Rechtbank Rotterdam, 26-07-2021, ECLI:NL:RBROT:2021:8180, 9308251
Rechtbank Rotterdam, 26-07-2021, ECLI:NL:RBROT:2021:8180, 9308251
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Rotterdam
- Datum uitspraak
- 26 juli 2021
- Datum publicatie
- 6 september 2021
- ECLI
- ECLI:NL:RBROT:2021:8180
- Zaaknummer
- 9308251
Inhoudsindicatie
Loonvordering, opschorting ivm niet voldoen aan reintegratieverplichtingen
Uitspraak
zaaknummer: 9308251 \ VV EXPL 21-290
uitspraak: 26 juli 2021
vonnis in kort geding ex artikel 254 lid 5 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiseres] ,
wonende te [woonplaats eiseres] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. W.P. Bekenkamp te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Storm Industriediensten B.V.,
gevestigd te Rhoon, gemeente Albrandswaard,
gedaagde,
vertegenwoordigd door [persoon A] .
Partijen worden hierna verder aangeduid als “ [eiseres] ” en “Storm”.
1. Het verloop van de procedure
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen.
- -
-
het exploot van dagvaarding van 5 juli 2021, met producties;
- -
-
de brief van [eiseres] van 8 juli 2021, met de bij dagvaarding betekende producties alsmede een tweetal aanvullende producties;
- -
-
de conclusie van antwoord, met producties.
- -
-
de brief van [eiseres] van 13 juli 2021, met één productie;
- -
-
de akte van Storm van 19 juli 2021.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 juli 2021. Ter mondelinge behandeling is [eiseres] in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde mr. W.P. Bekenkamp. Namens Storm zijn verschenen mevrouw [persoon A] (HR- en verzuim manager) en de heer [persoon B] (financial controller). Ter mondelinge behandeling hebben partijen ieder het eigen standpunt (nader) toegelicht. Van het verhandelde ter zitting is aantekening gehouden door de griffier. Na afloop van de mondelinge behandeling zijn partijen in de gelegenheid gesteld binnen één week na de mondelinge behandeling het schriftelijke advies van de nieuwe bedrijfsarts, de heer [persoon C] , alsmede hun zienswijze daarop in het geding te brengen.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
[eiseres] , geboren op [geboortedatum] , is van 18 december 2017 tot 1 mei 2018 via een uitzendorganisatie werkzaam geweest bij Storm. Op 1 mei 2018 is zij voor bepaalde tijd in dienst getreden bij Storm en per 1 mei 2019 is er sprake van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. [eiseres] was laatstelijk werkzaam in de functie van administratief medewerkster voor 38 uur per week. Het laatstverdiende salaris van [eiseres] bedraagt
€ 2.705,31 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag, kerstgratificatie, eindejaarsuitkering en overwerk.
Nadat [eiseres] eind januari 2021 is teruggekeerd van een bezoek aan Albanië, heeft zij zich op 10 februari 2021 telefonisch ziekgemeld bij Storm.
Op 4 maart 2021 heeft [eiseres] een telefonische afspraak met de bedrijfsarts, de heer [persoon D] , gehad. De bedrijfsarts heeft aan de hand daarvan een probleemanalyse opgesteld en heeft geconcludeerd dat er ten aanzien van de mogelijkheid tot werken van [eiseres] sprake is van benutbare mogelijkheden. Het advies van de bedrijfsarts luidt als volgt:
“(...) Er is sprake van een medisch objectveerbare aandoening die gepaard gaat met de aangegeven beperkingen. Mevrouw [eiseres] werkt aan haar herstel middels adequate medische interventies. Gezien de aard, ernst en beloop van de medische klachten, is mijn advies dat mevrouw [eiseres] vanaf week 11 haar werkzaamheden in 4 weken opbouwt naar 100%, bijvoorbeeld conform het schema 25-50-75-100%. Voordat de reintegratie wordt opgestart, zullen de werkgerelateerde problemen en oplossingen besproken moeten worden. (...)”
Op 10 maart 2021 heeft Storm [eiseres] zowel telefonisch als per e-mail uitgenodigd om op 12 maart 2021 op het kantoor van Storm in gesprek te gaan over de re-integratiemogelijkheden. [eiseres] heeft aangegeven daar niet toe in staat te zijn omdat ze niet kon autorijden en geen gebruik kon maken van het openbaar vervoer in verband met de kans op paniekaanvallen.
Op 12 maart 2021 heeft [eiseres] een e-mail aan Storm gezonden, waarvan de inhoud - voor zover thans van belang - als volgt luidt:
“(...) Na aanleiding van je app wil ik hierbij doorgeven dat ik er niet mee eens ben met de probleemanalyse die is opgesteld door de heer [persoon D] omdat ik tijdens het telefonisch consult van 11 minuten niet de kans kreeg om mijn verhaal te doen en werd gelijk in de hoek gedrukt door hem, het voelde als een kruisverhoor waar ik me alleen moest verdedigen. Hij trok zijn eigen conclusies vandaar dat ik vandaag een aanvraag heb gedaan op een deskundig oordeel bij de UWV.
Ik wil graag meewerken aan mijn re-integratie traject maar op dit moment ben ik door mijn geestelijke toestand beperkt om nu daaraan mee te werken omdat ik zware medicatie gebruik die mijn concentratievermogen belemmeren. (...)”
Op 15 maart 2021 heeft Storm een e-mail aan [eiseres] gezonden, waarvan de inhoud - voor zover thans van belang - als volgt luidt:
“(...) We hebben aangepast licht werk voor je, rekening houdend met je beperkingen (waaronder concentratie).
Zoals ik telefonisch aan je meldde, wordt de drempel om naar het werk te komen hoger naarmate de afwezigheid langer duurt. Ik adviseer je dan ook om het aangepaste werk op te pakken en het te proberen. We verwachten je vrijdagochtend a.s. op het werk.
Het niet opvolgen van het advies van de bedrijfsarts heeft gevolgen voor de loonbetaling. Ik verwijs je naar de informatie daarover op de website van het UWV. (...)”
Op 22 maart 2021 heeft Storm een e-mail aan [eiseres] gezonden met - voor zover thans van belang - de volgende inhoud:
“(...) We hebben elkaar een aantal keren gesproken aan de telefoon inzake het advies van de bedrijfsarts en jouw re-integratie.
Het advies (gebaseerd op de Probleemanalyse) houdt kortgezegd in dat je per 15 maart jl. kon starten met re-integratie in licht werk en de uren per week kon opbouwen.
Je bent echter niet gestart en bent het niet eens met het advies van de bedrijfsarts. Jij bent van mening dat je in het geheel niet kan werken. Ook afgelopen vrijdag en vanochtend heb je de aangepaste werkzaamheden niet opgepakt, je bent zelfs niet op kantoor verschenen, ondanks mijn verzoek daartoe.
Je hebt me zowel vrijdag ochtend als vandaag om 8.30 uur gebeld en medegedeeld dat het je niet lukt. Ik heb je geadviseerd om in elk geval naar kantoor te komen en de werkzaamheden te bespreken, maar je geeft aan dat ook dat niet lukt.
Het staat de werkgever niet vrij om het (bindend) advies van de bedrijfsarts naast zich neer te leggen. Wij zijn van mening dat je in elk geval naar Rhoon zou kunnen komen om de werkzaamheden te bespreken en het te proberen. Dat is echter niet gebeurd.
Daarom zullen wij met ingang van vandaag jouw loon opschorten. Dat wil zeggen dat met ingang van vandaag, 22 maart 2021 het loon niet wordt betaald in elk geval tot aan de uitspraak van het UWV. Daarna zullen we met elkaar de situatie opnieuw moeten bekijken en zal ook de bedrijfsarts weer worden ingeschakeld. (...)”
Op 21 april 2021 heeft het UWV het door [eiseres] aangevraagde deskundigenoordeel van 20 april 2021 aan [eiseres] en Storm toegezonden. Daarin is - voor zover thans van belang - het volgende opgenomen:
“(...) Onze verzekeringsarts geeft aan dat werknemer benutbare mogelijkheden heeft. Dit betekent dat verwacht kan worden dat werknemer meewerkt aan het maken van afspraken over re-integratie en start met re-integratie activiteiten. Omdat werknemer dat niet doet zijn de re-integratie-inspanningen van de werknemer onvoldoende. (...)”
Bij brief van de gemachtigde van [eiseres] aan Storm van 29 april 2021 heeft [eiseres] bezwaar gemaakt tegen de opgelegde loonsanctie en heeft zij aanspraak gemaakt op doorbetaling van haar loon met ingang van 22 maart 2021.
Het UWV heeft op 2 juni 2021 een aanvullend rapport op het uitgebrachte deskundigenoordeel aan Storm toegezonden. De inhoud daarvan luidt - voor zover thans van belang - als volgt:
“(...) De vraag: “Kan ik mijn eigen werk weer volledig doen?” kan niet worden beantwoord in het deskundigenoordeel omdat er geen sprake is van een hersteldmelding door de bedrijfsarts.
De vraag: “Is het werk dat ik moet doen passend voor mij?” kan niet worden beantwoord in het deskundigenoordeel omdat er geen sprake is van een concreet werkaanbod.
De vraag die ik heb beantwoord in het deskundigenoordeel richtte zich op de inspanningen van de werknemer. Deze vraag werd niet afgestemd met de werknemer en had niet in het deskundigenoordeel beantwoord moeten worden. (...)”
Op 9 juli 2021 heeft [eiseres] een consult gehad bij een nieuwe bedrijfsarts, de heer [persoon C] . Het naar aanleiding van dat consult opgemaakte advies van de nieuwe bedrijfsarts van 12 juli 2021 luidt - voor zover thans van belang - als volgt:
“(...) De begeleiding van medewerker heb ik overgenomen. Het geheel overziend, kan ik de volgende conclusies trekken en adviezen geven. Zij is uitgevallen met medische beperkingen op mentaal vlak. Behandeling in de curatieve sector is gaande maar ik twijfel of deze intensief genoeg is, gegeven de problematiek. Ik heb medewerker aangeraden om dit met haar behandelaren bespreekbaar te maken. Het gaat namelijk niet goed met haar. Werkhervatting moet ik volledig afraden. Wel kan medewerker gaan beginnen met de zogenaamde koffiemomenten. Hiermee bedoel ik wekelijkse bezoeken op het bedrijf, bij grote voorkeur op een vast tijdstip voor sociale contacten. Nog geen concrete werkhervatting: de koffiemomenten zijn bedoeld als voorbereidende stap hierop. Graag bij de koffiemomenten gespreksonderwerpen mijden die betrekking hebben op de gedetailleerde medische situatie/behandeling, wanneer medewerker denkt volledig terug te kunnen keren in eigen werk en de problematiek van de afwezigheid van medewerker. Hoewel de intentie natuurlijk goed bedoeld is, kan dit juist averechts werken in de latere re-integratie. Het is wenselijk om medewerker over 4 weken na het eerste koffiemoment terug te zien voor een vervolggesprek. In de tussentijd adviseer ik medewerker om na te denken, dus niet piekeren, over een vervolgstap naar concrete werkhervatting. (...)”
3. De vordering
[eiseres] heeft in kort geding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. Storm te veroordelen tot doorbetaling van het salaris met bijbehorende
emolumenten vanaf 22 maart 2021 tot aan de rechtsgeldige beëindiging van het tussen partijen bestaande dienstverband;
2. Storm te veroordelen tot betaling van de verhoging over het achterstallige salaris op grond van artikel 7:625 BW alsmede tot betaling van de wettelijke rente tot aan de dag van algehele voldoening;
3. Storm te veroordelen in de kosten van dit geding, te voldoen binnen veertien
dagen na dagtekening van het in deze te wijzen vonnis, het door [eiseres] betaalde griffierecht, de kosten van de deurwaarder en overige buitengerechtelijke kosten, alsmede een vergoeding voor de gemachtigde van [eiseres] vanwege in deze verleende rechtsbijstand daar onder begrepen;
4. Voor zover voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn
plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over die proceskosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
Aan haar vordering heeft [eiseres] - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd. [eiseres] lijdt al gedurende langere tijd aan een depressieve stoornis en slaapproblemen en na terugkeer van een verblijf in Albanië heeft zij ook last van ernstige paniekklachten en is er sprake van een sociale angststoornis. [eiseres] is inmiddels onder behandeling bij een psychiater. Aan haar zijn zware medicijnen voorgeschreven. [eiseres] heeft bezwaar gemaakt tegen het advies van de eerste bedrijfsarts, [persoon D] , nu hij geen contact heeft opgenomen met de huisarts of psycholoog van [eiseres] en niet gevraagd heeft naar de gebruikte medicatie. [eiseres] is het eveneens niet eens met het deskundigenoordeel van het UWV. Het UWV heeft bovendien inmiddels erkend dat zij in haar deskundigenoordeel ten onrechte een oordeel heeft gegeven over de re-integratie-inspanningen van [eiseres] .
[eiseres] acht zich sinds februari 2021 arbeidsongeschikt en niet in staat om haar werk te hervatten. [eiseres] heeft niet geweigerd om met Storm in gesprek te gaan, maar zij is fysiek niet in staat (geweest) om naar kantoor te komen, hetgeen zij steeds aan Storm heeft gemeld. [eiseres] maakt dan ook bezwaar tegen de opschorting van de loonbetaling en maakt aanspraak op doorbetaling van het loon met ingang van 22 maart 2021. Tevens maakt zij aanspraak op de wettelijke verhoging van het achterstallige loon op grond van artikel 7:625 BW alsmede op de wettelijke rente over het achterstallige loon.