Home

Rechtbank Rotterdam, 15-09-2022, ECLI:NL:RBROT:2022:7979, ROT 22/1580

Rechtbank Rotterdam, 15-09-2022, ECLI:NL:RBROT:2022:7979, ROT 22/1580

Gegevens

Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
15 september 2022
Datum publicatie
17 november 2022
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2022:7979
Zaaknummer
ROT 22/1580

Inhoudsindicatie

Veelprocedeerder. Geen ontheffing griffierecht, want niet tijdig betalingsonmacht onderbouwd.

Uitspraak

Bestuursrecht

zaaknummer: ROT 22/1580

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 september 2022 als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht in de zaak tussen

en

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 22 maart 2022 waarbij zijn bezwaar tegen het besluit van 3 december 2021 ongegrond is verklaard.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt door de griffier van de indiener van het beroepschrift een griffierecht geheven.

2. Eiser heeft bij het indienen van zijn beroepschrift verzocht om vrijstelling van het griffierecht. De rechtbank heeft eiser bij brief van 1 april 2022 verzocht dit verzoek te onderbouwen binnen twee weken na verzending van deze brief. Eiser heeft geen gegevens of bewijsstukken overlegd. De griffier heeft het verzoek tot vrijstelling bij brief van 1 juli 2022 daarom afgewezen en bij nota van 5 juli 2022 eiser verzocht het griffierecht van € 184,- binnen vier weken te voldoen. De rechtbank is van oordeel dat eisers verzoek terecht is afgewezen, omdat het verzoek niet is onderbouwd. Aan het herhaald verzoek om vrijstelling van het griffierecht, ingediend door eiser op 31 juli 2022, wordt daarom geen gevolg gegeven. Eiser is bij aangetekende brief van 3 augustus 2022 aangemaand het griffierecht alsnog binnen vier weken te voldoen. Het vermelde bedrag is niet binnen de gestelde termijn bijgeschreven of ter griffie gestort.

3. Artikel 8:41, zesde lid, van de Awb bepaalt dat indien het verschuldigde bedrag niet of niet tijdig is bijgeschreven of gestort, het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het beroepschrift in verzuim is geweest.

4. Naar het oordeel van de rechtbank kan redelijkerwijs worden geoordeeld dat eiser in verzuim is geweest. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.

5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E. Bos, rechter, in aanwezigheid van J.A. Bosman, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 15 september 2022.

griffier rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel