Home

Rechtbank 's-Hertogenbosch, 17-02-2011, BP5803, AWB 10-892

Rechtbank 's-Hertogenbosch, 17-02-2011, BP5803, AWB 10-892

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
17 februari 2011
Datum publicatie
25 februari 2011
ECLI
ECLI:NL:RBSHE:2011:BP5803
Zaaknummer
AWB 10-892

Inhoudsindicatie

Disciplinair ontslag van ambtenaar, werkzaam bij de belastingdienst. Plichtsverzuim bestaande uit niet nakomen van de voorschriften in geval van ziekte en het niet nakomen van financiële verplichtingen met daaruit voortvloeiende loonbeslagen. Plichtsverzuim is eiser toe te rekenen. Ontslag is niet onevenredig.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH

Sector bestuursrecht

Zaaknummer: AWB 10/892

Uitspraak van de meervoudige kamer van 17 februari 2011

inzake

[eiser],

te [woonplaats],

eiser,

gemachtigde mr. M.A.E.A. Muurmans,

tegen

de Staatssecretaris van Financiën,

verweerder,

gemachtigde mr. Q.A. Witsen Elias.

Procesverloop

Bij besluit van 6 juli 2009 heeft verweerder eiser met ingang van de tweede dag na dagtekening van dit besluit disciplinair gestraft met de maatregel van ontslag op grond van artikel 81, eerste lid, aanhef en onder l, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR).

Het hiertegen door eiser gemaakte bezwaar is door verweerder bij besluit van 2 februari 2010 (hierna: bestreden besluit) ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.

De zaak is behandeld ter zitting van 4 februari 2011, waar eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. In dit geding is de vraag aan de orde of verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten aan eiser de disciplinaire straf van ontslag op te leggen.

2. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.

3. Eiser was werkzaam bij de belastingdienst Rijnmond als medewerker in groepsfunctie C. Sinds 11 augustus 2008 was eiser volledig afwezig wegens ziekte. Verweerder heeft vanaf 5 januari 2009 diverse pogingen ondernomen om eiser te bereiken, hetgeen niet is gelukt. Eiser was telefonisch niet te bereiken en ook op brieven, waarin hij werd uitgenodigd voor een gesprek, reageerde hij niet. Ook bij het bezorgen van de brieven, dat werd gedaan door collega’s van eiser, werd bij de woning van eiser niemand aangetroffen. Op 20 januari 2009 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen eiser en zijn leidinggevende. Omdat verweerder van mening was dat eiser tijdens dit gesprek geen valide reden voor zijn gedrag heeft kunnen geven, is eiser nogmaals voor een gesprek uitgenodigd. Nadat eiser op dit gesprek niet was verschenen en evenmin is verschenen op het spreekuur van de bedrijfsarts op 3 februari 2009, heeft verweerder bij besluit van 10 februari 2009 met ingang van 5 februari 2009 de bezoldiging stopgezet. Bij brief van 5 maart 2009 is eiser nog eenmaal in de gelegenheid gesteld om contact op te nemen met zijn leidinggevende of de staffunctionaris P&O. In deze brief is eiser verder medegedeeld dat indien hij zich wederom niet in verbinding stelt met zijn leidinggevende of de staffunctionaris P&O, een ontslagprocedure wordt opgestart.

Op 28 maart 2008, 6 november 2008 en 9 januari 2009 zijn beslagen op eisers salaris gelegd wegens het niet nakomen van betalingsverplichtingen.

4. Naar aanleiding van het bezwaar heeft verweerder een medisch onderzoek laten verrichten door de verzekeringsarts/medisch-adviseur mr. G.J. Kruithof (hierna: Kruithof). Na bestudering van het dossier en een eigen onderzoek heeft deze medicus op 27 december 2009 een rapport opgesteld. Kruithof heeft aangegeven dat in de periode van april 2008 tot en met maart 2009 bij eiser sprake is geweest van een ziekte of gebrek. Kruithof heeft het beeld omschreven als passend bij surmenage (overbelastingsklachten), depressieve klachten en alcoholproblematiek. Volgens Kruithof was eisers ziektebeeld in voornoemde periode niet van dien aard dat eiser buiten staat was de onjuistheid van zijn handelen in te zien. Kruithof is van mening dat eiser in de periode vanaf april 2008 tot en met medio december 2008 in staat was om de hem verweten gedragingen te stoppen dan wel om hulp van anderen te vragen. Voor de periode vanaf medio december 2008 tot en met maart 2009 geldt dat eiser hiertoe slechts gedeeltelijk in staat was. Kruithof heeft ingeschat dat eiser in deze periode ongeveer 50% van de dagen/tijd in staat was om de hem verweten gedragingen te stoppen dan wel anderen om hulp te vragen.

5. Bij bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiser zich aan zeer ernstig plichtsverzuim schuldig heeft gemaakt. Eiser heeft zich niet gehouden aan de ziekteverzuimregels, hoewel hij hier meerdere malen op is aangesproken. Ook het feit dat eiser zijn werkgever heeft belast met een drietal loonbeslagen, zonder dat is gebleken dat eiser actief heeft bijgedragen aan het oplossen van zijn financiële problemen, is volgens verweerder als zeer ernstig plichtsverzuim te kwalificeren. Het regelmatig zonder deugdelijke grond onbetaald laten van vorderingen en het daardoor betrokken raken bij gerechtelijke of buitengerechtelijke incassoprocedures, zijn gedragingen waarvan een goed ambtenaar zich behoort te onthouden. Dit geldt temeer voor een ambtenaar bij de belastingdienst, nu dergelijke gedragingen uitstraling hebben naar de openbare dienst en de functievervulling negatief kunnen beïnvloeden. Verweerder is van mening dat het plichtsverzuim volledig aan eiser kan worden toegerekend en dat de disciplinaire maatregel van ontslag evenredig is aan de zwaarte van het gepleegde plichtsverzuim.

6. Eiser kan zich niet met dit besluit verenigen. Eiser heeft gewezen op de inschatting van de door verweerder ingeschakelde deskundige dat hij in de periode van december 2008 tot en met maart 2009 ongeveer 50% van de dagen in staat was om de verweten gedragingen te stoppen. Eiser acht van belang dat verreweg het merendeel van de hem verweten gedragingen (zich niet houden aan de regels tijdens ziekte, onbereikbaar zijn voor de werkgever, het stelselmatig niet nakomen van afspraken, het niet verschijnen op het spreekuur van de verzekeringsarts, etc.) juist in deze periode heeft plaatsgevonden. Gelet hierop stelt eiser dat absoluut sprake is van een sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid, althans van een sterk strafverminderde omstandigheid. Eiser acht verweerders redenering dat het plichtsverzuim hem ten volle kan worden toegerekend dan ook onbegrijpelijk. Verder is eiser van mening dat de opgelegde straf niet evenredig is aan het plichtsverzuim. Eiser heeft gesteld dat een behoorlijk werkgever had dienen te bezien of het dienstverband op andere wijze kon worden beëindigd dan met een strafmaatregel.

7. De rechtbank overweegt als volgt.

8. Ingevolge artikel 80, eerste lid, van het ARAR kan de ambtenaar, die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, deswege disciplinair worden gestraft.

Ingevolge artikel 80, tweede lid, van het ARAR omvat plichtsverzuim zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van iets, hetwelk een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of doen.

9. Ingevolge artikel 81, eerste lid, aanhef en onder l, van het ARAR kan als disciplinaire straf ontslag worden opgelegd.

10. Tussen partijen is niet in geschil en ook voor de rechtbank staat vast dat sprake is van plichtsverzuim. Aan de orde is of dit plichtsverzuim aan eiser valt toe te rekenen en of de opgelegde straf onevenredig is te achten.

11. De rechtbank is van oordeel dat het plichtsverzuim eiser valt toe te rekenen. Zij wijst er daarbij op dat een deel van het plichtsverzuim, namelijk met betrekking tot de loonbeslagen, zich voor het merendeel in een periode heeft afgespeeld waarin eiser in staat was de onjuistheid van zijn handelen in te zien èn in staat was te achten de hem verweten gedragingen te stoppen dan wel om hulp van anderen te vragen. Wat betreft het plichtsverzuim dat verband houdt met het ziekteverzuim, baseert de rechtbank zich op het rapport van Kruithof. Eiser heeft immers geen aanknopingspunten aangedragen voor twijfel aan de juistheid en volledigheid van het rapport van Kruithof.

Uit dit rapport valt af te leiden dat eiser in de periode van 15 december 2008 tot en met 31 maart 2009 op circa de helft van de dagen in staat was de hem verweten gedragingen te stoppen dan wel hulp van anderen te vragen. Eiser moet derhalve op een groot aantal dagen in de bewuste periode in staat zijn geweest om bijvoorbeeld zijn brieven te openen en contact op te nemen met zijn werkgever.

12. Uit het bovenstaande volgt dat verweerder bevoegd was eiser disciplinair te straffen. De rechtbank acht voorts de opgelegde straf van onvoorwaardelijk ontslag niet onevenredig aan de aard en ernst van het gepleegde plichtsverzuim. De rechtbank acht het plichtsverzuim, zowel het niet nakomen van de voorschriften in geval van ziekte als het niet nakomen van eisers financiële verplichtingen en de daaruit voortvloeiende loonbeslagen, ernstig. De rechtbank onderschrijft de opvatting van verweerder dat aan een medewerker van de belastingdienst hoge eisen van integriteit en betrouwbaarheid mogen worden gesteld en dat eiser daaraan afbreuk heeft gedaan door herhaaldelijk zijn financiële verplichtingen niet na te komen.

Verweerder heeft eiser voorts bij herhaling gewezen op de voorschriften inzake ziekmelding. Zo heeft verweerder al op 10 maart 2008, in verband met een eerdere ziekmelding, eiser erop gewezen dat hij bereikbaar moet zijn als hij wegens ziekte afwezig is. Het belang van het opvolgen van de regels bij ziekte moet eiser derhalve duidelijk zijn geweest.

In verband met de financiële problemen heeft verweerder eiser verschillende keren geadviseerd contact op te nemen met de medewerker schuldsanering van het ministerie van Financiën, maar eiser heeft deze hulp afgeslagen.

Eiser is bovendien verschillende malen gewaarschuwd voor de gevolgen van zijn handelen. Blijkens eisers dossier is bijvoorbeeld op 13 november 2008, in een gesprek over het tweede loonbeslag gezegd dat, als eiser zijn financiële problemen niet snel oppakt, de grenzen snel in zicht komen en dat dit uiteindelijk tot ontslag zal leiden. Voorts wijst de rechtbank op de brief van 29 januari 2009 van verweerder aan eiser, waarin verweerder onder andere heeft meegedeeld te overwegen een disciplinaire procedure op te starten; de disciplinaire straf van stopzetten van de bezoldiging die eiser is opgelegd met het besluit van 10 februari 2009; en de brief van verweerder aan eiser van 5 maart 2009, waarin eiser een laatste kans is geboden.

13. Het feit dat in de periode van medio december 2008 tot en met maart 2009 sprake was van verminderde verwijtbaarheid acht de rechtbank geen omstandigheid die tot een andere strafmaat behoort te leiden, juist omdat die verminderde verwijtbaarheid blijkens het rapport van Kruithof zo moet worden uitgelegd dat eiser op een groot aantal dagen in genoemde periode wèl volledig toerekeningsvatbaar was.

14. Uit het vorenstaande volgt dat het bestreden besluit in stand kan blijven. De rechtbank zal het beroep dan ook ongegrond verklaren.

15. De rechtbank ziet geen aanleiding een der partijen te veroordelen in de proceskosten of verweerder op te dragen het griffierecht te vergoeden.

16. Beslist wordt als volgt.

Beslissing

De rechtbank,

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door mr. Y.S. Klerk als voorzitter en mr. J.H.L.M. Snijders en mr. J.Y. van de Kraats als leden in tegenwoordigheid van mr. P.A.M. Laro als griffier en uitgesproken in het openbaar op 17 februari 2011.

?

<HR>

<i>Belanghebbenden kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van toezending hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, postbus 16002, 3500 DA Utrecht.</i>

Afschriften verzonden: