Home

Rechtbank Rotterdam, 20-07-2021, ECLI:NL:RBROT:2021:6749, ROT 19/4710

Rechtbank Rotterdam, 20-07-2021, ECLI:NL:RBROT:2021:6749, ROT 19/4710

Gegevens

Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
20 juli 2021
Datum publicatie
27 juli 2021
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2021:6749
Zaaknummer
ROT 19/4710

Inhoudsindicatie

Boete voor niet bijhouden/bewaren van administratie van gezelschapsdieren zoals bedoeld in artikel 3.10, eerste en tweede lid, Besluit houders van dieren. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht aangenomen dat in het geval van eiser sprake was van bedrijfsmatig handelen. Eiser heeft immers op de verkoopafdeling van een vogeltentoonstelling vogels te koop aangeboden en verkocht aan anderen dan familie en vrienden en hij heeft geadverteerd op een website en dus vogels te koop aangeboden buiten zijn eigen kring van familie en vrienden, waarbij verweerder onbetwist heeft gesteld dat de gevraagde verkoopprijzen commerciële prijzen waren. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat van bedrijfsmatig handelen geen sprake is. De boete is terecht opgelegd.

Uitspraak

Bestuursrecht

zaaknummer: ROT 19/4710

gemachtigde: B. Middelkoop,

en

gemachtigde: mr. W.L.C. Rijk.

Procesverloop

Bij besluit van 5 april 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres een boete opgelegd van € 3.000,- vanwege een overtreding van de Wet dieren.

Bij besluit van 30 augustus 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 juni 2021. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.

Overwegingen

1.1.

Verweerder heeft in het primaire besluit de boete aan eiseres opgelegd voor het volgende feit: “U wordt als bedrijfsmatige houder aangemerkt in verband met de verkoop van diverse vogels. U bent niet in het bezit bent van een UBN. Dit is een overtreding van art. 3.7 lid 1 Besluit houders van dieren. U moet ervoor zorgen dat uw onderneming geregistreerd staat onder een UBN.”

1.2.

In het bestreden besluit heeft verweerder de grondslag van de overtreding gewijzigd naar:

-

U houdt in uw inrichting geen deugdelijke administratie bij van de gezelschapsdieren die in de inrichting verblijven met daarin ieder geval de volgende gegevens: naam, adres en woonplaats van degene van wie de gezelschapsdieren afkomstig zijn.

-

U heeft deze gegevens niet ten minste twee jaar schriftelijk of digitaal in de administratie van de inrichting bewaard vanaf het tijdstip dat een dier niet meer in de inrichting aanwezig is.

Volgens verweerder heeft eiser daarmee een overtreding begaan van artikel 3.10, eerste lid, onderdeel a, en het tweede lid, van het Besluit houders van dieren.

2. Verweerder heeft de boete gebaseerd op het toezichtrapport dat op 3 december 2019 is opgemaakt door een district-inspecteur van de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming. In dit rapport schrijft de inspecteur dat hij op 27 oktober 2018 een controle uitvoerde op de Birdexperience Oirschot. In een aparte zaal waar de verkoopafdeling gehuisvest was zag hij een groot aantal tentoonstellingskooien waarin meer dan 100 insecten- of vruchtenetende vogels te koop werden aangeboden door drie verschillende verkopers. Eén van de verkopers was eiser, een voor de inspecteur bekende vogelhandelaar. De inspecteur schrijft in het rapport dat hij zag dat eiser vogels ten verkoop voorhanden had en hij somt op welke vogels dit waren en voor welke prijs ze werden aangeboden. Volgens de inspecteur gaf eiser desgevraagd aan dat hij zijn UBN opgezegd had in maart 2018 en dat hij geen administratie had, behalve van de vogels uit de voormalige handelsvoorraad omdat dit zijn privévogels waren. Daarnaast staat in het rapport dat uit onderzoek op openbare bronnen op het internet diverse advertenties van eiser naar voren komen waarin vogels worden aangeboden. Daarnaast blijkt uit de UBN gegevens die op 31 oktober 2018 zijn opgevraagd dat eiser zijn UBN op 28 februari 2018 heeft stopgezet voor zowel het fokken, het verkopen als het op voorraad hebben van vogels. In het rapport concludeert de inspecteur dat eiser nog steeds bedrijfsmatig bezig is en derhalve aan de artikelen in paragraaf 2 van het Besluit houders van dieren moet voldoen. Volgens de inspecteur pleegt eiser een overtreding van artikel 3.6, eerste lid, artikel 3.7, eerste lid, en artikel 3.10, eerste lid, van het Besluit houders van dieren.

3. Eiser voert aan dat hij niet bedrijfsmatig maar uitsluitend hobbymatig handelt. Daarom hoeft hij geen administratie bij te houden. Volgens vaste jurisprudentie is sprake van bedrijfsmatig handelen als er sprake is van continuïteit en winstoogmerk van de activiteit, als er sprake is van een dierstapel die commercieel gebruik aannemelijk maakt en de huisvesting van de dieren gericht is op commerciële activiteiten en als de commerciële doeleinden worden bevestigd door de wijze van naar buiten treden.

Eiser heeft zijn bedrijf op 1 maart 2018 beëindigd en zijn UBN opgezegd en verkoopt uitsluitend een aantal hobbydieren en de restvoorraad uit zijn bedrijf. Verweerder verwijst naar advertenties maar het gaat om slechts drie advertenties waarvan twee voor één enkele vogel en één voor diverse vogels. Het uitsluitend incidenteel plaatsen van een advertentie of te koop aanbieden van dieren is onvoldoende om van bedrijfsmatig handelen te spreken. Ook een google-zoekresultaat waarop de woning van eiser als vogelhandel is weergegeven kan niet dienen als bewijs; daarvoor is alleen het handelsregister relevant. Daar komt bij dat er ook geen sprake is van een winstverwachting. Voorts voert eiser aan dat bij de interpretatie van het begrip bedrijfsmatig handelen niet kan worden afgeweken van de jurisprudentie daarover inzake de Wet milieubeheer en het belastingrecht. De indicatie dat sprake is van bedrijfsmatig handelen als men dieren fokt om deze niet zelf te houden en ook niet voor overdracht aan familie of vrienden en als men dieren verkoopt aan anderen dan familie of vrienden wordt niet gesteund door die jurisprudentie en is volstrekt willekeurig en arbitrair. Voorts voert eiser aan dat voor verkoop op beurzen geen UBN of administratie is vereist, zoals volgt uit artikel 3.7, tweede lid, van het Besluit houders van dieren. Artikel 3.10 van het Besluit houders van dieren is bij de verkoop op beurzen niet van toepassing.

3.1.

De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat eiser vogels te koop heeft aangeboden en geen administratie van zijn vogels heeft bijgehouden en bewaard, zoals is beschreven in artikel 3.10, eerste en tweede lid, van het Besluit houders van dieren. Wel is in geschil of op eiser die administratieverplichting rust. In artikel 3.6. eerste lid, van het Besluit houders van dieren staat - kort gezegd - dat het verboden is gezelschapsdieren te verkopen en daarvoor te houden, tenzij is voldaan aan de artikelen van paragraaf 2 van hoofdstuk 3 van het Besluit houders van dieren (waaronder de administratieverplichting van artikel 3.10). Anders dan eiser stelt geldt die administratieverplichting ook bij verkoop op beurzen. Het door eiser genoemde artikel 3.7, tweede lid, van het Besluit houders van dieren bevat slechts een uitzondering op de in het eerste lid van dat artikel opgenomen aanmeldverplichting, en niet een uitzondering op andere artikelen zoals de administratieverplichting van artikel 3.10 van het Besluit houders van dieren. Verder staat in artikel 3.6, tweede lid, van het Besluit houders van dieren dat paragraaf 2 van hoofdstuk 3 niet geldt als degene die de dieren verkoopt of daarvoor houdt aannemelijk maakt dat geen sprake is van bedrijfsmatig handelen. Uit artikel 3.6 en artikel 3.10 van het Besluit houders van dieren volgt dus dat eiser (die vogels te koop heeft aangeboden) verplicht is een administratie van zijn vogels bij te houden en te bewaren, tenzij hij aannemelijk maakt dat geen sprake is van bedrijfsmatig handelen.

3.2.

In de Nota van Toelichting bij het gewijzigde Besluit houders van dieren (Staatsblad 2014, 232) staat over het bedrijfsmatig handelen onder meer het volgende:

Paragraaf 3.2 stelt regels over het bedrijfsmatig verkopen, ten verkoop in voorraadhouden, afleveren, houden ten behoeve van opvang, en fokken van gezelschapsdieren. […]

De paragraaf is van toepassing voor zover het gaat om het bedrijfsmatig verkopen, ten verkoop in voorraad houden, afleveren, fokken en houden van dieren ten behoeve van opvang. Het begrip bedrijfsmatig staat voor het in zekere omvang en met een zekere regelmaat uitoefenen van activiteiten. De vaststelling of het gaat om bedrijfsmatige activiteiten wordt per geval getoetst. In de meeste gevallen is dit duidelijk, omdat het bijvoorbeeld een dierenspeciaalzaak of pension betreft. In de gevallen waarin dit niet duidelijk is, maar wel wordt vermoed dat sprake is van bedrijfsmatig handelen, zal de betrokkene aannemelijk dienen te maken dat niet bedrijfsmatig word gehandeld om niet onder de werking van het besluit te vallen (artikel 3.6).

Zoals hiervoor aangegeven is in veel gevallen duidelijk dat er sprake is van bedrijfsmatige activiteiten, omdat het bijvoorbeeld een pension, asiel, dierenspeciaalzaak of groothandel betreft.

