Home

Rechtbank Utrecht, 29-04-2011, ECLI:NL:RBUTR:2011:1505 BQ8585, 16/131665-10 [P]

Rechtbank Utrecht, 29-04-2011, ECLI:NL:RBUTR:2011:1505 BQ8585, 16/131665-10 [P]

Gegevens

Instantie
Rechtbank Utrecht
Datum uitspraak
29 april 2011
Datum publicatie
21 juni 2011
ECLI
ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ8585
Zaaknummer
16/131665-10 [P]

Inhoudsindicatie

geen straf opgelegd voor het plegen van een eenvoudige belediging en de belemmering van meedere ambtenaren als ad info feit. De feiten zijn twee jaar geleden gepleegd. Gelet op het geirnge strafblad heeft een straf nu geen toegevoegde waarde.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT

Sector strafrecht

parketnummer: 16/131665-10 [P]

vonnis van de meervoudige kamer d.d. 29 april 2011

in de strafzaak tegen

[verdachte]

geboren op [1986] te [geboorteplaats]

wonende te [woonplaats], [adres].

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 15 april 2011, waarbij de officier van justitie en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

Feit 1: een ambtenaar van politie heeft beledigd met het woord “kankermietjes”;

Feit 2: anderen heeft aangezet tot een strafbaar feit of tot gewelddadig optreden tegen de politie.

3 De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4 De beoordeling van het bewijs

4.1 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan. De officier van justitie baseert zich daarbij met name op het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1].

4.2 Het standpunt van de verdediging

De verdachte heeft ter zitting ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat hij niet meer weet of hij beledigende woorden heeft geroepen naar de politie. Ten aanzien van feit 2 heeft verdachte ter zitting aangevoerd dat wat hij heeft gezegd niet opruiend was bedoeld.

4.3 Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank overweegt ten aanzien van de bewezenverklaring van feit 1 en feit 2 als volgt:

[verbalisant 2], hoofdagent van politie, district Rijn en Venen, relateert in het door hem opgemaakte proces-verbaal van bevindingen dat hij op 5 juli 2009 in motoruniform op een herkenbare motorfiets reed. [verbalisant 2] kreeg de opdracht om te gaan naar de Windmolen te Mijdrecht , gemeente De Ronde Venen. Ter plaatse waren er meerdere personen die de openbare orde verstoorden en die luidkeels liepen te schreeuwen. [verdachte] hield zich zeer recalcitrant op. Hij stond voor de politie, wees naar de woning aan de Windmolen [nummer] en zei “die vent moet worden aangehouden! Kankermietjes! Als jullie hem niet aanhouden pak ik hem! Als jullie hem nu niet aanhouden gooi ik al zijn ramen eruit!” [verdachte] bleef al schreeuwend aanwezig. [verbalisant 2] hoorde hem steeds beledigend naar de politie toe.

Verdachte verklaarde bij de politie dat er zeker vijftig personen bij de woning stonden en dat er werd geschreeuwd en geroepen. Verdachte wilde zeker weten dat de man die hem had geslagen opgepakt werd. Verdachte verklaarde voorts zich te kunnen herinneren dat hij een agent had uitgescholden.

Op basis van het voornoemde acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met het woord ‘kankermietjes’ [verbalisant 1] heeft beledigd. De rechtbank acht evenwel niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in het openbaar mondeling tot enig strafbaar feit of tot gewelddadig optreden tegen de politie heeft opgeruid, nu daarvoor sprake dient te zijn van het bewegen van anderen tot strafbare gedragingen, waarvan in casu niet blijkt gelet op de door verdachte gebruikte bewoordingen. Verdachte zal derhalve worden vrijgesproken van het hem onder 2 tenlastegelegde.

4.4 De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

1.

op 05 juli 2009 te Mijdrecht, gemeente De Ronde Venen, opzettelijk beledigend een

ambtenaar, te weten [verbalisant 1], hoofdagent van politie Utrecht,

district Rijn en Venen gedurende en/of ter zake van de rechtmatige

uitoefening van zijn bediening, zijnde belast met de opvallende

motorsurveillance in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd

de woorden "kankermietjes";

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5 De strafbaarheid

5.1 De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op:

Ten aanzien van feit 1:

Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

5.2 De strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6 De strafoplegging

6.1 De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht en rekening houdend met het onder 2 ad informandum gevoegde feit gevorderd aan verdachte op te leggen een werkstraf voor de duur van 60 uur subsidiair 30 dagen hechtenis.

De officier van justitie heeft gevorderd geen rekening te houden met het onder 1 ad informandum gevoegde feit nu zij dit feit niet wettig en overtuigend bewezen acht. De officier van justitie heeft daarom voorts gevorderd de door de benadeelde partij [benadeelde] ingediende vordering tot schadevergoeding af te wijzen.

6.2 Het standpunt van de verdediging

Verdachte heeft aangevoerd dat rekening moet worden gehouden met het feit dat de politie hem als dader zag en niet als slachtoffer en dat hij zich daardoor door de politie benadeeld voelde.

6.3 Het oordeel van de rechtbank

Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.

Verdachte heeft een politieagent beledigd door hem “kankermietjes” toe te voegen, een term die de rechtbank als ernstig beschouwd. Verdachte heeft hiermee de politieagent ook in zijn eer en goede naam aangetast.

Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van 5 januari 2011 volgt dat verdachte op

28 juli 2005 een transactie heeft gehad voor openlijke geweldpleging, maar dat hij niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.

De rechtbank houdt rekening met het feit dat verdachte zich blijkens het dossier tijdens het gebeuren in de nacht van 5 juli 2009 zeer agressief heeft gedragen. Verdachte heeft bij de politie en ter zitting zijn agressieve houding ten tijde van het gebeuren niet ontkend. Verdachte neemt hiermee naar het oordeel van de rechtbank grotendeels zijn verantwoordelijkheid voor wat hij heeft gedaan. De rechtbank houdt ook rekening met het feit dat blijkens het dossier verdachte zelf die nacht met een hamer op zijn hoofd was geslagen, alsmede dat een vriend van verdachte met een hamer op zijn hoofd was geslagen en bloedend op de grond lag, waarna verdachte uit woede en emotie tot genoemd feit is gekomen. Nu verdachte het bewezenverklaarde feit bijna twee jaar geleden heeft gepleegd, is de rechtbank van oordeel dat alles overziend het opleggen van een straf op dit moment geen toegevoegde waarde meer heeft. Verdachte zal derhalve schuldig worden verklaard zonder oplegging van straf.

6.4 De ad informandum gevoegde feiten

De rechtbank heeft rekening gehouden met het volgende door verdachte bekende en als tweede ad informandum op de dagvaarding vermelde strafbare feit:

- belemmering op heterdaad van meerdere ambtenaren, gepleegd op 5 juli 2009 in Mijdrecht.

Als eerste ad informandum op de dagvaarding vermelde strafbare feit is aangeboden het feit dat verdachte op 5 juli 2009 openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd op de Windmolen in Mijdrecht. Dit ad informandum gevoegde feit heeft de rechtbank buiten beschouwing gelaten, nu verdachte dit feit ter zitting heeft ontkend.

7 De benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde] vordert een schadevergoeding van € 1.959,66 voor

het onder 1 ad informandum gevoegde feit.

Het onder 1 ad informandum gevoegde feit is door de rechtbank buiten beschouwing gelaten. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.

8 De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9a, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9 De beslissing

De rechtbank:

Vrijspraak

- spreekt verdachte vrij van het onder 2 ten laste gelegde feit;

Bewezenverklaring

- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;

- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

feit 1: Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

- verklaart verdachte strafbaar;

- legt aan verdachte geen straf of maatregel op;

Benadeelde partijen

- verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Oostendorp, voorzitter, mr. L.E. Verschoor-Bergsma en mr. M. Aksu, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.F. van Dam, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 29 april 2011.

Mr. M.C. Oostendorp is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.