaal van verhoor W.A. Spaans, p. 59 e.v.

11 Verslag van het Academisch Medisch Centrum te Amsterdam, d.d. 2 december 2008.

12 Voornoemd dossier, voorlopige bevindingen van de sectie, p. 62 e.v.

13 Rapport pathologisch onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood onbekende baby, Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 6 november 2009.

14 Rapport toxicologisch onderzoek onbekende baby, Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 18 januari 2010.

15 Onder meer verklaring van verdachte ter terechtzitting.

16 Voornoemd dossier, onder meer proces-verbaal van verhoor [vriend], p. 148 e.v. en proces-verbaal van verhoor [broer van vriend], p. 166 e.v.

17 Verklaring verdachte ter terechtzitting. Voorts voornoemd dossier, proces-verbaal van verhoor [vriend], p. 148 e.v.

18 Psychologisch en psychiatrisch rapport Pro Justitia, allebei d.d. 17 februari 2009