In sommige gevallen is dit minder duidelijk. De hieronder genoemde situaties kunnen indicaties zijn dat er sprake is van bedrijfsmatige activiteiten:

-

gezelschapsdieren worden gefokt anders dan voor uitbreiding van het aantal gezelschapsdieren binnen het eigen huishouden of de directe familie- en vriendenkring;

-

gezelschapsdieren worden verkocht aan anderen dan familie en vrienden;

-

gezelschapsdieren worden opgevangen tegen een vergoeding en er worden hiervoor advertenties geplaatst;

-

ruimtes zijn speciaal ingericht voor de onder dit besluit vallende activiteiten;

-

registratie van de Kamer van koophandel of het hebben van een BTW-nummer;

-

adverteren, al dan niet op websites, met gezelschapsdieren;

-

er wordt gehandeld vanuit een winstoogmerk.

Met behulp van deze indicaties kan in een individueel geval worden bepaald of er sprake is van bedrijfsmatig handelen. De indicaties zijn niet-cumulatief. Een indicatie kan voor een doelgroep ook helemaal niet relevant zijn.

3.3.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht aangenomen dat in het geval van eiser sprake was van bedrijfsmatig handelen. Eiser heeft immers op 27 oktober 2018 op de verkoopafdeling van een vogeltentoonstelling vogels te koop aangeboden en verkocht aan anderen dan familie en vrienden. Daarbij heeft verweerder erop gewezen dat het onder meer de verkoop betrof van de restvoorraad uit eisers gestaakte onderneming en dat eiser deze vogels dus tussen 1 maart 2018 en 27 oktober 2018 in voorraad had ten behoeve van verkoop. Daarnaast is niet in geschil dat eiser in juni en september 2018 heeft geadverteerd op www.vogelmarkt.net. Ook daarmee heeft eiser zijn vogels te koop aangeboden (en verkocht) buiten zijn eigen kring van familie en vrienden. Voorts heeft verweerder onbetwist gesteld dat de gevraagde verkoopprijzen commerciële prijzen waren.

3.4.

De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat de door verweerder gehanteerde indicaties voor bedrijfsmatig handelen volstrekt willekeurig zijn. Deze indicaties worden immers genoemd in de Nota van Toelichting bij het Besluit houders van dieren. De rechtbank kan ook volledig volgen dat die indicaties kunnen wijzen op bedrijfsmatige activiteiten bij de verkoop en het houden van dieren. Eiser heeft zelf allerlei andere indicaties voor bedrijfsmatig handelen genoemd die voortkomen uit door eiser genoemde jurisprudentie. Die jurisprudentie ziet echter op andere onderwerpen (o.a. Wet milieubeheer en het belastingrecht) dan de verkoop van gezelschapsdieren en reeds daarom zijn de door eiser genoemde indicaties minder relevant en toepasbaar. Maar wat daar ook van zij, het gaat in de Nota van Toelichting slechts om een niet cumulatieve lijst van indicaties die erop kunnen wijzen dat sprake is van bedrijfsmatig handelen. Uiteindelijk dient in elk individueel geval afzonderlijk te worden bepaald of gelet op de feiten of omstandigheden in dat geval, sprake is van bedrijfsmatig handelen. Zoals hiervoor is overwogen heeft verweerder, gelet op de onder 3.3. genoemde feiten en omstandigheden, terecht aangenomen dat sprake is van bedrijfsmatig handelen door eiser bij de verkoop van zijn vogels. Het is dan vervolgens aan eiser om aannemelijk te maken dat die conclusie van verweerder onjuist is. En daarin is eiser naar het oordeel van de rechtbank niet geslaagd. Dat eiser zijn bedrijf heeft beëindigd betekent niet dat hij niet meer op bedrijfsmatige wijze zou kunnen handelen bij de verkoop van vogels. Daarnaast erkent eiser zelf ook dat het onder meer ging om de verkoop van een restvoorraad uit zijn opgeheven bedrijf. Ook de omstandigheid dat de door verweerder genoemde advertenties slechts op een enkele vogel ziet is geen reden om uit te gaan van niet-bedrijfsmatig handelen. Ook bij een geringe hoeveelheid is immers nog steeds sprake van het adverteren met de verkoop van gezelschapsdieren en is dit gericht buiten de kring van familie en vrienden. Overigens betrof één van de door verweerder genoemde advertenties wel degelijk meerdere vogels.

4. De rechtbank concludeert dat voldoende aannemelijk is dat bij eiser sprake is geweest van bedrijfsmatig handelen en dat dus de administratieverplichting van artikel 3.10 van het Besluit houders van dieren ook voor eiser geldt. Niet in geschil is dat eiser geen administratie van zijn vogels heeft bijgehouden en bewaard en dus heeft verweerder terecht de overtreding van artikel 3.10 van het Besluit houders van dieren vastgesteld.

5. Verweerder was dus bevoegd om eiser voor die overtreding een boete op te leggen. De rechtbank stelt vast dat eiser geen gronden heeft gericht tegen de hoogte van de boete. Ook is de rechtbank niet gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan verweerder de boete had moeten matigen dan wel had moeten afzien van de oplegging van een boete.

6. Het beroep is dus ongegrond.

7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. E.R. Houweling, rechter, in aanwezigheid van mr. A.L. van der Duijn Schouten, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 20 juli 2021

de rechter is verhinderd

deze uitspraak te tekenen

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel