Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 10-03-2008, BC6198, FA RK 04-486 214829

Rechtbank 's-Gravenhage, 10-03-2008, BC6198, FA RK 04-486 214829

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
10 maart 2008
Datum publicatie
10 maart 2008
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2008:BC6198
Zaaknummer
FA RK 04-486 214829

Inhoudsindicatie

vaststelling vaderschap/afgewezen/Ghanees recht van toepassing/juridisch vaderschap en afstamming minderjarigen staan naar Ghaneesrecht reeds vast.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector familie- en jeugdrecht

Meervoudige Kamer

Gerechtelijke vaststelling vaderschap

rekestnummer: FA RK 04-486

zaaknummer: 214829

datum beschikking: 10 maart 2008

BESCHIKKING op het op 28 januari 2004 ingekomen verzoek van:

[de vrouw],

de vrouw,

wonende te [land],

procureur: mr. W.B. Teunis,

advocaat: mr. H.K. Jap-A-Joe.

Als belanghebbenden worden aangemerkt:

[de man],

de man,

wonende te [woonplaats]

De minderjarigen:

- [minderjarige 1], geboren - blijkens de gelegaliseerde geboorteakte - op [datum] 1995 te No. [No.] [plaats], Ghana, of - blijkens de niet gelegaliseerde geboorteakte - op [datum] 1997, te [plaats], Ghana;

- [minderjarige 2], geboren op [datum] 1998 te [plaats], Ghana;

- [minderjarige 3], geboren op [datum] 2001 te [plaats], Ghana,

wettelijk vertegenwoordigd door mr. A.J. van Steensel,

advocaat te 's-Gravenhage,

in zijn hoedanigheid van bijzonder curator over voornoemde minderjarigen,

procureur: mr. A.J. van Steensel.

PROCEDURE

Bij beschikking van 21 november 2005 van deze rechtbank en kamer is de behandeling van het verzoek aangehouden tot 1 augustus 2006 pro forma teneinde de vrouw in de gelegenheid te stellen nadere uitlatingen te doen en nadere stukken te overleggen.

De rechtbank heeft vervolgens de volgende stukken ontvangen:

- een brief met bijlagen d.d. 20 juli 2006 van de zijde van de vrouw;

- een brief met bijlagen d.d. 12 maart 2007 van de zijde van de vrouw;

- een faxbericht d.d. 31 mei 2007 van de zijde van de bijzonder curator;

- een brief met bijlagen d.d. 9 oktober 2007 van de zijde van de vrouw;

- een brief met bijlagen d.d. 6 november 2007 van de zijde van de vrouw.

Op 4 februari 2008 is de behandeling ter terechtzitting voortgezet. Hierbij zijn verschenen: de vrouw, bijgestaan door mr. F.W. Verweij (kantoorgenoot van mr. Jap-A-Joe), de man en de bijzonder curator.

De vrouw is - hoewel behoorlijk opgeroepen via haar procureur - niet ter terechtzitting verschenen.

BEOORDELING

De rechtbank handhaaft al hetgeen bij genoemde beschikking is overwogen en beslist.

Toepasselijk recht

In de beschikking van 21 november 2005 heeft de rechtbank overwogen dat uit artikel 6 van de Wet conflictenrecht afstamming (WCA) volgt dat het Ghanese recht van toepassing is, zijnde het recht van de gemeenschappelijke nationaliteit van de man en de vrouw. Ter terechtzitting heeft de bijzonder curator betoogd dat de man bij de verkrijging van de Nederlandse nationaliteit op [datum] 1996 de Ghanese nationaliteit heeft verloren, doch dat alsdan ten aanzien van de twee jongste kinderen eveneens het Ghanese recht van toepassing blijft, zijnde het recht van de gewone verblijfplaats van de minderjarigen. De rechtbank maakt deze conclusie van de bijzonder curator tot de hare.

Inhoudelijke beoordeling

De vraag die voor ligt is of, gelet op de status en de bewijskracht van de Ghanese geboorteakten, naar Ghanees recht het vaderschap van de man en de afstamming van de minderjarigen naar Ghanees recht vaststaan en of tussen de man en de minderjarigen naar Ghanees recht reeds een familierechtelijke band bestaat.

Daarbij neemt de rechtbank het volgende in aanmerking:

In de beschikking van 21 november 2005 heeft de rechtbank overwogen dat van belang is het antwoord op de vraag of de vrouw gehuwd was ten tijde van de geboorte van ieder van de minderjarigen. Hiertoe heeft de vrouw in het geding gebracht een gelegaliseerde verklaring van de vrouw, gedaan ten overstaan van een notaris betreffende haar ongehuwde staat. De rechtbank acht deze verklaring voldoende om aan te nemen dat de vrouw ongehuwd was ten tijde van de geboorte van ieder van de minderjarigen.

Voorts is in voornoemde beschikking van 21 november 2005 overwogen dat - onder verwijzing naar een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, sector bestuursrecht, d.d. 15 december 1995 - naar het oordeel van de rechtbank Amsterdam naar Ghanees recht geen onderscheid wordt gemaakt tussen kinderen geboren binnen of buiten het huwelijk en dat tussen een vader en zijn (biologische) kind naar Ghanees recht bij de geboorte van het kind een familierechtelijke betrekking ontstaat.

