Home

Rechtbank Rotterdam, 24-12-2013, ECLI:NL:RBROT:2013:10271, ROT-13_04146

Rechtbank Rotterdam, 24-12-2013, ECLI:NL:RBROT:2013:10271, ROT-13_04146

Gegevens

Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
24 december 2013
Datum publicatie
11 december 2014
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2013:10271
Formele relaties
Zaaknummer
ROT-13_04146

Inhoudsindicatie

Misbruik procesrecht

Uitspraak

Team Bestuursrecht 2

zaaknummer: ROT 13/4146

gemachtigde: [juridisch adviseur]

en

de minister van Veiligheid en Justitie, Centrale Verwerking Openbaar Ministerie, verweerder,

gemachtigde: mr. drs. J.C. Menken.

Procesverloop

Bij beschikking met [nummer] 1 6031 3781 is aan eiseres, [geboortedatum], een sanctie opgelegd van € 51,- vanwege een verkeersovertreding op 20 maart 2012.

Eiseres heeft bij brief van 12 april 2012 op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) verzocht om openbaarmaking van diverse documenten die zien op de sanctie (Wob-verzoek I).

Bij besluit van 2 mei 2012, kenmerk V73633, heeft verweerder het Wob-verzoek I toegewezen voor zover de verzochte documenten in het bezit zijn van verweerder.

Bij faxbericht van 9 december 2012 heeft eiseres op grond van de Wob wederom verzocht om alle ingekomen stukken die zien op de sanctie. Eiseres heeft daarbij de beslissing van de Officier van Justitie (OvJ) van 1 november 2012 bijgevoegd (Wob-verzoek II).

Bij faxbericht van 9 januari 2013 heeft eiseres verweerder gevraagd naar de voortgang van de afdoening van haar brief van 9 december 2012. Eiseres heeft daarbij de beslissing van de OvJ van 1 november 2012 bijgevoegd.

Bij brief van 31 januari 2013 heeft verweerder een verzuim geconstateerd en eiseres een hersteltermijn geboden.

Bij faxbericht van 11 februari 2013 heeft eiseres het verzuim hersteld.

Bij brief van 14 februari 2013 heeft eiseres op grond van de Wob wederom verzocht om alle ingekomen stukken die zien op de sanctie. Eiseres heeft daarbij de beslissing van de OvJ van 1 november 2012 bijgevoegd (Wob-verzoek III).

Bij besluit van 22 februari 2013 (het primaire besluit), kenmerk Z44642, heeft verweerder op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) Wob-verzoek II niet verder in behandeling genomen.

Op 27 februari 2013 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Eiseres heeft daarbij het primaire besluit als bijlage toegevoegd.

Bij faxbericht van 4 maart 2013 heeft eiseres op grond van de Wob wederom verzocht om alle ingekomen stukken die zien op de sanctie. Eiseres heeft daarbij de beslissing van de OvJ van 1 november 2012 bijgevoegd (Wob-verzoek IV).

Bij faxbericht van 15 maart 2013 heeft eiseres op grond van de Wob wederom verzocht om alle ingekomen stukken die zien op de sanctie. Eiseres heeft daarbij het zaakoverzicht van 2 mei 2012 bijgevoegd (Wob-verzoek V).

Bij afzonderlijke brief van 15 maart 2013 heeft eiseres verweerder gevraagd naar de voortgang van de afdoening van haar brief van 14 februari 2013. De betreffende brief heeft zij als bijlage bijgevoegd.

Bij brief van 16 april 2013 heeft eiseres verweerder gevraagd naar de voortgang van de afdoening van haar brief van 15 maart 2013. Eiseres heeft daarbij het CJIB deelkenmerk 3781 vermeld.

Bij faxbericht van 21 mei 2013 heeft eiseres verweerder gevraagd naar de voortgang van de afdoening van haar brieven van 14 februari 2013 en 15 maart 2013. Eiseres heeft daarbij de beslissing van de OvJ van 1 november 2012 bijgevoegd.

Bij besluit van 22 mei 2013, kenmerk Z44642, heeft verweerder op de Wob-verzoeken III en IV beslist.

