Home

Rechtbank Rotterdam, 29-12-2021, ECLI:NL:RBROT:2021:13176, C/10/582933 / HA ZA 19-906

Rechtbank Rotterdam, 29-12-2021, ECLI:NL:RBROT:2021:13176, C/10/582933 / HA ZA 19-906

Gegevens

Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
29 december 2021
Datum publicatie
11 januari 2022
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2021:13176
Zaaknummer
C/10/582933 / HA ZA 19-906

Inhoudsindicatie

Vastgelopen vastgoedproject. De koopprijs voor het onroerend goed moest nog worden vastgesteld en daarover hebben partijen geen overeenstemming bereikt. De vorderingen tot nakoming van de koopovereenkomst worden daarom afgewezen. De vordering tot schadevergoeding wordt eveneens afgewezen. Weliswaar hebben gedaagden te kwader trouw gehandeld door te verzwijgen dat zij een vervangende locatie voor hun woning en bedrijfsruimte konden verkrijgen. Echter, het is niet aannemelijk geworden dat de onderhandelingen over de koopprijs wel waren geslaagd als eiser had geweten dat gedaagden inmiddels in staat waren om het onroerend goed te leveren. Hoewel de vorderingen van eiser worden afgewezen, krijgen gedaagden geen proceskostenveroordeling als sanctie op handelen in strijd met artikel 21 Rv.

Uitspraak

vonnis

Team handel en haven

zaaknummer / rolnummer: C/10/582933 / HA ZA 19-906

Vonnis van 29 december 2021

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

ONTWIKKEL EN BEHEERMAATSCHAPIJ DORPSDIJK B.V.,

gevestigd te Rhoon,

eiseres in conventie,

verweerster in reconventie,

advocaat mr. H.W. ten Katen te Rotterdam,

tegen

1. [persoon A] ,

wonende te [woonplaats A]

2. [persoon B],

wonende te [woonplaats B] ,

gedaagden in conventie,

eisers in reconventie,

advocaat mr. L.A. Witten te Nijmegen.

Partijen zullen hierna OBD, [persoon A] en [persoon B] genoemd worden. [persoon A] en [persoon B] zullen hierna voor zover gezamenlijk bedoeld als [persoon A] c.s. worden aangeduid.

1. De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

de dagvaarding;

-

de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie;

-

de conclusie van repliek in conventie (met een eiswijziging) en van antwoord in reconventie;

-

de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie;

-

de conclusie van dupliek in reconventie;

-

de processen-verbaal van de mondelinge behandelingen van 6 april 2021 en 4 mei 2021;

-

de brief van mr. Ten Katen van 12 augustus 2021;

-

de bief van mr. Witten van 18 augustus 2021;

-

de brief van mr. Witten van 5 oktober 2021;

-

de brief van mr. Ten Katen van 6 oktober 2021;

-

beslagstukken.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2. De feiten

2.1.

[persoon A] c.s. exploiteren een landbouwbedrijf met manege en pensionstal met de naam [naam landbouwbedrijf] . [naam landbouwbedrijf] is gelegen aan de [adres] te Rhoon op de percelen die kadastraal bekend staat als Rhoon, sectie [sectie] nummer [perceelnummer 1] , Rhoon, sectie [sectie] nummer [perceelnummer 2] , Rhoon, sectie [sectie] nummer [perceelnummer 3] en Rhoon, sectie [sectie] nummer [perceelnummer 4] (hierna: [naam landbouwbedrijf] ). [naam landbouwbedrijf] is eigendom van [persoon A] .

2.2.

OBD is een projectontwikkeling- en beheermaatschappij. Zij wenst woningen te ontwikkelen op [naam landbouwbedrijf] . Haar zustervennootschap Bouw- en Aannemingsbedrijf Zoeteman B.V. (hierna: Zoeteman B.V.) is een aannemer/bouwbedrijf.

B. Verkoop van [naam landbouwbedrijf] door [persoon A] aan OBD

2.3.

OBD als koper en [persoon A] als verkoper hebben op 9 juni 2014 een koopovereenkomst voor [naam landbouwbedrijf] gesloten (hierna: de koopovereenkomst) (productie 1 van OBD). [persoon B] heeft de koopovereenkomst medeondertekend en daarmee de toestemming als bedoeld in artikel 1:88 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) verleend.

2.4.

De koopovereenkomst bepaalt onder meer:

“Koopprijs, waardebepaling

De koopsom wordt nader overeengekomen, maar als uitgangspunt zal gelden: de verkoopwaarde van de huidige locatie en de totale investeringskosten van de nog nader te bepalen locatie.

De nieuwe locatie bestaat o.a. uit:

a. aankoop vervangende grond;

b. een woonhuis groot 750 m3 met bijgebouw voor het stallen van 6 paarden;

c. een binnen rijbaan;

d. opslagruimte voor hooi, stro, machinerie;

e. een buitenbak;

f. longeercirkel, 18 meter doorsnee met kap;

g. trainingsmolen (4 paarden, overdekt);

h. voldoende stallen, alsmede mestput.

Het uitgangspunt is om met gesloten beurzen de realisatie te laten plaatsvinden. Het eventueel positieve verschil tussen realisatie nieuwe locatie en overeen te komen verkoopbedrag van bestaande locatie zal worden uitgekeerd aan verkoper.

De waarde van het verkochte zal worden bepaald enerzijds door twee makelaars, één aan te wijzen door verkoper en één door koper, en anderzijds door het investeringsbedrag wat nodig is voor het door verkoper door te starten casu quo te realiseren paardenbedrijf/boerenbedrijf.

De koop is gesloten onder de volgende:

BEDINGEN:

1. De juridische levering zal geschieden bij akte (…) te verlijden ten overstaan van één der notarissen werkzaam ten kantore van [naam notariskantoor] , onder meer kantoorhoudende te Albrandswaard en Hoogvliet, of diens plaatsvervanger op 31 december 2016 of zoveel eerder of later als partijen nader zullen overeenkomen.

(…)

BOETE ETC.

12 a. Een partij is eerst in verzuim jegens de wederpartij als zij, na in gebreke te zijn gesteld, nalatig is of blijft aan haar verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst te voldoen. Ingebrekestelling moet schriftelijk geschieden met inachtneming van een termijn van acht dagen. Gemelde termijn kan reeds lopen voordat een partij nalatig is.

b. Wanneer een partij in verzuim is, is deze verplicht de schade die de wederpartij dientengevolge lijdt te vergoeden en kan deze laatste de overeenkomst ontbinden.

c. Wanneer het verzuim betrekking heeft op het meewerken tot de feitelijke en/of juridische levering dan wel de voldoening van de koopprijs en/of de waarborgsom als hiervoor bedoeld, zal de nalatige partij voorts zowel bij ontbinding als bij latere nakoming ten behoeve van de wederpartij een zonder rechterlijke tussenkomst opeisbare boete verbeuren. De hoogte van deze boete is gelijk aan tien procent (10%) van de totale koopprijs. Voor zover de wederpartij meer schade lijdt heeft zij recht op een aanvullende schadevergoeding.

(…)

14. Voorwaarden

1. Deze overeenkomst zal zijn ontbonden indien de door verkoper te verkrijgen nieuwe locatie het door te starten casu quo te realiseren paardenbedrijf/boerenbedrijf niet slaagt. [handgeschreven toegevoegd:] 31-12-2016

De voorziene locatie hiervoor is thans gelegen op de BBL-gronden van de Gemeente Albrandswaard casu quo locatie [naam locatie 1] .

De inspanningsplicht voor het verkrijgen van de nieuwe locatie ligt bij de verkoper en de Gemeente Albrandswaard.

(…)

3. Op vervulling van de in lid 1 gemelde voorwaarde kan slechts verkoper zich beroepen. Dit beroep moet geschieden door middel van een schriftelijke mededeling aan de koper.”

C. Ontwikkelingen na ondertekening van de koopovereenkomst in de periode tot 31 december 2016

2.5.

De gemeente Albrandswaard heeft de in artikel 14 van de koopovereenkomst genoemde BBL-gronden (hierna: de BBL-gronden) openbaar te koop aangeboden. Partijen hebben daarop geen bod uitgebracht.

2.6.

[persoon A] c.s. hebben een makelaar ingeschakeld voor de aanschaf van de in artikel 14 van de koopovereenkomst genoemde locatie [naam locatie 1] (hierna: de [naam locatie 1] ). Op 23 november 2015 heeft deze makelaar een bod gedaan op de [naam locatie 1] . Dit heeft geleid tot onderhandelingen met de eigenaren van deze locatie, Klok Grondexploitatie B.V. en Ballast Nedam Ontwikkelingsmaatschappij B.V. (hierna: Klok en Ballast Nedam). Er is een koopovereenkomst opgesteld (productie 16 van [persoon A] c.s.). Deze is door Klok op 14 juli 2016 en door [persoon A] c.s. op 29 juli 2016 is getekend. OBD en Ballast Nedam hebben op 6 oktober 2016 gesproken over deze overeenkomst. Dat heeft er toen niet toe geleid dat Ballast Nedam de overeenkomst heeft getekend. Ballast Nedam heeft de overeenkomst later alsnog getekend. Bij de handtekening staat dat Ballast Nedam op 12 juli 2017 getekend heeft. Ballast Nedam heeft in de overeenkomst een aantal aanpassingen gemaakt. De makelaar van [persoon A] c.s. heeft Ballast Nedam laten weten hiermee niet in te stemmen en Ballast Nedam heeft in een e-mail van 26 september 2017 bevestigd dat er geen overeenkomst tot stand is gekomen (productie 37 van [persoon A] c.s.).

2.7.

In 2016 heeft OBD werkzaamheden laten verrichten naast, op en aan [naam landbouwbedrijf] . Zij heeft in een brief van 23 augustus 2016 [persoon A] c.s. bevestigd (kort gezegd) dat zij de schade veroorzaakt door deze werkzaamheden zou herstellen als de uitvoering van fase II (de verkoop van [naam landbouwbedrijf] ) niet doorging (productie 17 van [persoon A] c.s.).

2.8.

Partijen hebben met de gemeente Albrandswaard overlegd over de verplaatsing van het bedrijf van [persoon A] c.s. naar de [naam locatie 1] . In dat kader is op 1 september 2016 een initiatiefplan ingediend, hebben [persoon A] c.s. een startovereenkomst met de gemeente getekend en is (in april 2017) een planvisie ingediend bij de gemeente.

2.9.

Op 31 december 2016 – de datum die de koopovereenkomst vermeldt als leverdatum – heeft geen levering plaatsgevonden.

D. Gesprekken en correspondentie tussen partijen na 31 december 2016

2.10.

OBD schreef [persoon A] c.s. in een brief van 2 februari 2017 (productie 22 van [persoon A] c.s.):

“Afgelopen zaterdag 28 januari 2017, hebben we overleg gehad over een aantal zaken. Één van de punten waar we over gesproken hebben is de grondruil ter plaatsen van de toekomstige [naam locatie 2] . Om één en ander te verduidelijken heb ik een tekening bijgevoegd. Wij zijn overeengekomen dat ik mijn grond (positie A) grenzend aan jullie terrein ruil met jullie gronden t.p.v. de toekomstige [naam locatie 2] (positie B). Graag wil ik binnenkort deze grondruil notarieel laten vastleggen daar ik in het voorjaar de gerealiseerde [naam locatie 2] aan de gemeente ga overdragen. Dit zal ook middels een notariële akte gaan.”.

2.11.

Op 10 april 2017 hebben partijen gesproken over de verkoop van [naam landbouwbedrijf] . OBD heeft toen voorgesteld om de percelen te kopen voor € 1.700.000,00.

2.12.

De makelaar van [persoon A] c.s. heeft bij brief van 11 april 2017 (productie 23 van [persoon A] c.s.) aan Zoetermeer/OBD geschreven:

“Cliënten zijn erg geschrokken van de door u gepresenteerde cijfers inzake de verkoop van hun huidige locatie aan de [adres] te Rhoon en de bouwkosten van hun nieuwe locatie aan de [naam locatie 1] te Rhoon. Deze waardering en bouwkosten komen niet overeen met eerder geschetste verwachtingen.”

2.13.

OBD heeft de makelaar van [persoon A] c.s. in een brief van 18 april 2017 (productie 24 van [persoon A] c.s.) gereageerd op de brief van 11 april 2017:

“Wij hebben op 10 april jl. met [ [persoon A] c.s.] en hun adviseurs een eerste gesprek gehad over de door ons geraamde kosten van de nieuw op te richten pensionstal aan de [naam locatie 1] waarbij wij de input van de voorliggende planvisie hebben gebruikt. Daarnaast hebben wij ook een financiële richting gegeven wat de huidige locatie aan de [adres] kan opbrengen in het geval er woningbouw wordt ontwikkeld rekening houdend met het

bestemmingsplan wat op deze locatie rust. Naar aanleiding van dit eerste gesprek is er een tweede afspraak gepland en wel op 21 april aanstaande. U schrijft dat uw cliënten geschrokken zijn van de gepresenteerde cijfers. In de bespreking op 10 april jl. hebben zij dat ook laten merken en wij hebben begrip voor hun teleurstelling. Wij hebben in datzelfde gesprek aangegeven dat er geen verplichting rust om de nieuwbouw van het bedrijf aan de [naam locatie 1] bij Bouw- en Aannemingsbedrijf Zoeteman onder te brengen.”

2.14.

Op 21 april 2017 heeft wederom een bespreking tussen partijen plaatsgevonden. OBD heeft toen haar bod op [naam landbouwbedrijf] verhoogd naar € 1.900.000,00. Dit is door [persoon A] c.s. niet geaccepteerd.

2.15.

OBD heeft op 3 mei 2017 een e-mail gezonden aan [persoon A] c.s. (productie 25 van [persoon A] c.s.):

“Zoals afgesproken in ons laatste overleg mail ik hierbij onze ramingen voor het verplaatsen van jullie landbouwbedrijf naar de [naam locatie 1] te Rhoon. In de raming is de variant opgenomen waarbij we uitgaan van een verplaatsing en de variant waarbij we uitgaan van de bouw volgens de planvisie. Tevens heb ik de situatietekening voor de verplaatsing opgenomen. (…)”.

Bij deze e-mail zit een bijlage met een kostenraming volgens twee uitgangspunten: de uitgangspunten verplaatsing bestaande oppervlaktes enerzijds (€ 2.232.754,00 excl. btw, € 2.701.632,00 incl. btw) en de uitgangspunten van de planvisie anderzijds (€ 3.206.997,00 excl. btw, € 3.880.466,00 incl. btw).

2.16.

OBD heeft op 3 juli 2017 [persoon A] c.s. € 2.250.000,00 geboden voor [naam landbouwbedrijf] .

2.17.

Op 19 juli 2017 appte [persoon B] dat het voorstel van OBD van 3 juli 2017 niet akkoord was, waarop OBD reageerde met de mededeling “als jullie denken een beter bod te krijgen wens ik jullie veel succes” (productie 33 van [persoon A] c.s.). Daarna schreef de makelaar van [persoon A] c.s. in een brief van 24 juli 2017 (productie 9 van OBD):

“Cliënten kunnen zich niet vinden in uw voorstel van 3 juli jl. van € 2.250.000,00 kosten koper om de volgende

redenen. In het overleg tussen u en de familie [persoon A] op [naam landbouwbedrijf] op 9 juni 2017 (…) heeft u het oorspronkelijke bod verhoogt van 1,9 miljoen naar 2,2 miljoen. Tijdens de bespreking d.d. 21 juni 2017 heeft de gemeente Albrandswaard en de Groep van 6 Essendael toegezegd niet onwelwillend te staan tegen een verbreding van het appartementencomplex alsmede het aanbrengen van een extra woonlaag. Gezien deze extra toezeggingen van de gemeente Albrandswaard voor een bredere oppervlakte dan in eerder genoemde bestemmingscontouren alsmede een extra 4de bouwlaag, zijn wij van mening dat de € 50.000,00 verhoging van uw bod in geen verhouding staat tot extra toegezegde mogelijkheden. De oorspronkelijke afspraak is om het complete bedrijf te verplaatsen naar een nieuwe locatie met volledige nieuwbouw met een gesloten beurs en enige tonnen in de vorm van geld toe. Gezien het bovenstaande en de extra mogelijkheden brengen wij een tegenvoorstel uit van € 2.850.000,00 kosten koper, transport uiterlijk 30 november 2017, oplevering in overleg, betaling 90% van de koopsom bij transport en 10% van de koopsom bij oplevering van het verkochte (…). Indien wij niet tot overeenstemming komen, verzoeken wij u uiterlijk 15 september het eigendom van cliënten

in de oorspronkelijke staat op te leveren en alle kabels (KPN) te verwijderen alsmede de waterhuishouding te

herstellen.”.

2.18.

Hierop reageerde OBD bij brief van 25 augustus 2017 (productie 9 van OBD):

“(…) Uit uw schrijven begrijpen wij dat uw cliënten zich niet kunnen vinden in het ons gedane voorstel. Dat wordt onderbouwd met een uitleg waaruit volgens uw cliënten sprake zou zijn dat er door ons op 9 juni 2017 een verhoging van het bod zou zijn gedaan van 1,9 miljoen naar 2,2 miljoen zonder enige aanpassing van een te ontwikkelen gebouw die deze verhoging zou rechtvaardigen. Deze uitleg bestrijden wij ten zeerste en wel vanwege de volgende feitelijkheden. Op 10 april 2017 hebben wij voor het eerst gesproken over de waarde die door ontwikkeling van de locatie van uw cliënten, de familie [persoon A] , bewerkstelligd kan worden. Deze waardebepaling is gedaan op het huidige bestemmingsplan. In dat gesprek hebben wij aangegeven dat het huidige bestemmingsplan veel beperkingen kent om daar een goede woningbouwontwikkeling in de vorm van appartementen te realiseren. Dat heeft met name te maken met de beperkte diepte van het bouwvolume om goede appartementen hierin mogelijk te maken. Zoals gezegd is onze waardebepaling toen gebaseerd op het huidige bestemmingsplan en kwamen wij uit op een waardering van 1,7 miljoen euro. In datzelfde gesprek heeft u ons gevraagd of wij eens met de gemeente wilden overleggen of er mogelijkheden zijn om het bestemmingsplan aan te passen zodat er meer waarde gegenereerd kan worden. Wij hebben toen aangegeven dat wij daartoe bereid zijn, maar dat de gemeente het waarschijnlijk helemaal laat afhangen aan de medewerking van de Groep van 6 die toentertijd dit bestemmingsplan met de gemeente heeft bepaald. Op 21 april hebben we met u en de fam. [achternaam familie] een overleg gehad om meer in detail te spreken over de bedragen die op 10 april zijn genoemd. Wat betreft de waardebepaling van de [adres] uitgaande van een ontwikkeling van appartementen binnen de contouren van het huidige bestemmingsplan hebben wij een bedrag van 1,9 mio genoemd. Daarnaast hebben wij onze onderbouwingen besproken aangaande de ontwikkeling van een nieuwe pensionstal aan de [naam locatie 1] .

In de maand mei hebben wij door een architectenbureau een schetsontwerp laten maken waarbij we zijn uitgaan van een groter volume dan het bestemmingsplan. Dit om betere plattegronden voor appartementen te kunnen maken. Op basis van deze studie zijn we het gesprek aangegaan met de gemeente en met de groep van 6.

Op 8 juni 2017 heeft er op het gemeentehuis een gesprek plaatsgevonden met de wethouder, de Groep van 6 en ondergetekende. Wij hebben toen gesproken over de vraag of er bereidheid te vinden is om een groter gebouw te mogen ontwikkelen dan het bestemmingsplan aangeeft. De groep van 6 en de gemeente vonden het bespreekbaar dat het volume van het gebouw vergroot wordt door een kleiner binnen-gebied te maken. De buitencontour van het bestemde volume moet dan wel gehandhaafd blijven. Op deze wijze kunnen er meer en betere appartementen gemaakt worden waarbij wel rekening gehouden moet worden met een parkeergarage die vanwege de bestemde hoogte voor een deel onder maaiveld aangelegd moet worden. (…) Op 9 juni 2017 heeft ondergetekende een bezoek gebracht aan fam. [achternaam familie] . In dat gesprek is terugkoppeling gegeven over het gesprek dat op 8 juni op het gemeentehuis is gevoerd met de wethouder en de Groep van 6. Uitgaande van een groter te bouwen volume waarbij medewerking van de groep van 6 moet komen en waarbij een nieuwe bestemmingsplanprocedure moet worden doorlopen kan de waarde van de locatie [adres] richting de 2,2 miljoen gaan. Verder heeft ondergetekende gevraagd of de fam. [achternaam familie] bereid is om een gesprek aan te gaan met de gemeente en de groep van 6 betreffende de aanleg van de [naam locatie 2] . Daartoe bleek de fam. [achternaam familie] bereid te zijn. Het gesprek met de gemeente, fam. [achternaam familie] en de groep van 6 heeft op 21 juni 2017 plaatsgevonden. Wat betreft de medewerking aan een groter volume dan het bestemmingsplan aangeeft, heeft de groep van 6 haar medewerking getoond zoals zij ook in het overleg van 8 juni 2017 had gedaan. Daarnaast hoeft het geen bezwaar te zijn om de hoogte van 11,5 naar 12 meter te halen zodat de vier bouwlagen makkelijker gerealiseerd kunnen worden. In onze haalbaarheidsanalyse zou dat betekenen dat de parkeergarage niet deels verdiept hoeft te worden.

Tot zover onze weergave van de feitelijkheden. Zoals u stelt dat er na 21 juni sprake zou zijn van een extra vierde bouwlaag is onjuist. Wij zijn in al onze berekeningen, vanaf de eerste berekening die we gemaakt hebben, uitgegaan van een gebouw van deels 4 bouwlagen en deels 3 bouwlagen. Verder stelt u dat het de oorspronkelijke afspraak is om het complete bedrijf te verplaatsen naar een nieuwe locatie en om dat met gesloten beurzen te doen. Het klopt dat die afspraak is gemaakt maar die is wel gemaakt op basis van enkele uitgangspunten die tijdens het maken van deze afspraak als basis zijn genomen. Ten eerste is toen gekeken naar de BBL-gronden als nieuwe locatie. Dat is zoals we weten niet doorgegaan. Ten tweede was er toen sprake van een grotere ontwikkeling op de [adres] dan later in het bestemmingsplan terecht is gekomen. Deze twee belangrijke uitgangspunten waren wel de basis van de gemaakte afspraak om met gesloten beurzen de verplaatsing van de pensionstal te bewerkstelligen. En in het geval er vrije gelden over zouden blijven binnen die afspraak, dan zouden deze gelden de fam. [persoon A] toekomen. Er is dus niet afgesproken dat men nog enige tonnen aan euro's erbij zou krijgen.

Het tegenvoorstel dat u in uw schrijven doet is voor ons niet haalbaar gezien de exploitatie. U vraagt een bedrag dat ruim 25% hoger ligt dan het door ons voorgestelde bedrag dat zoals hierboven beschreven gebaseerd is op een ontwikkeling die na bestemmingswijziging gerealiseerd zou kunnen worden.

Verder verbindt u een wijze en tijdstip van transport aan uw voorstel wat voor ons een onbegaanbare weg is daar er ons inziens nog geen duidelijkheid is over de locatie waar de nieuwe pensionstal gebouwd zou moeten worden. Derhalve vinden wij uw voorwaarden van transport en 90% betaling op 30 november 2017 zonder duidelijkheid van oplevering van de [adres] geen recht doen aan alle inspanningen die beide partijen hebben geleverd en nog doen om tot een afgeronde ontwikkeling van de nieuwe pensionstal met passende locatie te komen. (…)”

2.19.

In een brief van 14 september 2017 (productie 28 van [persoon A] c.s.) hebben [persoon A] c.s. aangeven dat de onderbouwing van het voorstel en de waardebepaling van OBD niet klopt en dat, indien de koop niet doorgaat, het perceel in oorspronkelijke staat moet worden hersteld. Op 3 oktober 2017 hebben [persoon A] c.s. daarvoor een rappel gezonden (productie 29 van [persoon A] c.s.).

2.20.

In november 2017 hebben verschillende gesprekken plaatsgevonden tussen partijen over het herstellen van [naam landbouwbedrijf] (met name de waterhuishouding en het verwijderen van kabels).

2.21.

Bij brief van 7 december 2018 (productie 2 van OBD) heeft OBD [persoon A] c.s. gesommeerd om [naam landbouwbedrijf] uiterlijk vóór 1 juli 2019 aan OBD te leveren.

2.22.

De advocaat van [persoon A] c.s. heeft bij brief van 21 december 2018 (productie 3 van OBD) de sommatie afgewezen met een beroep op artikel 14 lid 1 van de koopovereenkomst.

2.23.

In de periode daarna hebben de advocaten van partijen gecorrespondeerd en heeft op 21 mei 2019 een bespreking plaatsgevonden om een oplossing te vinden. Dit heeft niet tot resultaat geleid.

2.24.

OBD heeft op 26 juli 2019 beslag gelegd op [naam landbouwbedrijf] .

3. Het geschil

4. De beoordeling in conventie en reconventie

5. De beslissing