Echter is - blijkens een uitspraak van het gerechtshof Leeuwarden d.d. 30 juli 2003 (LJN AI0710) - de enkele omstandigheid dat een man in een geboorteakte van een kind als de vader van het kind is vermeld, naar Ghanees recht niet voldoende om aan te nemen dat tussen deze man en het kind een familierechtelijke betrekking bestaat die op één lijn kan worden gesteld met de familierechtelijke betrekking die naar Nederlands recht ontstaat als gevolg van de erkenning door een man van een kind. In een concreet geval moeten mede in aanmerking worden genomen - naar Ghanees recht - relevante feiten en omstandigheden om vast te stellen of een familierechtelijke betrekking daadwerkelijk is ontstaan. De vaststelling van het vaderschap in Ghana is geregeld in de artikelen 9 en 10 van de 'Maintenance of Children Decree 1977', in werking getreden op 1 maart 1978. De rechtbank zoekt aansluiting bij deze wet om vast te stellen of de man naar Ghanees recht als de juridische vader van de minderjarigen wordt aangemerkt.

Als relevante feiten en omstandigheden worden naar Ghanees recht als zodanig beschouwd:

a) de vraag of een naamgevingsprocedure heeft plaatsgevonden,

b) vermelding van de vader op de geboorteakte,

c) het verzorgen en onderhouden van het kind,

d) verklaring van de moeder omtrent het vaderschap van de man.

Ad a

Volgens het recht van Ghana is het door de biologische vader of zijn familieleden geven van zijn naam aan een kind een manier om een kind wettig te erkennen. Een essentieel element, hoewel niet noodzakelijkerwijs een wettelijk vereiste, van de naamgevingsprocedure is het toekennen van een familienaam aan het kind. Hiermee wordt een duidelijk verband gelegd tussen het kind en een bepaalde familie. Het is essentieel dat de naamgeving van het kind plaatsvindt na de geboorte van het kind en in aanwezigheid van de familieleden van de ouders van het kind.

De man heeft verklaard dat zijn ouders namens hem in Ghana een naamgevingsprocedure hebben gevoerd en dat al zijn kinderen de naam [naam] dragen. Nu alle minderjarigen de naam [naam] dragen acht de rechtbank het voldoende aannemelijk dat een naamgevingsprocedure ten aanzien van alle minderjarigen heeft plaatsgevonden.

Ad b

De Ghanese wetgeving gaat uit van de redelijke veronderstelling dat de moeder van een kind de vader kent. De gegevens zoals een ouder (of een kind) die verklaren ten behoeve van een geboorteakte worden geacht onder ede te zijn opgegeven en worden derhalve geacht overeen te komen met de werkelijkheid. Wanneer de gegevens vals blijken te zijn worden ze geacht in strijd te zijn met de Ghanese 'Wet op de Wettelijke Verklaring' hetgeen strafbaar is. De vrouw heeft de man aangewezen als vader van de minderjarigen en dit is door de man niet ontkend.

Als gevolg hiervan is de man op de geboorteakten van alle minderjarigen vermeld als vader. Ondanks dat de vrouw niet heeft voldaan aan het verzoek van de rechtbank om gelegaliseerde en inhoudelijk geverifieerde geboorteakten over te leggen houdt de rechtbank het ervoor dat de in de geboorteakten opgenomen gegevens aangaande de vader correct zijn, nu dit door zowel de vrouw als de man wordt bevestigd. Ten overvloede wordt nog opgemerkt dat naar Ghanees recht de vader die op de geboorteakte staat vermeld altijd de biologische vader is van het kind die het kind als zodanig heeft erkend (Wet op de inschrijving bij de Burgerlijke Stand).

Ad c

Uit het Ghanese recht volgt dat wanneer een man een kind erkent en het kind een naam geeft, het kind van hem is en hij verplicht is het kind te onderhouden (Maintenance of Children Decree 1977). De man heeft bovendien verklaard dat hij regelmatig geld naar Ghana stuurt ten behoeve van de verzorging van de minderjarigen. Ook de vrouw heeft in een gelegaliseerde verklaring ten overstaan van een notaris verklaard dat de man regelmatig geld stuurt voor het onderhoud van alle minderjarigen en dat hij de minderjarige niet verwaarloost. Hiermee voldoet de man aan een onderhoudsplicht jegens zijn kinderen.

Ad d

De vrouw is pertinent in haar verklaring dat de man de biologische vader is van de minderjarigen, hetgeen ook door de man wordt erkend.

Deze feitelijke omstandigheden in aanmerking nemend ziet de rechtbank voldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat de man naar Ghanees recht als juridische vader van de minderjarigen moet worden aangemerkt. Immers, de man heeft de minderjarigen als zijn kinderen aanvaard en erkend. Het vaderschap van de man en de afstamming van de minderjarigen staan derhalve naar het oordeel van de rechtbank reeds vast.

In aanmerking nemende dat naar Ghanees recht het juridisch vaderschap van de man en de afstamming van de genoemde minderjarigen vaststaan en dat tevens vaststaat dat naar Ghanees recht tussen de man en de minderjarigen een familierechtelijke band bestaat die gelijkwaardig is aan de familierechtelijke band die naar Nederlands recht zou worden gevestigd door gerechtelijke vaststelling van het vaderschap zodat sprake is van een in het buitenland tot stand gekomen familierechtelijke betrekking tussen de man en de minderjarigen welke naar Nederlands Internationaal Privaatrecht ook in Nederland als zodanige familierechtelijke betrekking wordt erkend, heeft de vrouw geen (gerechtvaardigd) belang bij vaststelling van het vaderschap zoals dat door haar is verzocht.

In het licht van het voorgaande wijst de rechtbank het verzoek van de vrouw bij gebrek aan belang af.

BESLISSING

De rechtbank:

wijst het verzoek af.

Deze beschikking is gegeven door mrs. W.J. Don, C.W. de Wit en H. Lenters, tevens kinderrechter, bijgestaan door P. Hillebrand als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 maart 2008.