Rechtbank Rotterdam, 07-03-2014, ECLI:NL:RBROT:2014:3470, KTN-2396531_07032014
Rechtbank Rotterdam, 07-03-2014, ECLI:NL:RBROT:2014:3470, KTN-2396531_07032014
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Rotterdam
- Datum uitspraak
- 7 maart 2014
- Datum publicatie
- 25 juni 2014
- ECLI
- ECLI:NL:RBROT:2014:3470
- Zaaknummer
- KTN-2396531_07032014
- Relevante informatie
- Burgerlijk Wetboek Boek 6 [Tekst geldig vanaf 04-02-2025 tot 28-06-2025], Burgerlijk Wetboek Boek 6 [Tekst geldig vanaf 04-02-2025 tot 28-06-2025] art. 109, Burgerlijk Wetboek Boek 6 [Tekst geldig vanaf 04-02-2025 tot 28-06-2025] art. 248, Burgerlijk Wetboek Boek 7 [Tekst geldig vanaf 12-02-2025 tot 01-07-2025], Burgerlijk Wetboek Boek 7 [Tekst geldig vanaf 12-02-2025 tot 01-07-2025] art. 629, Burgerlijk Wetboek Boek 7 [Tekst geldig vanaf 12-02-2025 tot 01-07-2025] art. 639, Burgerlijk Wetboek Boek 7 [Tekst geldig vanaf 12-02-2025 tot 01-07-2025] art. 640a, Burgerlijk Wetboek Boek 7 [Tekst geldig vanaf 12-02-2025 tot 01-07-2025] art. 641, Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 [Tekst geldig vanaf 01-01-2020] [Regeling ingetrokken per 2015-07-01], Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 [Tekst geldig vanaf 01-01-2020] [Regeling ingetrokken per 2015-07-01] art. 6
Inhoudsindicatie
Uitbetaling vakantiedagen bij einde dienstverband. Partijen verschillen van mening over de vraag of de uitbetaling van vakantiedagen aan het einde van het dienstverband, opgebouwd tijdens een periode van arbeidsongeschiktheid daarvoor moeten worden uitbetaald.
Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer: 2396531 \ CV EXPL 13-46718
uitspraak: 7 maart 2014
vonnis van de kantonrechter, zittinghoudende te Rotterdam
in de zaak van
[eiseres] ,
woonplaats: [woonplaats],
eiseres bij exploot van dagvaarding van 25 september 2013,
gemachtigde: mr. C.J.M. Smits,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[X].,
woonplaats: Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M.G. van den Dool.
Partijen worden hierna ‘[eiseres]’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.
1 Het verloop van de procedure
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter heeft kennis genomen.
- -
-
het exploot van dagvaarding van 25 september 2013;
- -
-
de conclusie van antwoord;
- -
-
het comparitievonnis van 13 november 2013;
- -
-
het proces-verbaal van de zitting van 6 januari 2014.
Hierna is de uitspraak van het vonnis nader bepaald op heden.
2 De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen het volgende vast.
[eiseres], geboren op 30 december 1969, is op 1 januari 2010 als juridisch secretaresse in dienst getreden bij [gedaagde]. Zij werkte 33,75 uur per week tegen laatstelijk een salaris van € 2.790,- bruto per maand. Op grond van de arbeidsovereenkomst heeft [eiseres] recht op 22,5 vakantiedagen per jaar. In de arbeidsovereenkomst is opgenomen dat de Regeling Secundaire Arbeidsvoorwaarden voor ondersteunend personeel (hierna: de RSA) mede op de arbeidsovereenkomst van toepassing is en daarvan deel uitmaakt.
Vanaf 17 december 2010 is [eiseres] volledig arbeidsongeschikt. Na toestemming van UWV Werkbedrijf heeft [gedaagde] het dienstverband met [eiseres] met ingang van 1 mei 2013 opgezegd.
Op 18 juni 2013 heeft [gedaagde] een uitbetaling gedaan terzake openstaande vakantiedagen. Daarbij is een uitbetaling gedaan van 34,75 dagen.
3 De vordering
[eiseres] heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 1.989,89 bruto terzake niet genoten vakantiedagen, te vermeerderen met de wettelijke rente en de wettelijke verhoging daarover vanaf 1 mei 2013, althans de dag van dagvaarden tot de voldoening, en € 361,00 aan buitengerechtelijke kosten, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
Aan haar vordering legt [eiseres] - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag dat zij bij het einde van het dienstverband aanspraak had op 43,75 dagen in plaats van de uitbetaalde 34,75 dagen en dat ook de vakantiedagen over 2012 moeten worden uitbetaald tegen het volledige loon, vermeerderd met vakantietoeslag in plaats van tegen de 70% van het loon, waarvan [gedaagde] voor dat jaar is uitgegaan.
Op hetgeen verder ter onderbouwing van deze vordering is aangevoerd, wordt hierna onder de beoordeling, voor zover het relevant is, ingegaan.