Rechtbank Rotterdam, 07-06-2016, ECLI:NL:RBROT:2016:5138, 5009306 VV EXPL 16-167
Rechtbank Rotterdam, 07-06-2016, ECLI:NL:RBROT:2016:5138, 5009306 VV EXPL 16-167
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Rotterdam
- Datum uitspraak
- 7 juni 2016
- Datum publicatie
- 12 juli 2016
- ECLI
- ECLI:NL:RBROT:2016:5138
- Zaaknummer
- 5009306 VV EXPL 16-167
- Relevante informatie
- Faillissementswet [Tekst geldig vanaf 01-07-2023], Faillissementswet [Tekst geldig vanaf 01-07-2023] art. 39, Burgerlijk Wetboek Boek 3 [Tekst geldig vanaf 25-06-2023], Burgerlijk Wetboek Boek 3 [Tekst geldig vanaf 25-06-2023] art. 13, Burgerlijk Wetboek Boek 6 [Tekst geldig vanaf 01-07-2023 tot 01-01-2024], Burgerlijk Wetboek Boek 6 [Tekst geldig vanaf 01-07-2023 tot 01-01-2024] art. 248
Inhoudsindicatie
kort geding; faillissement en indeplaatsstelling; opzegging huurovereenkomst ogv artikel 39 Fw in de gegeven omstandigheden geen misbruik van recht of naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar;
Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer: 5009306 VV EXPL 16-167
uitspraak: 7 juni 2016
vonnis in kort geding ex artikel 254 lid 5 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de stichting
Stichting Achmea Dutch Retail Property Fund,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. M. van Schie,
tegen
[curator 1] ,
wonende te [woonplaats],
[curator 2],
wonende te [woonplaats],
beiden in hun hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Hoogenbosch Retail Group B.V., gevestigd te Heerlen,
gedaagden,
gemachtigde: mr. H. Ferment.
Partijen worden hierna aangeduid als “Achmea” en “de curatoren”.
1 Het verloop van de procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de navolgende stukken:
- het exploot van dagvaarding van 28 april 2016, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de nagekomen productie (15) aan de zijde van Achmea;
- de pleitnota’s van partijen.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op dinsdag 17 mei 2016. Namens Achmea is verschenen mr. [naam bedrijfsjurist] (bedrijfsjurist) bijgestaan door de gemachtigde mr. M. van Schie. Namens de curatoren is verschenen mr. M.J. van Loon en de gemachtigde mr. H. Ferment. Tevens is verschenen [K.] van Kokelenberg & Ouwehand Vastgoed Adviseurs. De griffier heeft aantekening gehouden van het verhandelde ter zitting.
De uitspraak van het vonnis is door de kantonrechter bepaald op heden.
2 De vaststaande feiten
In het kader van de onderhavige procedure kan van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan.
De rechtsvoorganger van Achmea heeft met ingang van 15 februari 1987 aan Hoogenbosch Schoenen B.V., thans genaamd Hoogenbosch Retail Group B.V. (hierna “Hoogenbosch”), de bedrijfsruimte aan de Lijnbaan 76 te Rotterdam verhuurd (hierna “het gehuurde”). De laatste huurprijs bedraagt € 203.919,- exclusief btw per jaar.
In artikel 7 van de huurovereenkomst is bepaald dat het gehuurde bestemd is te worden gebruikt voor de verkoop van schoenen conform de Dolcis-formule. In het gehuurde exploiteerde Dolcis B.V. (hierna Dolcis) een Dolcis-schoenenwinkel. Dolcis is een vennootschap van Hoogenbosch.
Op 5 januari 2016 is het faillissement van Hoogenbosch uitgesproken. Op dezelfde datum is eveneens het faillissement van Dolcis uitgesproken.
Achmea heeft de huurovereenkomst met Hoogenbosch opgezegd op 5 januari 2016 tegen 6 april 2016.
De curatoren hebben de ontvangst van de opzegging per e-mail bevestigd. Daarbij was een informatieve bijlage gevoegd. Daarin is onder meer vermeld:
‘(…) De curatoren streven er naar om zoveel mogelijk winkels in de doorstart te betrekken. De bedoeling is dan ook om zoveel mogelijk huurovereenkomsten te laten ‘overnemen’.
Mocht u onverhoopt stappen ondernemen om het voorgaande te frustreren dan zullen wij hier zo nodig, in het belang van de boedel, tegen ageren. Dit betekent onder meer dat wanneer u de huurovereenkomst van uw zijde mocht opzeggen, de bewindvoerder resp. curatoren zich het recht voorbehouden de opzegging te bestrijden vanwege misbruik van recht of omdat de (handhaving van de) opzegging in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. (…)’
Mr. M. van Schie, gemachtigde van Achmea, heeft in een e-mail van 9 maart 2016 aan [K.], makelaar, het navolgende geschreven (voor zover thans van belang):
‘(…) In verband met het faillissement van Hoogenbosch Retail Groep B.V. heeft cliënte op 5 januari jl. de huurovereenkomst voor het pand aan de Lijnbaan 76 te Rotterdam opgezegd tegen 6 april a.s. Nadien heeft cliënte geen verzoek tot indeplaatstelling van de curatoren ontvangen en heeft zij daarover met hen, u, althans uw cliënte geen inhoudelijk overleg gevoerd. Uw opmerking dat partijen het er al over eens waren dat Nelson Schoenen B.V. in de plaats zou worden gesteld kan cliënte dan ook niet in het geheel plaatsen. (…)’
De curatoren hebben op 17 maart 2016 Achmea gedagvaard om op 29 maart 2016 te verschijnen voor de kantonrechter te Rotterdam (een bodemprocedure). Zij vorderen voor recht te verklaren dat Achmea geen beroep toekomt op de gedane opzegging van de huurovereenkomst. Verder vorderen zij machtiging te verlenen om Nelson Schoenen B.V. (hierna Nelson Schoenen) in de plaats te stellen van Hoogenbosch, dan wel Dolcis, als huurder van de bedrijfsruimte aan de Lijnbaan 76 te Rotterdam.
Achmea is met Asics Europe B.V. (hierna Asics) in onderhandeling getreden over de verhuur van het gehuurde aan Asics. Asics heeft Achmea op 23 maart 2016 een huurvoorstel gedaan van € 335.000,- exclusief btw per jaar.
3 De stellingen van partijen
Achmea vordert de curatoren te veroordelen om de winkelruimte aan de Lijnbaan 76 te Rotterdam binnen 3 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis te verlaten en te ontruimen, met veroordeling van de curatoren in de kosten van de procedure.
Achmea legt aan haar vordering het navolgende ten grondslag. Achmea beroept zich op de opzegging van de huurovereenkomst op 5 januari 2016. Er doet zich geen omstandigheid voor die tot de conclusie moet leiden dat er sprake is van misbruik van recht of dat de opzegging naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Bovendien is er niet voldaan aan de voorwaarden voor een indeplaatsstelling als bedoeld in artikel 7:307 BW, zodat de vordering van de curatoren in de bodemprocedure afgewezen dient te worden. Daarop vooruitlopend vordert Achmea de ontruiming van het gehuurde.
De curatoren hebben geconcludeerd tot afwijzing van de vordering. De curatoren voeren daartoe aan dat wanneer de opzegging van de huurovereenkomst op grond van artikel 39 Fw. de doorstart frustreert, alleen met het doel om een huurprijsvoordeel te behalen, de verhuurder misbruik maakt van recht dan wel handelt in strijd met hetgeen uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeit.
Daarbij zijn de curatoren van mening dat is voldaan aan alle vereisten voor een indeplaatsstelling en dat de bodemrechter daarom de gevorderde indeplaatsstelling zal toewijzen.
Op de verdere stellingen van partijen wordt hierna ingegaan voor zover voor de beoordeling van het geschil relevant.