Home

Rechtbank Rotterdam, 13-01-2021, ECLI:NL:RBROT:2021:10088, 596766 HA ZA 20-478

Rechtbank Rotterdam, 13-01-2021, ECLI:NL:RBROT:2021:10088, 596766 HA ZA 20-478

Gegevens

Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
13 januari 2021
Datum publicatie
19 oktober 2021
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2021:10088
Zaaknummer
596766 HA ZA 20-478

Inhoudsindicatie

Ex-werkgever spreekt ex-werknemer en de door hem opgerichte onderneming aan wegens onrechtmatige concurrentie. Toepassing van uitspraak Hoge Raad inzake Boogaard/Vesta. Ex werkgever toegelaten tot bewijslevering.

Uitspraak

vonnis

Team handel en haven

Zittingsplaats Rotterdam

zaaknummer / rolnummer: C/10/596766 / HA ZA 20/478

Vonnis van 13 januari 2021

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

ROYAUME FACILITY SERVICES B.V.,

gevestigd te Rotterdam ,

eiseres,

advocaat mr. D.J. Bergkotte te 's-Gravenhage,

tegen

1. [naam gedaagde 1] VMHODN [naam bedrijf 1] ,

wonende te [woonplaats gedaagde 1] ,

2. de vennootschap onder firma

[naam gedaagde 2] ,

gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde 2] ,

3. [naam gedaagde 3],

wonende te [woonplaats gedaagde 3] ,

4. [naam gedaagde 4],

wonende te [woonplaats gedaagde 4] ,

5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[naam gedaagde 5] ,

gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde 5] ,

gedaagden,

advocaat mr. J. de Graaff te 's-Gravenhage.

Partijen zullen hierna ‘ Royaume ’ en ‘ [gedaagden] ’ (in meervoud) genoemd worden. Tevens zullen de gedaagden voor zover nodig ieder afzonderlijk bij naam worden aangeduid, waarbij gedaagde sub 1 ‘ [naam gedaagde 1] ’ en gedaagde sub 4 ‘ [naam gedaagde 4] ’ genoemd zullen worden (in enkelvoud), terwijl gedaagde sub 2 verder aangeduid zal worden als ‘ [naam gedaagde 2] ’ en gedaagde sub 5 als ‘ [naam gedaagde 5] ’.

1. De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

het exploot van dagvaarding van 11 mei 2020, met de daarbij overgelegde producties;

-

de conclusie van antwoord, met de daarbij overgelegde producties;

-

de brief van de griffier van 26 augustus 2020 waarbij partijen zijn opgeroepen voor de mondelinge behandeling van de zaak op 5 oktober 2020;

-

de voorafgaand aan de comparitie door [gedaagden] toegestuurde aanvullende producties;

-

de spreekaantekeningen van de advocaat van de Royaume ;

-

de spreekaantekeningen van de advocaat van [gedaagden] ;

-

de aantekeningen, die de griffier heeft gemaakt van de gehouden mondelinge behandeling op 5 oktober 2020, waarbij partijen verschenen zijn, bijgestaan door hun advocaat;

1.2.

De uitspraak van het vonnis is, na aanhouding, nader bepaald op heden.

2. De feiten

2.1.

Royaume exploiteert een schoonmaakbedrijf. Blijkens de gegevens van de Kamer van Koophandel is het bedrijf opgericht op 9 december 2016. Directeur grootaandeelhouder van het bedrijf is [naam 1] (hierna: ‘ [naam 1] ’). Hij is tevens directeur grootaandeelhouder van het beveiligingsbedrijf [naam bedrijf 2] gevestigd te [plaatsnaam] (hierna: ‘ [naam bedrijf 2] ”).

2.2.

[naam gedaagde 1] heeft op 26 oktober 2015 het eenmansbedrijf [naam bedrijf 1] opgericht. Blijkens de inschrijving bij de Kamer van Koophandel houdt het bedrijf zich bezig met “interieurreiniging van gebouwen en het aanbieden van facilitaire diensten”. Op 5 juni 2018 is het bedrijf uitgeschreven uit het Handelsregister en is de onderneming voortgezet door gedaagde sub 2, [naam gedaagde 2] met [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 4] als vennoten.

2.3.

[naam gedaagde 1] is in de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 januari 2019 bij Royaume in dienst geweest. De schriftelijke arbeidsovereenkomst die partijen op 1 januari 2017 hebben gesloten vermeld als functie “schoonmaker”. Het salaris over de eerste maand van het dienstverband, te weten januari 2017 bedroeg € 1.520,- netto, terwijl het salaris over de laatste maand, te weten januari 2019, € 2.564,20 netto bedroeg, inclusief diverse toeslagen, waaronder € 215,83 bruto vakantiegeld. Beide loonstroken vermelden als functie van [naam gedaagde 1] “medeweker algemeen schoonmaakonderhoud”.

2.4.

De schriftelijke arbeidsovereenkomst bevat geen concurrentie- relatie- of anti-ronselbeding. Wel bevat de arbeidsovereenkomst in artikel 9 een verbod op het verrichten van nevenactiviteiten, welk verbod als volgt is geformuleerd:

“Het is de werknemer verboden zonder toestemming van de werkgever al dan niet tegen betaling werkzaamheden voor derden te verrichten of zaken uit te voeren voor eigen rekening. Evenmin zal hij voordelen van derden aanvaarden of bedingen direct of indirect die geacht worden in verband te staan met zijn werkzaamheden”.

2.5.

Artikel 12 van de arbeidsovereenkomst bevat tevens het hierna volgende geheimhoudingsbeding:

“Het is de werknemer verboden, hetzij gedurende de dienstbetrekking, hetzij na beëindiging hiervan op enigerlei wijze aan derden, waaronder begrepen collega’s direct of indirect, in elke vorm dan ook en in welke voege ook, enige mededelingen te doen van of aangaande enige bijzonderheden, werkgevers zaak betreffende of daarmee verband houdende”.

2.6.

Artikel 13 van de arbeidsovereenkomst bevat een boetebeding, waarin geregeld is dat de werknemer bij overtreding van artikel 9 of artikel 12 een boete verbeurt van € 2.500,- per overtreding alsmede een boete van € 250,- voor iedere dag dat de overtreding voortduurt, onverminderd het recht van de werkgever om in plaats daarvan volledige schadevergoeding plus kosten en interesten te vorderen voor zover de werkelijk geleden schade de bedongen boete te boven gaat.

2.7.

De arbeidsovereenkomst is op 31 januari 2019 met wederzijds goedvinden beëindigd.

2.8.

In de periode van 1 februari 2019 tot 1 oktober 2019 heeft [naam gedaagde 1] op verzoek van Royaume administratieve werkzaamheden verricht, bestaande uit het bijhouden van urenlijsten en urenregistraties van het personeel van Royaume . [naam gedaagde 1] stelt dat hij die werkzaamheden heeft verricht als vriendendienst, zonder dat hij daarvoor een vergoeding heeft ontvangen, terwijl Royaume stelt dat [naam gedaagde 1] daarvoor wel degelijk een financiële vergoeding heeft ontvangen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Royaume gesteld dat zij voor die werkzaamheden een vergoeding van € 350,- netto aan [naam gedaagde 1] heeft betaald.

2.9.

Royaume had in de tijd dat [naam gedaagde 1] bij haar werkte verschillende vestigingen van McDonald’s als klant. Zo heeft zij op 1 september 2016 met McDonald’s Geldrop BV, op 1 oktober 2016 met McDonald’s Veghel BV en op 22 november 2016 met McDonald’s Helmond BV schoonmaakcontracten afgesloten. In alle gevallen gold de overeenkomst voor 12 maanden met de mogelijkheid van stilzwijgende verlenging voor een periode van één jaar, behoudens opzegging door een van beide partijen met in achtneming van een opzegtermijn van één maand. De maandelijkse vergoeding voor de door Royaume te verrichten dagelijkse schoonmaakwerkzaamheden bedroeg volgens alle drie de contracten € 8.500,- exclusief btw per maand per vestiging. De drie contracten worden hierna gemakshalve aangeduid als ‘de Overeenkomsten met de McDonald’s franchises’.

2.10.

Bij e-mailbericht van 9 september 2019 heeft [naam 2] , Supervisor van McDonald’s Helmond, Veghel en Geldrop (hierna; “ [naam 2] ”) de opzegging van de drie Overeenkomsten per 8 oktober 2019 bevestigd aan Royaume . In die bevestiging is geen reden van de opzegging vermeld.

2.11.

Op 16 september 2019 is in het Handelsregister ingeschreven “ [naam gedaagde 5] ” gevestigd te Rotterdam, (hierna: ‘ [naam gedaagde 5] ’) Als bestuurder en enig aandeelhouder geldt volgens die inschrijving [naam gedaagde 1] .

2.12.

Per 1 oktober 2019 zijn tussen [naam 2] aan de ene kant en [naam gedaagde 5] aan de andere kant ten behoeve van genoemde drie McDonald’s vestigingen schoonmaakcontracten afgesloten, ingevolge welke overeenkomsten [naam gedaagde 5] dagelijks schoonmaakwerkzaamheden diende te verrichten in genoemde drie McDonald’s vestigingen tegen betaling van een maandelijkse vergoeding van € 8.500,- (exclusief btw) door iedere vestiging. Ook die contracten zijn afgesloten voor de duur van één jaar, met de mogelijkheid van stilzwijgende verlenging, behoudens tijdige opzegging door een van de partijen met inachtneming van een opzegtermijn van één maand.

2.13.

Bij brief d.d. 15 maart 2020 heeft de advocaat van Royaume [gedaagden] aansprakelijk gesteld voor de haar geleden en nog te lijden schade ten gevolge van het onrechtmatig handelen van [naam gedaagde 1] , respectievelijk het profiteren daarvan door de overige gedaagden, waarbij verzocht is die aansprakelijkheid te erkennen.

2.14.

Bij brief van 6 maart 2020 hebben [gedaagden] iedere vorm van aansprakelijkheid voor de door Royaume gestelde schade van de hand gewezen.

3. Het geschil

4. De beoordeling

5. De beslissing