Home

Rechtbank Rotterdam, 28-08-2013, ECLI:NL:RBROT:2013:6732, C-10-415904 - HA ZA 13-58 130828

Rechtbank Rotterdam, 28-08-2013, ECLI:NL:RBROT:2013:6732, C-10-415904 - HA ZA 13-58 130828

Gegevens

Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
28 augustus 2013
Datum publicatie
30 augustus 2013
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2013:6732
Zaaknummer
C-10-415904 - HA ZA 13-58 130828

Inhoudsindicatie

Opzegging van de erfpacht wegens ernstige tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen van erfpachter door exploitatie hennepkwekerij. Samenloop art. 5:87 lid 2 BW en 5:99 BW.

Recht van erfpacht/benoeming deskundige

Uitspraak

vonnis

Team Handel

zaaknummer / rolnummer: C/10/415904 / HA ZA 13-58

Vonnis van 28 augustus 2013

in de zaak van

[eiser in conventie, verweerder in reconventie] ,

wonende te Rockanje, gemeente Westvoorne,

eiser in conventie,

verweerder in reconventie,

advocaat mr. J.A.F. Corten,

tegen

[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ,

wonende te Rockanje, gemeente Westvoorne,

gedaagde in conventie,

eiseres in reconventie,

advocaat mr. W.J. Bosma.

Partijen zullen hierna ‘[eiser in conventie, verweerder in reconventie]’ en ‘[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie]’ genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

het tussenvonnis van 13 maart 2013 en de daarin genoemde stukken;

-

de conclusie van antwoord in reconventie;

-

het proces-verbaal van comparitie van 11 juli 2013.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

Bij notariële akte van 28 april 1993 is door [betrokkene 1] (de vader van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie]) ten behoeve van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en zijn toenmalige echtgenote een recht van erfpacht gevestigd op het perceel met opstallen aan het [adres 1]te Rockanje, gemeente Westvoorne. In de akte van erfpacht is onder meer bepaald:

Duur

Artikel 1.

De uitgifte in erfpacht zal geschieden voor de duur van vijf en twintig jaren, ingegaan op één maart negentienhonderd drie en negentig en eindigende op één maart tweeduizend achttien.

Bij het eindigen van deze termijn kan onder gelijksoortige voorwaarden en bepalingen verlenging plaatsvinden, tenzij tenminste één jaar voor het verstrijken van deze termijn de landeigenaar of de erfpachter schriftelijk heeft bericht geen verlenging te wensen en de erfpacht wenst te beëindigen.

Feitelijke levering en gebruik

Artikel 3.

(…)

2. De erfpachter zal deze opstallen gebruiken als woning voor eigen gebruik. (…)

Canon

Artikel 4.

Het erfpachtsrecht wordt gevestigd tegen een jaarlijkse canon van twaalf duizend gulden (f 12.000,--). (…)

Gebruik en bestemming

Artikel 6.

Erfpachter is verplicht het erfpachtsgoed en het daarop gebouwde, conform aard en bestemming te gebruiken en hierin geen wijzigingen aan te brengen zonder schriftelijke toestemming van de landeigenaar. (…)

De erfpachter mag het erfpachtsgoed en het daarop gebouwde niet zodanig gebruiken, doen, of laten, gebruiken, dat hieruit – naar het oordeel van de landeigenaar – bezwaren van welstand, waterhuishouding, of hygiëne van het milieu, danwel gevaar, schade, of hinder, in welke vorm dan ook, kan ontstaan. (…)

Beëindiging

Artikel 14.

Het erfpachtsrecht eindigt door opzegging, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 1 en 15. Indien door rechterlijke tussenkomst de overeenkomst van erfpacht wordt gewijzigd, hebben partijen het recht de overeenkomst van erfpacht op te zeggen, met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste twaalf maanden.

Oplevering

Artikel 15.

Bij het einde van het erfpachtsrecht is de erfpachter verplicht het erfpachtsgoed met opstallen en alle er in aangebrachte nagelvaste artikelen als aanrechten, boilers, centrale verwarming, haarden en dergelijke in goed onderhouden en schone staat, vrij van huur, pacht, of andere gebruiksrechten, ter beschikking van de landeigenaar te stellen.

Terzake van het gebouwde, dat door de erfpachter van de landeigenaar tegen betaling van de waarde is overgenomen, danwel met toestemming van de landeigenaar door erfpachter is gesticht, is de landeigenaar aan de erfpachter een vergoeding verschuldigd, overeenkomstig de tussen partijen afzonderlijk getroffen regeling. (…)”

2.2.

Op 28 april 1993 hebben[betrokkene 1] (als landeigenaar) en [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en zijn toenmalige echtgenote (als erfpachter) een aanvullende overeenkomst gesloten. In de aanvullende overeenkomst is bepaald:

in aanmerking nemende:

- dat de erfpachter met de landeigenaar een overeenkomst heeft gesloten betreffende de uitgifte in erfpacht van een perceel grond met de daarop gestichte opstallen gelegen aan het [adres 1]te Rockanje (gemeente Westvoorne);

- dat heden bij akte verleden voor notaris Mr. P.J. Buijtink te Brielle de landeigenaar voormelde grond in erfpacht heeft uitgegeven aan de erfpachter, voor de duur van 25 jaren, ingegaan op 1 maart 1993 en eindigende op 1 maart 2018;

- dat in de artikelen 13 en 15 van voormelde akte is vermeld, dat ingeval van beëindiging, verkoop of teruggave van het erfpachtsrecht aan de landeigenaar, de landeigenaar aan de erfpachter een vergoeding is verschuldigd overeenkomstig de tussen hen afzonderlijk getroffen regeling;

verklaren nader te zijn overeengekomen:

- dat voormelde vergoeding gebaseerd zal zijn op de helft van de materiaal- en arbeidskosten benodigd voor een door en voor rekening van erfpachter op bovengemeld perceel grond te stichten woning met schuur en verder toebehoren, evenwel met uitzondering van de kosten verbonden aan de keuken- en badkamer-inventaris;

- dat ten tijde van het gereedkomen van voormelde te stichten woning met schuur en verder toebehoren, ter uitvoering van de vaststelling van bedoelde vergoeding, een door partijen in onderling overleg te benoemen beëdigd taxateur zal worden aangewezen, die de waarde op basis van het in voorafgaande alinea vermelde zal vaststellen;

- dat deze vergoeding door de landeigenaar is verschuldigd op de datum waarop voormeld erfpachtsrecht met de daarop gestichte opstallen door de landeigenaar in eigendom zal worden verkregen of de datum waarop voormeld erfpachtsrecht zal worden beëindigd;

- dat de door de beëdigd taxateur vastgestelde waarde als hiervoor omschreven, op de data van de herziening van de canon van voormeld erfpachtsrecht, met hetzelfde percentage zal worden verhoogd als waarmee voormelde canon zal worden verhoogd.”

2.3.

Ingevolge het bepaalde in de aanvullende overeenkomst zijn de opstallen op het [adres 1]te Rockanje, gemeente Westvoorne, op verzoek van [betrokkene 1] getaxeerd door makelaar H. ter Harmsel. Bij brief van 14 april 1994 heeft de makelaar bericht:

Waardebepaling

Rekening houdend met één en ander wordt door ondergetekende op prijspeil heden aan het geheel een “stichtingswaarde” toegekend van in totaal: f 430.000,-- (zegge: vierhonderddertigduizend gulden)

Op basis van de eerder genoemde overeenkomst dient hiervan de helft te worden genomen, zijnde f 215.000,-- (zegge: tweehonderdvijftienduizend gulden)

(…)

Tussen partijen werd overeengekomen om eveneens de kosten voor bestrating en hekwerk ten bedrage van, gezamenlijk, f 20.000,-- op te nemen, waarmede zodoende bovengenoemde bedragen ten hele, resp. ten halve, worden verhoogd.”

2.4.

Na het overlijden van [betrokkene 1] in 1995 is [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] door vererving erfverpachter van het perceel geworden.

2.5.

Het recht van erfpacht is op 19 december 2003 aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] (na diens echtscheiding) toebedeeld en geleverd.

2.6.

Op 8 januari 2013 heeft de politie hennepplanten aangetroffen in de schuur van [eiser in conventie, verweerder in reconventie]. In reactie hierop heeft [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] bij exploot van 16 januari 2013 aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] bericht:

“Aangezegd:

(…)

- Dat op dinsdag 8 januari 2013, door de sterke arm, in de schuur van erfpachter een hennepplantage is aangetroffen;

- Dat erfpachter daarmee, alsmede door andere handelingen, waaronder – doch niet uitsluitend – het herhaaldelijk niet tijdig voldoen van de canon, in ernstige mate is tekortgeschoten in de nakomingen van zijn verplichtingen als erfpachter, die onder meer volgen uit de akte van 28 april 1993 tot vestiging van het recht van erfpacht;

- Dat landeigenaar om die reden, met inachtneming van een opzegtermijn van (tenminste) een maand, tot opzegging van het recht van erfpacht wenst over te gaan, tegen 1 maart 2013;

- Dat uit de openbare registers niet is gebleken van (beperkt) gerechtigden en/of beslagleggers met betrekking tot het recht van erfpacht.

- Dat het recht van erfpacht op grond van het voorgaande eindigt per 1 maart 2013 (zegge: één maart tweeduizenddertien).”

2.7.

[eiser in conventie, verweerder in reconventie] betaalt thans een jaarlijkse canon van € 6.090,00.

3 Het geschil

3.1.

[eiser in conventie, verweerder in reconventie] vordert een verklaring voor recht dat hij zowel in geval van beëindiging van rechtswege van de erfpacht als in geval van opzegging vóór de einddatum van de erfpacht recht heeft op een opstalvergoeding uit hoofde van artikel 5:99 lid 1 BW. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] stelt daartoe dat de erfpacht niet alleen van rechtswege eindigt op 1 maart 2018 (zonder bericht van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie]), maar dat hij op grond van artikel 5:87 lid 1 BW en artikel 14 van de akte van erfpacht tevens het recht heeft de erfpacht tussentijds op te zeggen. Voorts stelt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] dat de aanvullende overeenkomst van 28 april 1993 in strijd is met artikel 5:99 BW en buiten toepassing moet blijven op grond van artikel 3:40 lid 1, althans lid 2 BW.

3.2.

[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] voert verweer. Zij stelt dat in de akte van erfpacht is afgeweken van artikel 5:87 lid 1 BW en dat er daarom alleen kan worden opgezegd tegen het einde van de looptijd, met inachtneming van een opzegtermijn van een jaar. Tussentijdse opzegging is daarmee uitgesloten. Voorts stelt [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] bij beëindiging van de erfpacht recht heeft op een vergoeding conform de aanvullende overeenkomst van 28 april 1993.

in reconventie

3.3.

[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] vordert primair een verklaring voor recht dat zij de erfpacht rechtsgeldig heeft opgezegd per 1 maart 2013 en dat zij op grond van artikel 5:87 lid 2 BW gehouden is om een bedrag van € 145.344,67 aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te voldoen. Voorts vordert zij dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] wordt verplicht het recht van erfpacht ter vrije beschikking van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] te stellen binnen één week na voldoening van de vergoeding, zulks op straffe van een dwangsom. Subsidiair vordert [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] een verklaring voor recht dat de vergoeding die zij aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] moet voldoen in geval van beëindiging van de erfpacht is gebaseerd op een aantal door [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] geformuleerde uitgangspunten. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat zij gerechtigd was de erfpacht op 16 januari 2013 op te zeggen, omdat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in ernstige mate tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van de erfpacht.

3.4.

[eiser in conventie, verweerder in reconventie] betwist dat sprake was van ernstig tekortschieten dat opzegging van de erfpacht rechtvaardigt. Voorts stelt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zich op het standpunt dat de aanvullende overeenkomst nietig is, op grond van artikel 3:40 BW. Ten slotte stelt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zich op het standpunt dat de vergoeding die aan hem voldaan dient te worden in geval van beëindiging van de erfpacht op grond van artikel 5:87 lid 2 BW in totaal € 411.924,00 bedraagt.

4 De beoordeling

5 De beslissing