Bij afzonderlijk besluit van 22 mei 2013, kenmerk V73633, heeft verweerder beslist op het WOB-verzoek V.

Bij faxbericht van 24 mei 2013 heeft eiseres op grond van de Wob wederom verzocht om alle ingekomen stukken die zien op de sanctie. Eiseres heeft daarbij de beslissing van de OvJ van 1 november 2012 bijgevoegd (Wob-verzoek VI).

Bij brief van 17 juni 2013 heeft eiseres onder vermelding van het [nummer] in verband met te laat reageren op haar verzoek van 15 maart 2013 van verweerder een dwangsom gevorderd.

Bij brief van 30 juni 2013 heeft eiseres verweerder gevraagd naar de voortgang van de afdoening van haar brief van 27 februari 2013, die als bijlage is bijgevoegd.

Bij brief van 4 juli 2013 heeft eiseres verweerder gevraagd naar de voortgang van de afdoening van haar brief van 24 mei 2013.

Bij besluit van 8 juli 2013, kenmerk Z44642, heeft verweerder beslist op WOB-verzoek VI.

Op 26 juni 2013 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet (tijdig) nemen van een beslissing op het bezwaar van 27 februari 2013.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 november 2013. Eiseres en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.

Overwegingen

Ambtshalve overweegt de rechtbank als volgt.

1.

De gemachtigde van eiseres (hierna: de gemachtigde) heeft zich erin gespecialiseerd ontvangers van een boete voor een verkeersovertreding (hierna: verkeersboete) bij te staan.

2.

De gemachtigde heeft op verzoek van diverse cliënten administratief beroep ingesteld tegen de opgelegde verkeersboetes. Vervolgens heeft de gemachtigde aanzienlijke aantallen Wob-verzoeken, ingebrekestellingen en verzoeken om het vaststellen van verbeurde dwangsommen aan verweerder gezonden. Het betreft meer dan 100 cliënten met honderden dossiers. De brieven van de gemachtigde zijn gestandaardiseerd zodat het voorkomt dat identieke ingebrekestellingen op dezelfde dag worden verzonden waarbij slechts wordt verwezen naar een verzoek gedaan op een eerdere datum. De gemachtigde heeft ten aanzien van dezelfde verkeersboete regelmatig meer (soms wel 20 tot 35) Wob-verzoeken ingediend.

3.

Eiseres heeft op 8 februari 2013 de volgende machtiging ondertekend:

“Bij deze machtig ik[a] gevestigd te[adres][b], haar overige medewerkers en door haar aangewezen derden om mij te vertegenwoordigen en alle handelingen te verrichten teneinde geschillen in rechte te bestrijden alsmede al hetgeen daartoe door gemachtigde noodzakelijk wordt geacht, waaronder het aanwenden van rechtsmiddelen en het opvragen van gegevens, bijvoorbeeld op grond van de Wet openbaarheid van bestuur, het bij weigering voeren van gerechtelijke procedures deze gegevens als te verkrijgen en, indien relevant, het aannemen van bedragen zoals vergoeding voor proceskosten, griffierecht etc. , een en ander in de ruimste zin des woords. Ondergetekende doet aan gemachtigde een vergoeding toekomen van de door gemachtigde gepleegde inzet indien het betreffende bezwaar, administratief beroep dan wel beroep gegrond verklaard wordt. Voornoemde vergoeding is gelijkgesteld aan de aan ondergetekende toegekende proceskostenvergoeding en zal op factuurbasis door gemachtigde aan ondergetekende in rekening worden gebracht (‘no cure-no pay’).”

4.

[b], p/a [adres], heeft op 13 april 2012 de volgende machtiging ondertekend:

“[b] machtigt hierbij [juridisch adviseur], h.o.d.n.[juridisch adviseur] en/of[juridisch adviseur] om hem te vertegenwoordigen en alle handelingen te verrichten teneinde boetes, parkeerbelastingen en strafvervolging wegens overtredingen in rechte te bestrijden alsmede als hetgeen daartoe door gemachtigde noodzakelijk wordt geacht, waaronder het aanwenden van rechtsmiddelen en het opvragen van gegevens, bijvoorbeeld op grond van de Wet openbaarheid van bestuur, het bij weigering voeren van gerechtelijke procedures deze gegevens alsnog te verkrijgen en het aannemen van bedragen zoals vergoedingen voor proceskosten, griffierechten e.d., een en ander in de ruimste zin des woords. Voor elke uit te voeren rechtshandeling zal vooraf met ondergetekende overleg worden gepleegd.”

5.

Op 26 maart 2013 heeft eiseres de volgende machtiging ondertekend:

“[eiseres] machtigt hierbij [juridisch adviseur], h.o.d.n.[juridisch adviseur] en/of [juridisch adviseur]. en/of[juridisch adviseur][juridisch adviseur] gevestigd te [adres 2], om hem te vertegenwoordigen en alle handelingen te verrichten teneinde geschillen in rechte te bestrijden alsmede al hetgeen daartoe door gemachtigde noodzakelijk wordt geacht, waaronder het aanwenden van rechtsmiddelen en het opvragen van gegevens, bijvoorbeeld op grond van de Wet openbaarheid van bestuur, het bij weigering voeren van gerechtelijke procedures deze gegevens alsnog te verkrijgen en, indien relevant, het aannemen van bedragen zoals vergoeding voor proceskosten, griffierechten etc., een en ander in de ruimste zin des woords. Voor elke uit te voeren rechtshandeling zal vooraf met ondergetekende overleg worden gepleegd. Ondergetekende doet aan gemachtigde een vergoeding toekomen van de door gemachtigde gepleegde inzet indien het betreffende bezwaar, administratief beroep dan wel beroep gegrond verklaard wordt. Voornoemde vergoeding is gelijkgesteld aan de aan ondergetekende toegekende proceskostenvergoeding en zal op factuurbasis door gemachtigde aan ondergetekende in rekening worden gebracht (‘no cure-no pay’).”

6.

De rechtbank heeft bij uitspraak van de meervoudige kamer van 12 december 2013 in een vergelijkbare zaak onder meer het volgende overwogen:

“4. De gemachtigde heeft namens eiser administratief beroep tegen een verkeersboete ingesteld en een Wob-verzoek ingediend. De gemachtigde heeft vervolgens namens eiser wegens het uitblijven van een besluit op zijn Wob-verzoek verweerder in gebreke gesteld, na het verstrijken van de termijn verzocht om vaststelling van een dwangsom, vervolgens beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn Wob-verzoek en bezwaar gemaakt tegen de weigering van verweerder om de verschuldigdheid van een dwangsom vast te stellen, na een inhoudelijke beslissing op het Wob-verzoek bezwaar gemaakt, verweerder in gebreke gesteld wegens het uitblijven van een beslissing op bezwaar, na het verstrijken van de termijn verzocht om vaststelling van een dwangsom en vervolgens beroep ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar en de verschuldigdheid van het vaststellen van een dwangsom.

In het gestandaardiseerde bezwaarschrift dat verweerder per fax heeft ontvangen, is door (de gemachtigde van) eiser een verkeerd postbusnummer vermeld, hetgeen bij verweerder tot vertraging in de verwerking heeft geleid. Ook heeft de gemachtigde diverse malen geen kenmerk genoemd. (…)

5.

De grote hoeveelheid correspondentie van de zijde van (de gemachtigde van) eiser heeft bij verweerder tot vertraging in de verwerking en afdoening geleid, als gevolg waarvan verweerder in beginsel verschuldigd is dwangsommen aan (de gemachtigde van) eiser te betalen.

6.

Door de geschetste gang van zaken is het de vraag of (de gemachtigde van) eiser op juiste wijze van zijn bevoegdheden gebruik heeft gemaakt. Bevoegdheden (rechten) kunnen immers worden misbruikt. De aard van de verhouding tussen overheid en burger brengt naar het oordeel van de rechtbank mee dat minder snel mag worden aangenomen dat sprake is van misbruik van bevoegdheid. De positie van de overheid is immers bijzonder. Een burger moet de nodige ruimte worden geboden om tegen besluiten van de overheid op te komen.

Een bevoegdheid kan echter onder meer worden misbruikt door haar uit te oefenen met geen ander doel dan een ander te schaden of met een ander doel dan waarvoor zij is verleend of in geval men, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen.

Het voorgaande is bepaald in artikel 3:13 van het Burgerlijk Wetboek (BW), welke bepaling gelet op artikel 3:15 van het BW ook buiten het vermogensrecht van toepassing is, voor zover de aard van de rechtsbetrekking zich daartegen niet verzet. De bestuursrechtelijke aard van een rechtsbetrekking, zoals hier aan de orde, staat er niet aan in de weg dat ook in die verhouding een bevoegdheid kan worden misbruikt door een burger jegens de overheid. Dit oordeel vindt bevestiging in eerdere jurisprudentie van zowel de civiele rechter als bestuursrechter.

7.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft (de gemachtigde van) eiser van de bevoegdheid om Wob-verzoeken in te dienen, ingebrekestellingen naar verweerder te zenden, in beroep te gaan wegens het niet tijdig nemen van een besluit, in bezwaar te gaan tegen verweerders besluiten, wederom ingebrekestellingen te verzenden en vervolgens in beroep te gaan bij de rechtbank in verband met het niet tijdig beslissen op bezwaar door verweerder, misbruik gemaakt van zijn bevoegdheden. Gelet op de (proces)houding en handelwijze van (de gemachtigde van) eiser in deze en andere beroepszaken is de rechtbank van oordeel dat sprake is van ontwrichtend gedrag van (de gemachtigde van) eiser jegens verweerder. De hoeveelheid verzoeken van (de gemachtigde van) eiser dienden naar het oordeel van de rechtbank uitsluitend om de voortgang van de afdoening door verweerder te frustreren en op die manier dwangsommen te incasseren. Hierbij houdt de rechtbank ook rekening met de omstandigheid dat (de gemachtigde van) eiser diverse malen geen kenmerk dan wel een verkeerd postbusnummer heeft vermeld. Bovendien is van belang dat het eerste Wob-verzoek zag op een zaakoverzicht met betrekking tot de verkeersboete die (de gemachtigde van) eiser in administratief beroep aanvocht, terwijl latere procedures feitelijk niet meer van doen hadden met de verkeersboete.

8.

Het kan niet de bedoeling van de wetgever zijn geweest dat een dergelijke niet te rechtvaardigen handelwijze wordt beloond met het innen van grote hoeveelheden dwangsommen uit de publieke kas. Dat verweerder volgens de gemachtigde van eiser zijn zaken op orde moet hebben en tijdig moet reageren, mag zo zijn, maar dan alleen in geval van een redelijke hoeveelheid correspondentie. Dat van verweerder verwacht mag worden dat de administratieve processen zodanig zijn ingericht dat adequaat kan worden gereageerd op fluctuaties in de hoeveelheid inkomende post, vindt naar het oordeel van de rechtbank zijn begrenzing in het door (de gemachtigde van) eiser vertoonde ontwrichtende gedrag.

9.

De rechtbank overweegt nog het volgende ten overvloede. Eiser is ter zitting niet in persoon verschenen. Ook de overige acht eisers namens wie de gemachtigde optrad en van wie veertien zaken eveneens ter zitting zijn behandeld, zijn niet in persoon verschenen. De gemachtigde heeft ter zitting aangegeven dat niet alle eisers op de hoogte zijn van de geëntameerde (beroeps)procedure(s), dat hij de griffiekosten voorschiet en dat hij over de (te) ontvangen dwangsommen met zijn cliënten (nadere) afspraken (heeft ge-) maakt. Gezien deze opmerkingen van de gemachtigde ter zitting dringt zich de vraag op of gemachtigde (door)procedeert vanwege eigen belang, namelijk het ontvangen van dwangsommen, of vanwege het belang van eiser. Nu het geconstateerde misbruik van bevoegdheid reeds tot niet-ontvankelijkheid leidt, zal de rechtbank hier geen verder onderzoek naar doen.”

7.

De rechtbank ziet geen aanleiding in het onderhavige beroep anders te oordelen. Er is sprake is van misbruik van (proces)recht, zodat het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard.

8.

Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A.C. van Nifterick, rechter, in aanwezigheid van

C.J.H. Lamens-van den Bulk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op

24 december 2013.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel