Home

Rechtbank Rotterdam, 04-12-2020, ECLI:NL:RBROT:2020:11055, ROT 20/5209

Rechtbank Rotterdam, 04-12-2020, ECLI:NL:RBROT:2020:11055, ROT 20/5209

Gegevens

Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
4 december 2020
Datum publicatie
24 december 2020
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2020:11055
Formele relaties
Zaaknummer
ROT 20/5209

Inhoudsindicatie

Niet-ontvankelijk verzoek om voorlopige voorziening wegens niet tijdig voldoen griffienota.

Uitspraak

Bestuursrecht

zaaknummer: ROT 20/5209

uitspraak van de voorzieningenrechter van 4 december 2020 als bedoeld in artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

gemachtigden: mrs. K.J. Defares en J. Jansen,

en

Procesverloop

Naar aanleiding van het besluit van verweerder van 22 juli 2020 heeft verzoekster de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet gelet op artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting, omdat zij het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk acht. Daartoe wordt het volgende overwogen.

2. Op grond van artikel 8:82, eerste lid, van de Awb wordt door de griffier van de indiener van het verzoekschrift een griffierecht geheven.

3. Bij aangetekende brief (nota) van 9 oktober 2020 heeft de griffier (de gemachtigde van) verzoekster erop gewezen dat zij een griffierecht van € 354,- verschuldigd is en haar aangemaand dit bedrag uiterlijk twee weken na de datum van de nota te voldoen, of als de zitting eerder is, uiterlijk voorafgaande aan de zitting. Het vermelde bedrag is niet binnen de gestelde termijn bijgeschreven of ter griffie gestort.

4. Op grond van artikel 8:82, derde lid, en 8:41, zesde lid, van de Awb wordt, indien het verschuldigde bedrag niet of niet tijdig is bijgeschreven of gestort, het verzoek niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het verzoekschrift in verzuim is geweest.

5. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan redelijkerwijs worden geoordeeld dat (de gemachtigde van) verzoekster in verzuim is geweest. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.

6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Lunenberg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van K.A. Dos Santos, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 4 december 2020.

De voorzieningenrechter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen

griffier voorzieningenrechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel