Home

Rechtbank 's-Hertogenbosch, 23-09-2008, BK0049, 573689

Rechtbank 's-Hertogenbosch, 23-09-2008, BK0049, 573689

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
23 september 2008
Datum publicatie
13 oktober 2009
ECLI
ECLI:NL:RBSHE:2008:BK0049
Zaaknummer
573689

Inhoudsindicatie

Uitleg non-concurrentiebeding. Niet is gebleken van een schending van dit beding door de ex-werknemer. Het non-concurrentiebeding brengt niet mee dat de ex-werknemer geen werkzaamheden meer zou mogen verrichten voor de nieuwe werkgever. De vordering in kort geding van de ex-werkgever is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ‘s-HERTOGENBOSCH

Sector Kanton, locatie ‘s-Hertogenbosch

Zaaknummer : 573689

Rolnummer : 08-6859

Uitspraak : 23 september 2008

in de zaak van:

[eiseres],

gevestigd te ‘s-Hertogenbosch,

eiseres,

gemachtigde: mr. A.M. Wuisman,

t e g e n :

[gedaagde],

wonende te ‘s-Hertogenbosch,

gedaagde,

gemachtigde: mr. T.W.M. de Mol.

1. De procedure

Nadat een dag was bepaald voor de behandeling van deze zaak, heeft eiseres, verder te noemen “[eiseres]”, gedaagde, verder te noemen “[gedaagde]”, doen dagvaarden. De mondelinge behandeling, waarvoor [gedaagde] op voorhand een aantal producties heeft toegezonden, heeft op 27 augustus 2008 plaatsgevonden. [gedaagde] is bij die gelegenheid verschenen en heeft verweer gevoerd tegen de vordering van [eiseres]. Partijen hebben bij die gelegenheid hun standpunten doen toelichten bij monde van hun gemachtigden, voornoemd. Deze hebben daartoe pleitaantekeningen gehanteerd die aan de kantonrechter zijn overgelegd. Na afloop van de behandeling van de zaak ter terechtzitting is de zaak aangehouden opdat partijen zouden kunnen trachten in onderling overleg een regeling te bereiken. Nadat [eiseres] bij brief van 16 september 2008 de kantonrechter had laten weten dat partijen niet in onderling overleg tot een regeling waren gekomen en om vonnis had verzocht, is vonnis bepaald op heden.

2. Het geschil

2.1. [eiseres] vordert – zakelijk weergegeven - dat de kantonrechter bij wege van voorziening ex artikel 254 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.), uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal gebieden het met [eiseres] overeengekomen non-concurrentiebeding na te leven onder verbeurte van een dwangsom, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding.

[eiseres] legt daaraan, kort weergegeven, het volgende ten grondslag. [gedaagde] heeft sedert 3 mei 2004 in loondienst bij [eiseres] gewerkt als Adviseur Buitendienst Assurantiën en Bancaire Zaken. Zijn bedieningsgebied bestreek de gemeente ’s-Hertogenbosch en omstreken. Het was zijn taak om te adviseren en te bemiddelen in financiële diensten en assurantieproducten in de breedste zin des woords. Met toestemming van het CWI is de arbeidsovereenkomst per 1 maart 2008 opgezegd. [gedaagde] is thans werkzaam bij [P]. [P] is gevestigd op een steenworp afstand van [eiseres] en bemiddelt net als [eiseres] in verzekeringen, hypotheken, financieringen en pensioenen. Inmiddels hebben 15 cliënten van [eiseres] hun assurantiepakket ondergebracht bij [P].

In de arbeidsovereenkomst met [gedaagde] was een non-concurrentiebeding opgenomen. [gedaagde] heeft dat beding geschonden aangezien hij 15 cliënten van [eiseres] heeft doen overgaan naar [P]. Gevreesd moet worden dat nog meer klanten naar [P] zullen overgaan nu [gedaagde] heeft laten weten zich niet gebonden te achten aan het non-concurrentiebeding en [P] te kennen heeft gegeven dat [gedaagde] niet in strijd handelt met het non-concurrentiebeding. Op grond van het non-concurrentiebeding verbeurt [gedaagde] bij overtreding daarvan een boete van € 7.500,- per overtreding en € 5.000,- per dag.

2.2. [gedaagde] heeft hiertegen tot zijn verweer onder meer aangevoerd dat [eiseres] geen spoedeisend belang heeft bij haar vordering nu [gedaagde] geen betrokkenheid heeft gehad bij de overstap van de relaties van [eiseres] naar [P] en nu hij ook niet van plan is relaties van [eiseres] om te buigen naar [P].

Voor de toelichting op en onderbouwing van de standpunten van partijen zij verwezen naar de stukken van het geding.

3. De beoordeling

3.1. Tussen partijen staat vast dat zij een non-concurrentiebeding zijn overeengekomen als vermeld in artikel 12 van de arbeidsovereenkomst. [eiseres] wenst in deze kort gedingprocedure dat [gedaagde] wordt geboden dit beding na te leven en geen werkzaamheden meer voor [P] te verrichten. Het spoedeisend belang bij deze vordering is er volgens [eiseres] er in gelegen dat [gedaagde] inmiddels 15 relaties van [eiseres] heeft doen overgaan van [eiseres] naar [P] en dat gevreesd moet worden dat hij nog meer relaties van [eiseres] naar [P] zal doen overgaan. [gedaagde] heeft dat gemotiveerd weersproken.

3.2. Het non-concurrentiebeding houdt onder meer in dat [gedaagde] zich, na beëindiging van het dienstverband, gedurende een periode van twee jaar er van zal dienen te onthouden om ten aanzien van personen, bedrijven of andere instellingen, die gedurende het dienstverband van [gedaagde] een relatie onderhielden met het kantoor van [eiseres], medewerking te verlenen aan het afsluiten, verhogen, omzetten of wijzigen van verzekeringen in de ruimste zin des woords. Tevens is het hem verboden verzekeringen over te schrijven dan wel daaraan mee te werken van de agentschappen van [eiseres] naar een ander agentschap, respectievelijk het overgaan van bedoelde relaties naar een ander kantoor. [gedaagde] dient zich in het algemeen te onthouden van iedere activiteit die de relatie tussen [eiseres] en haar cliënten in negatieve zin zou kunnen beïnvloeden. Het is [gedaagde] voorts niet toegestaan, na vertrek uit dienst van [eiseres], binnen een periode van twee jaar, te rekenen vanaf de datum van vertrek van [gedaagde], zich te vestigen als assurantietussenpersoon of makelaar dan wel in welke hoedanigheid ook assurantiebemiddeling te bedrijven in de ruimste zin des woords binnen een straal van 30 kilometer, te rekenen vanaf de grenzen van de gemeente waarin het kantoor van [eiseres] ten tijde van het vertrek van [gedaagde] feitelijk is gevestigd.

3.3. [eiseres] heeft als productie 3 een lijst van 15 van haar relaties in het geding gebracht die volgens haar door toedoen van [gedaagde] naar [P] zijn overgegaan. [gedaagde] heeft onweersproken gesteld dat 3 van die relaties bij [P] niet bekend zijn en dat op zijn eigen naam staande verzekeringen, die ook op die lijst staan, door hem zijn opgezegd en niet elders zijn ondergebracht. Onbetwist is dat een deel van de relaties in februari 2008, toen [gedaagde] nog in dienst was van [eiseres], is overgestapt naar [P] en dat een ander deel in maart 2008 is overgestapt, terwijl er sinds maart 2008 geen sprake meer is van relaties die van [eiseres] naar [P] zijn overgestapt. Vastgesteld moet derhalve worden dat er minder relaties van [eiseres] naar [P] zijn overgestapt dan door [eiseres] gesteld. Bovendien zijn er enkele relaties overgestapt voordat de arbeidsovereenkomst tussen partijen was beëindigd zodat het non-concurrentiebeding met betrekking tot die relaties niet kan zijn overtreden. [gedaagde] heeft gesteld dat hij geen betrokkenheid heeft gehad bij de overstap van de andere relaties naar [P]. [eiseres] heeft ter comparitie te kennen gegeven dat zij aan de betrokken relaties niet heeft nagevraagd waarom zij van [eiseres] naar [P] zijn overgegaan en dat zij evenmin is nagegaan wat de betrokkenheid van [gedaagde] bij die overgang was. Er is kennelijk slechts sprake van een door [eiseres] veronderstelde betrokkenheid van [gedaagde] bij de overstap van relaties, welke veronderstelling is gebaseerd op de omstandigheid dat [gedaagde] bij [P] in dienst is getreden en de omstandigheid dat enige relaties van [eiseres] naar [P] zijn overgestapt. Deze omstandigheden laten echter onverlet de mogelijkheid dat de relaties eigener beweging naar [P] zijn overgestapt, te meer nu [gedaagde] onweersproken heeft gesteld dat de overgestapte relaties persoonlijke relaties van hem zijn. Op grond van de overgang van een aantal relaties van [eiseres] naar [P] kan derhalve niet worden aangenomen dat het non-concurrentiebeding is overtreden.

3.4. [gedaagde] heeft ter comparitie verklaard dat hij zich bij [P] bezig houdt met het geven van algemene hypotheekinformatie terwijl een collega van hem zich bezig houdt met alle werkzaamheden op het gebied van verzekeringen. Zijdens [eiseres] is daartegenover verklaard dat niet uit te sluiten valt dat [gedaagde] zich met verzekeringen bezig houdt. Dit laatste brengt echter niet mee dat er van moeten worden uitgegaan dat [gedaagde] zich bij [P] met verzekeringen bezig houdt. [eiseres] heeft niet aannemelijk kunnen maken dat [gedaagde] zich bij [P] bezig houdt met werkzaamheden op het gebied van verzekeringen, waarop het non-concurrentiebeding ziet. Ter comparitie is door [eiseres] nog aangevoerd dat het non-concurrentiebeding ziet op verzekeringen en assurantiebemiddeling in de ruimste zin des woords maar niet valt in te zien dat daaronder zouden moeten worden begrepen werkzaamheden ter zake hypotheken, laat staan algemene hypotheekadvisering waar [gedaagde] heeft gesteld zich mee bezig te houden. De enkele omstandigheid dat de arbeidsovereenkomst tussen de Koning en Van Maanen en [gedaagde] ook gericht zou zijn op bankzaken en hypotheken brengt dat in elk geval niet mee. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] zich heeft gevestigd als assurantietussenpersoon of makelaar of assurantiebemiddeling bedrijft. Er zijn door [eiseres] geen feiten en omstandigheden gesteld die meebrengen dat het non-concurrentiebeding zo moet worden uitgelegd dat daaronder ook indiensttreding bij [P], dat zich kennelijk bezig houdt met meer activiteiten dan alleen met betrekking tot verzekeringen, en de daar door hem verrichte werkzaamheden vallen. Indiensttreding van [gedaagde] bij [P] in de directe omgeving van [eiseres] kan blijkens de tekst van het non-concurrentiebeding vooralsnog niet worden geacht een verboden activiteit in te houden die de relatie tussen [eiseres] en haar cliënten negatief zou kunnen beïnvloeden of overigens onder enige aan [gedaagde] verboden handeling te moeten worden begrepen. Daarbij wordt ook in aanmerking genomen dat een non-concurrentiebeding een werknemer beperkt in zijn vrije arbeidskeuze waardoor er te minder reden is om vage en algemene bepalingen in een dergelijk beding in het nadeel van de werknemer uit te leggen.

3.5. De slotsom van het voorgaande is dat [eiseres] geen spoedeisend belang heeft bij de door haar ingestelde vordering en bovendien dat het non-concurrentiebeding niet meebrengt dat [gedaagde] voor [eiseres] geen werkzaamheden zou mogen verrichten. De vordering zal daarom worden afgewezen.

3.6. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.

4. De beslissing

De kantonrechter, rechtdoende in kort geding:

wijst het gevorderde af;

veroordeelt [eiseres] in de kosten van deze procedure aan de zijde van [gedaagde] gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op € 200,- salaris gemachtigde.

Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.C. Adang, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 september 2008, in tegenwoordigheid van de griffier.