Home

Rechtbank Rotterdam, 07-02-2019, ECLI:NL:RBROT:2019:988, 7380798

Rechtbank Rotterdam, 07-02-2019, ECLI:NL:RBROT:2019:988, 7380798

Gegevens

Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
7 februari 2019
Datum publicatie
28 februari 2019
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2019:988
Zaaknummer
7380798

Inhoudsindicatie

WWZ. 7:681; niet-rechtsgeldige opzegging. Toekennen billijke vergoeding. Transitievergoeding en vergoeding voor onregelmatige opzegging.

Uitspraak

zaaknummer: 7380798 \ VZ VERZ 18-24644

uitspraak: 7 februari 2019

beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,

in de zaak van

[verzoeker] ,

wonende te Rotterdam Hoogvliet,

verzoeker,

gemachtigde: mr. B.M. Voogt,

tegen

de naamloze vennootschap

[verweerder] ,

gevestigd te Rotterdam,

verweerder,

gemachtigde: mr. D.J. Bosboom.

Partijen worden hierna aangeduid als “ [verzoeker] ” respectievelijk “ [verweerder] ”.

1 Het verloop van de procedure

Van de volgende processtukken is kennisgenomen:

-

het verzoekschrift, met producties, ontvangen op 28 november 2018;

-

het aanvullend verzoekschrift ex artikel 7:681 BW en artikel 7:686a BW wijziging van het verzoek, met producties, ontvangen op 2 januari 2019;

-

het verweerschrift ex artikel 7:681 BW, ontvangen op 3 januari 2019.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 9 januari 2019. [verzoeker] is in persoon ter zitting verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens [verweerder] is de heer [naam] ter zitting verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Van hetgeen tijdens de zitting is besproken heeft de griffier aantekeningen gemaakt.

De kantonrechter heeft de uitspraak van deze beschikking nader bepaald op heden.

2 De feiten

In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende feiten:

2.1

[verzoeker] is op 1 mei 1990 bij (de rechtsvoorganger van) [verweerder] in dienst getreden. Laatstelijk werkte hij in de functie van Operator Fuel Supply tegen een basissalaris van

€ 3.473 bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag en de eindejaars- uitkering 4,5% van het jaarsalaris. Verder wordt het basis salaris nog verhoogd met een aantal vaste componenten van in totaal (87,77 + 1.041,90 + 36,07) € 1.165,74.

2.2

[verweerder] exploiteert onder andere kolencentrales aan de Maasvlakte. In 2017 heeft [verweerder] twee kolencentrales moeten sluiten. Op 17 november 2016 werd in dit kader tussen [verweerder] , FNV, en CNV een sociaal plan overeengekomen. Op grond van de reorganisatie gebaseerd op het sluiten van de kolencentrales werd [verzoeker] boventallig verklaard. [verzoeker] heeft op grond van het sociaal plan bezwaar gemaakt tegen deze boventallig verklaring. Uit het sociaal plan vloeit voort dat [verzoeker] in een werk-naar-werktraject is geplaatst voor de duur van 12 maanden, ingaande 1 oktober 2017 en eindigend op 1 oktober 2018.

2.3

In een brief van 29 juni 2018 van [verweerder] gericht aan [verzoeker] staat, voor zover thans van belang, het volgende:

“[...] Per 1 oktober eindigt voor jou het op 1 oktober 2017 gestarte ‘begeleidingstraject’ van werk naar werk’ conform het Sociaal Plan ten behoeve van opvang van de nadelige personele consequenties als gevolg van de sluiting van Maasvlakte 1 & 2.

Nu het einde van dit traject nadert, is op jou artikel 7.3.2. van voornoemde Sociaal Plan, van toepassing. In dit artikel is de afwikkeling van het einde van het begeleidingstraject vastgelegd. Hetgeen betekent dat indien jij aan het einde van de begeleidingsperiode geen passend cq ander werk hebt gevonden, de met jou bestaande arbeidsovereenkomst per 1 oktober 2018 zal zijn beëindigd.

Zoals overeengekomen, ontvang je bij beëindiging een uitkering ter hoogte van het individueel toegekende deel van het maatwerkbudget op basis van de berekeningsgrondslag in art 3.13. Hierop wordt in mindering gebracht het tijdens de periode van begeleiding van Werk naar Werk al gebruikte maatwerkbudget. Hiervan ontvang je dan bij einde dienstverband, een eindafrekening.

Het einde dienstverband na de periode van Begeleiding van Werk naar Werk wordt aangemerkt als ontslag als gevolg van reorganisatie, zodat jij aanspraak kan maken op de aanvulling op de WW zoals bepaald in artikel 18,4 van de oude CAO Plb 2013-2015.[...]”

2.4

In een brief van 21 september 2018 van [verweerder] gericht aan [verzoeker] staat, voor zover thans van belang, het volgende:

“[...] Voor de goede orde bevestigen wij dat – conform het Sociaal Plan ten behoeve van de nadelige personele consequenties als gevolg van de sluiting van Maasvlakte 1&2 – de met jou bestaande arbeidsovereenkomst per 1 oktober 2018 zal eindigen.

Voor de details met betrekking tot de administratieve afhandeling, verwijzen wij naar onze brief HR 0170B HV/sa van 29 juni jl.

Rest ons nog jou voor de toekomst alle goeds toe te wensen.[...]”

2.5

In een brief van 5 oktober 2018 van [verweerder] gericht aan [verzoeker] staat, voor zover thans van belang, het volgende:

“[...] Wij namen kennis van het schrijven van uw gemachtigde, waarin u zich op het standpunt stelt dat uw arbeidsovereenkomst niet op 1 oktober jl. is geëindigd.

Wij delen dat standpunt niet en beschouwen u arbeidsovereenkomst dan ook als beëindigd per 1 oktober 2018. U heeft immers ingestemd met het “werk naar werk” traject als bedoeld in toepasselijke sociaal plan. Deze instemming zag tevens op de instemming dat de arbeidsovereenkomst overeenkomstig het sociaal plan zou eindigen tegen 1 oktober 2018.

[verweerder] zal thans overgaan tot afwikkeling van arbeidsovereenkomst en wij zullen een eindafrekening opstellen.[...]”

2.6

Middels besluit van 21 december 2018 heeft het UWV het (voorwaardelijke) verzoek van [verweerder] tot het verkrijgen van toestemming om de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] op te zeggen, afgewezen.

3 Het verzoek en de grondslag daarvan

3.1

Bij verzoekschrift heeft [verzoeker] (in eerste instantie) verzocht om vernietiging van het gegeven ontslag. Bij gewijzigd verzoek berust [verzoeker] in het ontslag en verzoekt hij om toekenning van een vergoeding wegens onregelmatig ontslag, de transitievergoeding en de billijke vergoeding. [verzoeker] verzoekt hem ten laste van [verweerder] de volgende bedragen toe te kennen:

  1. ter zake van het onregelmatig ontslag een bedrag van € 20.874,33 bruto;

  2. ter zake van de transitievergoeding een bedrag van € 68.259,03 bruto;

  3. ter zake van de billijke vergoeding een bedrag van € 785.000,- bruto en [verweerder] te veroordelen in de proceskosten.

3.2

Aan zijn (gewijzigde) verzoek heeft [verzoeker] – kort samengevat en voor zover thans van belang – het volgende ten grondslag gelegd.

3.2.1

[verweerder] heeft niet, zoals had gemoeten, bij het UWV om toestemming gevraagd om de arbeidsovereenkomst op grond van reorganisatie te mogen opzeggen. Derhalve is met ingang van 1 oktober 2018 geen einde gekomen aan de arbeidsovereenkomst. Immers heeft [verzoeker] niet schriftelijk ingestemd met de opzegging zoals bedoeld in artikel 7:671 BW en evenmin heeft [verweerder] toestemming aan UWV gevraagd en gekregen zoals bedoeld in artikel 7:671a BW. De opzegging is derhalve vernietigbaar. Omdat het ontslag vernietigbaar is, staat het [verzoeker] op grond van artikel 7:681, eerste lid, BW vrij om in plaats van vernietiging van het ontslag om een billijke vergoeding te verzoeken. Op grond van artikel 7:686a, derde lid, BW, kunnen de daarmee samenhangende vorderingen van de transitievergoeding en de vergoeding op grond van onregelmatig ontslag ex artikel 7:672, tiende lid, BW bij dit verzoekschrift worden ingediend.

4 Het verweer

5 De beoordeling

6 De beslissing