Home

Rechtbank Rotterdam, 14-11-2007, BB7894, 10/603033-05

Rechtbank Rotterdam, 14-11-2007, BB7894, 10/603033-05

Gegevens

Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
14 november 2007
Datum publicatie
14 november 2007
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2007:BB7894
Formele relaties
Zaaknummer
10/603033-05

Inhoudsindicatie

De verdachte wordt veroordeeld ter zake van het voorhanden en aanwezig hebben van meerdere bij de Opiumwet verboden stoffen als amfetamine en MDMA, het verstrekken en overdragen van een grote hoeveelheid amfetamine, het verrichten van voorbereidingshandelingen met betrekking tot in de Opiumwet genoemde feiten, alsmede het voorhanden en aanwezig hebben van verboden chemicaliën. De verdachte wordt vrijgesproken ter zake van het produceren van synthetische drugs, alsmede van de verdenking dat hij onderdeel uit zou hebben gemaakt van een criminele organisatie. Daarbij is overwogen dat de enkele omstandigheid dat de verdachte en een medeverdachte elkaar vaak troffen op door hen in hun communicatie gecodeerde plaatsen geen strafrechtelijk bewijs oplevert, nu uit het strafdossier niet blijkt waarover in die gesprekken door de verdachte en zijn medeverdachte is gesproken. Dat in de gesprekken tussen de verdachte en de medeverdachte die zijn afgeluisterd zou zijn gesproken over chemicaliën en over derden die in het kader van het onderhavige onderzoek ter zake van het plegen van opiumdelicten zijn veroordeeld, is voor de verdachte weliswaar tot op zekere hoogte als belastend aan te merken, maar onvoldoende concreet om als bewijs te dienen voor de aan de verdachte verweten feiten. Daarbij is van belang dat uit de gesprekken niets blijkt omtrent de rol die de verdachte met betrekking tot de synthetische drugs en chemicaliën zou moeten spelen en dat uit de gesprekken evenmin blijkt wat de verhouding is tussen de verdachte, de medeverdachte en derden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zittinghoudende te Groningen

Sector Strafrecht

parketnummer: 10/603033-05

datum uitspraak: 14 november 2007

op tegenspraak

raadsman: mr. M.E. van der Werf

Vonnis van de rechtbank te Rotterdam, zittinghoudende te Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:

[naam van de verdachte],

geboren te [geboorteplaats van de verdachte] op [geboortedatum van de verdachte],

wonende de [woonplaats van de verdachte],

thans preventief gedetineerd in P.I. Noord, gevangenis 'De Marwei' te Leeuwarden.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen

van 26 oktober 2006, 22 januari 2007, 16 april 2007, 11 juni 2007, 12 juni 2007,

5 september 2007, 30 oktober 2007 en 31 oktober 2007.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd, met toepassing van de artikelen 261, derde lid, en artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering: dat

1.

hij op of omstreeks 15 oktober 2005, althans in omstreeks het vierde kwartaal van 2005,

in het gerechtelijk ressort Leeuwarden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet) ruim 3980 gram, althans een hoeveelheid of hoeveelheden, van een materiaal, bevattende amfetamine en/of tenamfetamine/MDA (3,4-methyleendioxyamfetamine), zijnde amfetamine en/of tenamfetamine/MDA (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,

althans indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht of zou

kunnen volgen, terzake dat

dat [medeverdachte 1] op of omstreeks 15 oktober 2005, althans in omstreeks het vierde kwartaal van 2005, in het gerechtelijk ressort Leeuwarden, althans in Nederland,

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht ruim 3980 gram, althans een hoeveelheid of hoeveelheden, van een materiaal, bevattende amfetamine en/of tenamfetamine/MDA (3,4-methyleendioxyamfetamine), zijnde amfetamine en/of tenamfetamine/MDA (3,4-methyleendioxyamfetamine) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door op laatst vermelde tijd en

plaats aan die [medeverdachte 1] en/of een of meer van diens mededaders die amfetamine en/of tenamfetamine/MDA ter beschikking te stellen;

2.

hij op of omstreeks 27 februari 2006, althans in of omstreeks februari 2006, in het gerechtelijk ressort Leeuwarden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet),

(immers heeft/hebben verdachte en/of verdachtes mededaders of een of meer van hen

na te noemen middel(en) met bestemming naar het buitenland vervoerd en/of ten

vervoer aangenomen en/of ten vervoer aangeboden)

ruim 7070 gram, althans een hoeveelheid of hoeveelheden, van een materiaal, bevattende amfetamine en/of tenamfetamine/MDA (3,4-methyleendioxyamfetamine), zijnde amfetamine en/of tenamfetamine/MDA (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

althans indien terzake van het vorenstaande onder 2. geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, terzake dat

[medeverdachte 2] op of omstreeks 27 februari 2006, althans in of omstreeks februari 2006, in het gerechtelijk ressort Leeuwarden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet)

(immers heeft/hebben verdachte en/of verdachtes mededaders of een of meer van hen

na te noemen middel(en) met bestemming naar het buitenland vervoerd en/of ten

vervoer aangenomen)

ruim 7070 gram, althans een hoeveelheid of hoeveelheden, van een materiaal, bevattende amfetamine en/of tenamfetamine/MDA (3,4-methyleendioxyamfetamine),

zijnde amfetamine en/of tenamfetamine/MDA (een) middel(en) als bedoeld in de bij

de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van

artikel 3a van die wet,

bij en/of tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door op laatst vermelde tijd en plaats aan die [medeverdachte 2] en/of een of meer van diens mededaders die amfetamine en/of tenamfetamine/MDA ter beschikking te stellen;

althans indien terzake van het vorenstaande onder 2. geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, terzake dat

hij op of omstreeks 27 februari 2006, althans in of omstreeks februari 2006, in het gerechtelijk ressort Leeuwarden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd ruim 7070 gram, althans een hoeveelheid of hoeveelheden, van een materiaal, bevattende amfetamine en/of tenamfetamine/MDA (3,4-methyleen-dioxyamfetamine),

zijnde amfetamine en/of tenamfetamine/MDA (een) middel(en) als bedoeld in de bij

de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van

artikel 3a van die wet;

3.

hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 13 juli 2006, in de gemeente(n) Emmen en/of Midden-Drenthe en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk

-heeft bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd en/of

aanwezig heeft gehad en/of heeft vervaardigd (op de/het adressen Industrieweg 18 te Nieuw-Amsterdam/Veenoord en/of Dwarsakker 5 te Schoonebeek en/of Leemdijk 32 te Smilde)

een of meer hoeveelheden van een materiaal, bevattende amfetamine en/of MDMA en/of tenamfetamine/MDA, (3,4-methyleendioxyamfetamine) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine, zijnde amfetamine en/of MDMA en/of tenamfetamine/MDA (3,4-

methyleendioxyamfetamine) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, in ieder geval (telkens) materiaal bevattende enig middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

4.

hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2004 tot en met 13 juli 2006 in de gemeente(n) Emmen en/of Midden-Drenthe en/of Assen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen, (telkens) om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet (oude tekst) en/of het vierde of vijfde lid van dat artikel (nieuwe tekst),

te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, ver-strekken en/of vervoeren en/of vervaardigen en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van enig middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,

voor te bereiden en/of te bevorderen

a. een of meer anderen heeft getracht te bewegen dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen,

mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe

gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen

en/of

b. zich of een ander of anderen gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat

feit/die feiten heeft getracht te verschaffen

immers heeft verdachte tezamen met zijn mededader(s) en/of alleen, toen daar,

meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk daartoe

-bemiddeld bij en/of inlichtingen verschaft tot de mogelijke

aanschaf door een ander van een tabletteermachine (voor het slaan van harddrugs

bevattende pillen of tabletten) en/of die machine op bruikbaarheid heeft bekeken en/of

informatie daarover heeft doorgegeven aan een of meer belangstellende(n) voor die

machine, en/of

-stoffen, die gebruikt konden worden voor of bij de productie van synthetische drugs,

te weten rode fosfor en/of propiofenon en/of jodium(korrels), overgedragen of

geleverd aan een ander of anderen en/of

-ongeveer 7070 gram, althans hoeveelheden of een hoeveelheid, van een materiaal,

bevattende amfetamine en/of tenamfetamine/DMA (3,4-methyleendioxyamfetamine),

overgedragen aan [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 2] en/of

-een of meer perso(o)n(en), die in het bezit was/waren van een grote hoeveelheid

materiaal bevattende MDMA, althans enig middel bedoeld in lijst I behorende bij de

Opiumwet, en/of van een hoeveelheid platinumoxide (te gebruiken voor of bij de

productie van synthetische drugs), benaderd en te kennen gegeven die goederen of een

deel daarvan te willen overnemen of daarin te (willen) bemiddelen

en/of

c. voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen,

te weten

een druk-reactievat, rode fosfor en/of propiofenon en/of jodiumkorrels , een elektromotor, een drukvaatje (hoogte ca. 28 cm) en/of een aantal gasflessen (-o.a.- gevuld met zoutzuur en/of methylamine) en/of amfetamine en/of MDMA en/of tenamfetamine/MDA en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine [zijnde dit (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I] en/of methylamine en/of ethanol methylammoniumchloride en/of aceton en/of zoutzuur en/of mierenzuur en/of PMK en/of BMK en/of een of meer reactievat(en) en/of laboratoriumglaswerk en/of een/of meer pompen en/of schei-trechters en/of een drukvat (ca. 66 cm hoog), temperatuurmeters, roerapparaten en/of een kantelapparaat en/of diverse andere stoffen en/of goederen,

voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) (telkens) wist(en) of (telkens) ernstige redenen had(den) om te vermoeden, dat die/dat bestemd waren/was tot het plegen van dat/die feit(en);

5.

hij in de periode van 22 februari 2006 tot en met 13 juli 2006, in de gemeente(n) Emmen en/of Midden-Drenthe en/of elders in Nederland,

a. als marktdeelnemer, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk een of meer geregistreerde stof(fen) van categorie 1 van bijlage 1 van de Verordening nr.273/2004 van het Europees Parlement en de Raad, te weten piperonylmethylketon (PMK), vermeld onder het synoniem 3,4-methyleendioxy-fenylpropaan-2-on, en/of benzylmethylketon (BMK), onder het synoniem 1-fenyl-2-propanon, zonder een door de bevoegde instanties afgegeven vergunning, in zijn bezit heeft gehad en/of in de handel heeft gebracht

en/of

b. als markdeelnemer, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, de bevoegde instanties opzettelijk niet onverwijld in kennis heeft gesteld van een of meer voorval(len) met betrekking tot geregistreerde stoffen dat/die er op wees/wezen of kon(den) wijzen dat deze in de handel te brengen geregistreerde stof(fen) wellicht misbruikt zou(den) worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) meermalen, althans eenmaal, de geregistreerde stoffen piperonylmethylketon (PMK), vermeld onder het synoniem 3,4-methyleen-dioxy-fenylpropaan-2-on, en/of benzylmethylketon (BMK), onder het synoniem 1-fenyl-2-propanon zoutzuur en/of aceton overgedragen gekregen, althans verkregen en voorhanden gehad en daarvan (telkens) opzettelijk niet onverwijld kennis gegeven als bovenbedoeld;

6.

hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot 13 juli 2006, in het gerechtelijk ressort Leeuwarden en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen heeft deelgenomen aan een organisatie, waaraan behalve verdachte, tevens [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 3] deelnamen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het opzettelijk

-binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of

-verkopen, afleveren, bewerken, verwerken, bereiden, verstrekken en/of vervoeren en/of

-aanwezig hebben en/of

-vervaardigen van een of meer middelen, bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, en/of een of meer middelen, aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet,

en/of

-plegen van voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet en/of

-al dan niet als marktdeelnemer vervaardigen en/of in de handel brengen van geregistreerde stoffen die worden gebruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en/of psychotrope stoffen en/of het voorhanden hebben van die stoffen, en/of

-al dan niet als marktdeelnemer niet onverwijld de bevoegde instanties in kennis stellen van voorvallen met betrekking tot geregistreerde stoffen die er op wezen of konden wijzen dat deze in de handel te brengen geregistreerde stoffen wellicht misbruikt zouden worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen en/of

-het witwassen van voorwerpen van enig misdrijf afkomstig en/of

-het plegen van heling dan wel schuldheling,

zulks terwijl hij, verdachte, al dan niet tezamen met een of meer anderen, oprichter, leider en/of bestuurder van die organisatie was.

Vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat hij met betrekking tot het onder feit 4, sub b, 3e gedachtestreepje niet-ontvankelijk wordt verklaard, dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair en subsidiair en het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde wordt vrijgesproken en dat de verdachte ter zake van het onder 2 meer subsidiair, 3, 4, 5 en 6 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van de periode die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

Ontvankelijkheid van de officier van justitie

De rechtbank is gebleken dat de onder feit 4, sub b, 3e gedachtestreepje genoemde voorbereidingshandeling onder feit 2 als voltooid delict is tenlastegelegd. Gelet op het feit dat de verdachte ter zake van hetzelfde feitencomplex niet vervolgd kan worden voor zowel het voltooide delict als voor de voorbereidingshandeling, zal de rechtbank de officier van justitie met betrekking tot de onder feit 4, sub b, 3e gedachtestreepje tenlastegelegde voorbereidingshandeling niet-ontvankelijk verklaren.

Algemene bewijsoverwegingen

Verklaring van verbalisant [verbalisant 1]

De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting betoogd, dat de verklaring van verbalisant [verbalisant 1] zoals hij deze ten overstaan van de rechter-commissaris heeft afgelegd niet tot het bewijs toegelaten kan worden, gelet op de wijze waarop deze verklaring tot stand en in het strafdossier terecht is gekomen.

De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.

De rechtbank is uit het verhoor van verbalisant [verbalisant 1] bij de rechter-commissaris gebleken dat hij heeft verklaard dat hij meerdere zogenaamde 'off the record'-gesprekken met de verdachte heeft gevoerd. Bij één van die gesprekken zou de verdachte tegen hem hebben gezegd: 'Jongens, jongens, jongens, ik snap niet dat jullie ten tijde van de Dwarsakkers dat jullie toen hebben opgetreden. Waarom niet aan de Industrieweg? Daar hadden jullie mogelijkheden genoeg. Jullie hebben gezegd dat jullie mij constant hebben gevolgd. Dat jullie toen niks is opgevallen. Aan de Industrieweg kookte het zo hard dat het tegen de plafondplaten omhoog spoot'. Desgevraagd heeft verbalisant [verbalisant 1] bij de rechter-commissaris aangegeven, dat deze door de verdachte ten overstaan van de verbalisant afgelegde verklaring niet in het strafdossier terecht is gekomen, omdat hij dit met de verdachte had afgesproken.

De rechtbank is van oordeel dat de verbalisanten gelet op hun taak en functie verplicht zijn alle door de verdachten afgelegde verklaringen die relevant zijn voor de strafzaak, ook al worden deze buiten de verhoren afgelegd, aan het strafdossier toe te voegen. De rechtbank stelt vast dat dit in de onderhavige zaak niet is gebeurd. Thans is de verklaring van verbalisant [verbalisant 1] eerst na zijn verhoor bij de rechter-commissaris, op een moment dat het politieonderzoek reeds lange tijd was gesloten, aan het strafdossier toegevoegd. Op een moment derhalve dat geen aanvullend onderzoek meer heeft kunnen plaatsvinden naar de juistheid van de gestelde, door de verdachte ten overstaan van de verbalisant gedane, verklaring. De rechtbank stelt vast dat een aanvullend onderzoek niet heeft plaatsgevonden.

De rechtbank is gelet op de gehele gang van zaken van oordeel dat de verklaring van verbalisant [verbalisant 1], zoals hij deze ten overstaan van de rechter-commissaris heeft afgelegd niet tot het bewijs kan worden toegelaten.

Opnemen en afluisteren van vertrouwelijke communicatie (OVC-gesprekken)

De raadsman heeft voorts betoogd, dat de zogenoemde OVC-gesprekken, waarbij vertrouwelijke gesprekken tussen de verdachte en medeverdachten zijn opgenomen en afgeluisterd, evenmin tot het bewijs toegelaten kunnen worden. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat het inzetten van deze opsporingsmethode niet proportioneel was, omdat de vereiste noodzaak voor het inzetten van deze opsporingsmethode niet aanwezig was. De raadsman heeft er daarbij op gewezen dat de verdachte reeds lange tijd werd geobserveerd en dat de telefoon van de verdachte eveneens al gedurende ruime tijd werd getapt. Hierdoor waren de activiteiten en de handelingen van de verdachte bij de politie genoegzaam bekend en was er derhalve geen noodzaak voor het afluisteren of opnemen van door de verdachte gevoerde vertrouwelijke gesprekken, aldus de raadsman.

De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.

De rechtbank stelt voorop dat de voor het inzetten van de opsporingsmethode tot het opnemen en afluisteren van door de verdachte gevoerde vertrouwelijke gesprekken benodigde machtigingen zijn afgegeven.

De rechtbank is gelet op de ernst van de strafbare feiten, waarvan het vermoeden bestond dat de verdachte daarbij was betrokken, en het verloop van het onderzoek, anders dan de raadsman, van oordeel dat het instellen van de opsporingsmethode tot het opnemen en afluisteren van door de verdachte gevoerde vertrouwelijke gesprekken wél noodzakelijk en derhalve proportioneel was.

Met betrekking tot de stelling van de raadsman dat het geruime tijdsverloop tussen het afgeven van de machtiging tot het gebruik van de opsporingsmethode en het daadwerkelijk inzetten daarvan een aanwijzing is dat de inzet van die opsporingsmethode niet noodzakelijk is, overweegt de rechtbank dat de officier van justitie ter terechtzitting heeft verklaard dat de wijze waarop uitvoering is gegeven aan het betreffende opsporingsmiddel het gevolg is van een zorgvuldige toepassing ervan en dat de rechtbank geen aanleiding ziet de officier van justitie hierin niet te volgen.

Gelet op het voorgaande verwerpt de rechtbank het verweer van de raadsman en kunnen de opgenomen en afgeluisterde vertrouwelijk gesprekken die door de verdachte zijn gevoerd tot het bewijs worden toegelaten.

Bewijsoverwegingen met betrekking tot de afzonderlijke feiten

Feit 2 meer subsidiair

De rechtbank acht voor het onder 2 meer subsidiair tenlastegelegde redengevend:

- de telefoongesprekken die tussen 20 en 27 februari 2006 zijn gevoerd tussen enerzijds [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] en anderzijds [medeverdachte 3] en de verdachte, waaruit blijkt dat er iets stond te gebeuren;

- het 'peilbaken-onderzoek', waarbij een peilbaken onder de auto van de verdachte is geplaatst, waaruit blijkt dat de verdachte in de vroege ochtend van 27 februari 2006 in zijn loods aan de Dwarsakker te Schoonebeek is geweest en dat hij daarna aan de Leijdijk te Drachten, het toenmalige woonadres van [medeverdachte 3], is geweest;

- de verklaring van de verdachte, zoals hij deze ter terechtzitting heeft afgelegd, inhoudende, voor zover van belang, dat hij in de ochtend van 27 februari 2006 eerst aan de Dwarsakker en daarna aan de Leijdijk te Drachten is geweest. Hij heeft daar met [medeverdachte 3] gesproken en aan [medeverdachte 3] een doos met daarin laboratoriumglaswerk gegeven;

- de observaties van het observatieteam in de ochtend van 27 februari 2006, waarbij is waargenomen dat [medeverdachte 3] op de parkeerplaats van Hotel van der Valk te Drachten een ontmoeting heeft met twee mannen die rijden in een Volvo, kenteken TZ-HS-45. Waargenomen wordt dat [medeverdachte 3] aan één van de mannen een rode gevulde sporttas geeft en dat deze op de achterbank van de Volvo wordt gezet;

- de aanhouding van [medeverdachte 2] op 27 februari 2006 om 12.06 uur, waarbij in de auto waarin hij rijdt, een Volvo met kenteken TZ-HS-45, een tas met daarin in plastic zakken die zijn afgebonden met tie-rips met in totaal een hoeveelheid van 7070 gram amfetamine/MDA wordt aangetroffen;

- de overeenkomst tussen de in de rode sporttas aangetroffen plastic zakken en tie-rips met de plastic zakken en tie-rips die bij de zoeking op 13 juli 2006 in de loods van de verdachte aan de Dwarsakker te Schoonebeek zijn aangetroffen;

- de door het observatieteam gedane observatie, waarbij is geconstateerd dat de verdachte eerder met een soortgelijke rode sporttas is gezien;

- het onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI), waarbij een monster van de aangetroffen 7070 gram amfetamine/MDA is vergeleken met een monster van op 13 juli 2006 in de loods van de verdachte aan de Dwarsakker te Schoonebeek aangetroffen resten amfetamine/MDA, waarbij het NFI heeft aangegeven, dat er een grote overeenkomst in het verontreinigingpatroon van de monsters bestond. Deze grote overeenkomst duidt op een gemeenschappelijkheid, hieronder te verstaan een identieke en identiek uitgevoerde receptuur en/of productielaboratorium. Het verschil tussen de monsters duidt erop dat er geen sprake is van één en dezelfde productiecharge;

- het NFI rapport van 1 maart 2006, waaruit blijkt dat de 7070 gram amfetamine/MDA is.

De rechtbank acht, op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang en verband bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op

27 februari 2006 7070 gram amfetamine/MDA opzettelijk heeft afgeleverd.

De rechtbank overweegt daarbij voorts, dat uit de door medeverdachte [medeverdachte 3] ten overstaan van zowel de politie als de rechter-commissaris afgelegde verklaringen blijkt, dat hij niets heeft verklaard over het in ontvangst nemen van een doos van de verdachte in de ochtend van 27 februari 2006; [medeverdachte 3] heeft uitdrukkelijk verklaard slechts stoelen van de verdachte te hebben afgenomen. Naar het oordeel van de rechtbank wordt daarmee de door de verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring, dat hij in de ochtend van 27 februari 2006 aan medeverdachte [medeverdachte 3] een doos met laboratoriumglaswerk zou hebben gegeven niet ondersteund zodat de rechtbank deze verklaring niet geloofwaardig acht.

Feit 3

Onder feit 3 wordt aan de verdachte verweten dat hij op een drietal locaties, te weten aan de Industrieweg te Veenoord, de Dwarsakker te Schoonebeek en de Leemdijk te Smilde, synthetische drugs heeft geproduceerd dan wel aanwezig heeft gehad. De rechtbank zal de genoemde locaties afzonderlijk bespreken.

Industrieweg 18-19 te Veenoord

De rechtbank is uit het strafdossier gebleken dat op 3 augustus 2006 een zoeking heeft plaatsgevonden in een loods gelegen aan de Industrieweg 18-19 te Veenoord. Daarbij werd een betegelde ruimte, omschreven als een was/douche-ruimte aangetroffen. Op de tegels en de plafondplaten van deze ruimte werden aangekoekt materiaal en olieachtige vlekken gezien en in het afvoerputje werd een katoenen doek aangetroffen. Deze aangetroffen materialen zijn bemonsterd en voor onderzoek aan het NFI gezonden. In het onderzoeksrapport van het NFI d.d. 1 november 2006 is aangegeven, dat gezien de analyse resultaten het zeer waarschijnlijk is dat het betegelde gedeelte van de loods ingericht is geweest als productieplaats voor de illegale vervaardiging van amfetamine en MDA. In het betegelde gedeelte van de loods bevonden zich olieachtige vlekken op de vloer, wand en plafond die alle N-formyl amfetamine, N-formyl MDA, amfetamine en MDA bevatten. Dit zijn vlekken die zeer waarschijnlijk zijn ontstaan tijdens het produceren (het in twee stappen koken) van de amfetamine en MDA volgens de zogenaamde Leuckart methode.

Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van het voorgaande niet uit te sluiten dat aan de Industrieweg 18-19 te Veenoord een productieproces ter verkrijging van synthetische drugs heeft plaatsgevonden.

De rechtbank is uit het strafdossier voorts gebleken dat de verdachte ruim een half jaar vóór de zoeking in de loods aan de Industrieweg 18-19 te Veenoord deze loods heeft verlaten en de loods aan de Dwarsakker te Schoonebeek heeft betrokken. In het strafdossier is geen informatie opgenomen omtrent het gebruik van de loods aan de Industrieweg 18-19 te Veenoord in het half jaar ná het vertrek van de verdachte en voorafgaand aan de zoeking in de loods op 3 augustus 2006. Onduidelijk is derhalve wat er zich gedurende dat half jaar in de loods heeft afgespeeld en of er eventueel activiteiten in de loods door derden zijn verricht. Tegen deze achtergrond, alsmede gelet op het ontbreken van ander bewijs dat de aangetroffen en bemonsterde materialen aan de verdachte toebehoorden, is de rechtbank van oordeel dat niet bewezen kan worden dat de aangetroffen en bemonsterde materialen aan de verdachte toebehoorden. Derhalve acht de rechtbank niet bewezen dat de verdachte aan de Industrieweg 18-19 te Veenoord synthetische drugs heeft geproduceerd of voorhanden heeft gehad, zodat de verdachte van dit deel van de tenlastelegging vrijgesproken dient te worden.

Dwarsakker 5 te Schoonebeek

De rechtbank is uit het strafdossier gebleken dat op 13 juli 2006 een zoeking heeft plaatsgevonden in een loods gelegen aan de Dwarsakker 5 te Schoonebeek. Daarbij zijn een aantal voorwerpen aangetroffen, waaronder, een niet aangesloten drukvat, een vrieskist met onbekende inhoud die sterk rook naar chemicaliën verbonden met een rode gasfles, meerdere gasflessen, een ventilatieschacht met koolstoffilter, een badkuip met onbekende witte substantie, enkele blauwe tonnen met onbekende chemicaliën en een soort oven.

Deze aangetroffen materialen zijn bemonsterd en voor onderzoek aan het NFI gezonden. In het rapport van het Korps Landelijke Politiediensten d.d. 1 december 2006 is aangegeven, dat door de aangetroffen opstelling niet de indruk werd gewekt dat er ter plaatse sprake was van een actief productieproces. In het rapport van het NFI d.d. 17 oktober 2006 is geconcludeerd, dat op de Dwarsakker te Schoonebeek de aanwezigheid van MDA, MDMA en PMK is aangetoond en dat er tevens enkele grondstoffen zijn aangetroffen die gebruikt kunnen worden bij de vervaardiging van deze stoffen. Voorts is aangegeven dat niet de indruk werd gekregen dat er ter plaatse sprake was van een actief proces van productie van in de Opiumwet vermelde stoffen. De deskundige van het NFI, [getuige-deskundige 1], heeft op 29 maart 2007 ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard, dat hij in de loods aan de Dwarsakker 5 te Schoonebeek is geweest en dat hij niet de indruk had dat daar actief was geproduceerd. Daarbij heeft hij aangegeven, dat er geen stroomvoorziening was en dat er evenmin kabels waren. Hij had het idee dat de opstelling in opbouw was, maar dat deze nog niet was gebruikt. Buiten de reactor waren volgens de deskundige alle overige laboratoriumbenodigdheden aanwezig. Er was evenwel geen BMK aanwezig, zodat er op het moment van de zoeking geen MDA en/of amfetamine geproduceerd had kunnen worden, want daarvoor is BMK nodig.

Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wél wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte meerdere in de Opiumwet verboden stoffen aanwezig en voorhanden heeft gehad, maar niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de loods aan de Dwarsakker 5 te Schoonebeek synthetische drugs heeft geproduceerd.

Leemdijk 32 te Smilde

De rechtbank is uit het strafdossier gebleken dat op 13 juli 2006 eveneens een zoeking heeft plaatsgevonden op het adres Leemdijk 32 te Smilde, [(.......)]. Daarbij werden onder andere aangetroffen een laboratoriumopstelling in kelder en garage, enkele actieve chemische processen die gaande waren, meerdere kolven met vloeistoffen die reeds een bewerking hadden ondergaan en verpakkingsmiddelen van methylamine. Deze aangetroffen materialen zijn bemonsterd en voor onderzoek aan het NFI gezonden. In het rapport van het NFI d.d. 17 oktober 2006 is aangegeven, dat in de aangeleverde monsters onder andere MDMA, methylamine, PMK en amfetamine is aangetroffen. De deskundige van het NFI, [getuige-deskundige 1], heeft op 29 maart 2007 ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard, dat op de locatie aan de Leemdijk 32 te Smilde geen actief proces gaande was. Als ervan wordt uitgegaan dat er een synthese van MDA en amfetamine werd gemaakt, waren alle laboratoriumbenodigdheden aanwezig. Ook hier was geen BMK, nodig voor de productie van MDA en/of amfetamine aanwezig.

Gelet op het voorgaande acht de rechtbank ook met betrekking tot de locatie Leemdijk 32 te Smilde wél wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte daar meerdere in de Opiumwet verboden stoffen aanwezig en voorhanden heeft gehad, maar niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op de locatie Leemdijk 32 te Smilde synthetische drugs heeft geproduceerd.

Feit 4

De rechtbank acht voor het bewijs van het onder feit 4 tenlastegelegde redengevend, de verklaringen van [medeverdachte 6], [medeverdachte 7] en [medeverdachte 8] omtrent hun ontmoetingen met de verdachte, waarbij is gesproken over de (door)verkoop via of aan de verdachte van een tabletteermachine, een grote hoeveelheid MDMA, platinumoxide, een elektromotor, een drukvaatje, meerdere gasflessen en andere apparatuur, alsmede de verklaring van de verdachte dat hij contacten heeft gehad met de familie [medeverdachten 6,7 en 8] omtrent de (door)verkoop van een aantal van de voornoemde goederen en dat hij andere van de genoemde goederen afkomstig van [medeverdachte 6] heeft overgenomen of voor [medeverdachte 6] heeft opgeslagen.

De verklaring van de verdachte dat hij voornoemde spullen en goederen had overgenomen of er in geïnteresseerd was, omdat hij deze zou kunnen gebruiken bij zijn onderzoeken naar glutenmodificatie en de productie van een nieuwe lijm voor keukenbladen, acht de rechtbank niet geloofwaardig. De rechtbank acht hierbij van belang dat van deze door de verdachte gestelde onderzoeken uit het strafdossier niets blijkt en dat de verdachte ter onderbouwing van het door hem gestelde onvoldoende heeft aangedragen. De rechtbank heeft daarbij het oog op onder andere onderzoeksmethoden, voortgangsrapportages en overige stukken die zien op het doen en de voortgang van de door de verdachte genoemde onderzoeken. Voorts acht de rechtbank daarbij van belang dat van meerdere van de genoemde spullen en stoffen niet is gebleken dat deze geschikt zijn voor de door de verdachte gestelde onderzoeken, maar dat wél is gebleken dat alle genoemde spullen en goederen geschikt en te gebruiken zijn voor de productie van synthetische drugs.

Feit 5

De verdachte heeft erkend dat hij de genoemde chemicaliën aanwezig en voorhanden heeft gehad, zonder dat hij daarvoor een vergunning had en zonder dat hij daarvan bij de bevoegde autoriteit een melding heeft gemaakt zoals in de Wet voorkoming misbruik chemicaliën is voorgeschreven.

Vrijspraak

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en subsidiair, 2 primair en subsidiair en 6 tenlastegelegde heeft begaan. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

Met betrekking tot de onder feit 6 tenlastegelegde deelname van de verdachte aan een criminele organisatie overweegt de rechtbank, dat uit het strafdossier blijkt dat de verdachte gedurende een periode van bijna 2 jaar onderwerp is geweest van een strafrechtelijk onderzoek. In deze periode heeft de verdachte enkele strafbare feiten gepleegd, waarvoor thans een veroordeling volgt. De rechtbank heeft hierbij het oog op, kort gezegd, het overdragen van 7 kilo amfetamine aan medeverdachte [medeverdachte 3], het plegen van enkele voorbereidingshandeling met betrekking tot in de Opiumwet genoemde delicten waarbij hij contact heeft gehad met de familie [medeverdachte 6, 7 en 8] en medeverdachte [medeverdachte 5], alsmede het voorhanden hebben van in de Opiumwet en in de Wet voorkoming misbruik chemicaliën verboden stoffen.

Voorts blijkt uit het strafdossier dat de verdachte gedurende de onderzoeksperiode vele malen contact heeft gehad met medeverdachte [medeverdachte 4]. De rechtbank overweegt daaromtrent dat de omstandigheid dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 4] elkaar vaak troffen op door hen in hun communicatie gecodeerde plaatsen geen strafrechtelijk bewijs oplevert, nu uit het strafdossier niet blijkt waarover in die gesprekken door de verdachte en zijn medeverdachte is gesproken. Dat in de gesprekken tussen de verdachte en de medeverdachte die zijn afgeluisterd zou zijn gesproken over chemicaliën en over derden die in het kader van het onderhavige onderzoek ter zake van het plegen van opiumdelicten zijn veroordeeld, is voor de verdachte weliswaar tot op zekere hoogte als belastend aan te merken, maar is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende concreet om als bewijs te dienen voor het onderhavige feit.

Daarbij acht de rechtbank van belang dat uit de gesprekken niets blijkt omtrent de rol die de medeverdachte [medeverdachte 4] met betrekking tot de synthetische drugs en de chemicaliën zou moeten spelen en dat uit de gesprekken evenmin blijkt wat de verhouding is tussen de verdachte, medeverdachte [medeverdachte 4] en derden. Hierbij merkt de rechtbank op dat ook de officier van justitie niet heeft kunnen aangeven wat de rol van medeverdachte [medeverdachte 4] bij het onderhavige feit is geweest.

De rechtbank is tegen de hiervoor geschetste achtergrond van oordeel dat de verdachte in de onderzoeksperiode met wisselende medeverdachten strafbare feiten heeft gepleegd, maar dat dit onvoldoende is voor het bewijs van deelname aan een gestructureerd duurzaam samenwerkingsverband met een zekere organisatiegraad. Derhalve acht de rechtbank het aan de verdachte onder feit 6 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 meer subsidiair, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

2 meer subsidiair

hij op 27 februari 2006 in het gerechtelijk ressort Leeuwarden, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft afgeleverd en verstrekt en vervoerd ruim 7070 gram amfetamine en/of tenamfetamine/MDA (3,4-methyleen-dioxyamfetamine), zijnde amfetamine en/of tenamfetamine/MDA middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;

3

hij in de periode van 1 maart 2005 tot en met 13 juli 2006, in de gemeenten Emmen en/of Midden-Drenthe, meermalen, telkens opzettelijk aanwezig heeft gehad (op de adressen Dwarsakker 5 te Schoonebeek en/of Leemdijk 32 te Smilde) hoeveelheden van een materiaal, bevattende amfetamine en/of MDMA en/of tenamfetamine/MDA (3,4-methyleendioxyamfetamine), zijnde amfetamine en/of MDMA en/of tenamfetamine/MDA (3,4-methyleendioxyamfetamine) telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;

4

hij in de periode van 1 november 2004 tot en met 13 juli 2006 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, telkens om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet (oude tekst) en/of het vierde of vijfde lid van dat artikel (nieuwe tekst),

te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, ver-strekken en/of vervoeren en/of vervaardigen en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van enig middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,

voor te bereiden en/of te bevorderen

b. zich of een ander of anderen gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat

feit/die feiten heeft getracht te verschaffen

immers heeft verdachte tezamen met zijn mededaders, toen daar, opzettelijk daartoe

-bemiddeld bij en/of inlichtingen verschaft tot de mogelijke

aanschaf door een ander van een tabletteermachine (voor het slaan van harddrugs

bevattende pillen of tabletten) en die machine op bruikbaarheid heeft bekeken en

informatie daarover heeft doorgegeven, en

-stoffen, die gebruikt konden worden voor of bij de productie van synthetische drugs,

te weten rode fosfor en propiofenon en jodium(korrels), overgedragen of

geleverd aan een ander en

-personen, die in het bezit waren van een grote hoeveelheid materiaal bevattende MDMA en van een hoeveelheid platinumoxide (te gebruiken voor of bij de productie van synthetische drugs), benaderd en te kennen gegeven die goederen te willen overnemen of daarin te (willen) bemiddelen en

c. voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen,

te weten

rode fosfor en propiofenon en jodiumkorrels, een elektromotor, een drukvaatje (hoogte ca. 28 cm) en gasflessen (-o.a.- gevuld met zoutzuur en/of methylamine) en amfetamine en MDMA en tenamfetamine/MDA [zijnde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I] en methylamine en ethanol methylammoniumchloride en aceton en zoutzuur en mierenzuur en PMK en reactievaten en laboratoriumglaswerk en pompen en schei-trechters en een drukvat (ca. 66 cm hoog), temperatuurmeters, roerapparaten en een kantelapparaat en diverse andere stoffen en/of goederen,

voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist of (telkens) ernstige redenen had om te vermoeden, dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit;

5

hij in de periode van 22 februari 2006 tot en met 13 juli 2006, in de gemeenten Emmen en Midden-Drenthe,

b. als marktdeelnemer opzettelijk geregistreerde stoffen van categorie 1 van bijlage 1 van de Verordening nr.273/2004 van het Europees Parlement en de Raad, te weten piperonylmethylketon (PMK), vermeld onder het synoniem 3,4-methyleendioxy-fenylpropaan-2-on, zonder een door de bevoegde instanties afgegeven vergunning, in zijn bezit heeft gehad

en

b. als markdeelnemer, meermalen, de bevoegde instanties opzettelijk niet onverwijld in kennis heeft gesteld van voorvallen met betrekking tot geregistreerde stoffen die er op wezen of konden wijzen dat deze in de handel te brengen geregistreerde stoffen wellicht misbruikt zouden worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen, immers heeft, verdachte, meermalen, de geregistreerde stoffen piperonylmethylketon (PMK), vermeld onder het synoniem 3,4-methyleen-dioxy-fenylpropaan-2-on, zoutzuur en aceton verkregen en voorhanden gehad en daarvan telkens opzettelijk niet onverwijld kennis gegeven als bovenbedoeld.

Kwalificatie

Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard levert de volgende strafbare feiten op:

2 meer subsidiair

Medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 10 van de Opiumwet;

3

Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 10 van de Opiumwet, meermalen gepleegd;

4

Medeplegen van een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10, voorbereiden of bevorderen, door zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen, en voorwerpen en stoffen, voorhanden te hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd;

5

Opzettelijk handelen in strijd met artikel 2 van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Motivering straf

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, alsmede de vordering van de officier van justitie.

Vrijheidsstraf

Op grond van het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke vrijheidsstraf moet worden opgelegd. De rechtbank neemt bij de bepaling van de hoogte hiervan in het bijzonder het volgende in aanmerking.

Verdachte heeft zich gedurende geruime tijd schuldig gemaakt aan het voorhanden en aanwezig hebben van meerdere bij de Opiumwet verboden stoffen als amfetamine en MDMA. Tevens heeft de verdachte een grote hoeveelheid amfetamine aan een ander verstrekt en overgedragen, heeft de verdachte voorbereidingshandelingen verricht, gericht op het plegen van misdrijven als bedoeld in de Opiumwet, heeft de verdachte chemicaliën, zonder dat hij daarvoor een vergunning had, voorhanden en aanwezig gehad en heeft de verdachte de bevoegde instanties van het voorhanden en aanwezig hebben van deze chemicaliën niet onverwijld in kennis gesteld.

Naar het oordeel van de rechtbank zijn dit ernstige strafbare feiten. Algemeen bekend is immers dat verdovende middelen ernstige schade toebrengen aan de volksgezondheid. Bovendien brengt de handel in en het gebruik van verdovende middelen maatschappelijke overlast en schade in de vorm van daaraan gerelateerde criminaliteit met zich mee.

De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat betrokken dat de verdachte eerder ter zake van het plegen van soortgelijke feiten is veroordeeld tot een forse vrijheidsstraf, alsmede met het gegeven dat de verdachte zijn onderhavige activiteiten heeft aangevangen op het moment dat zijn detentie ten gevolge van die eerdere veroordeling nog maar net was geëindigd. Voorts heeft de rechtbank bij het bepalen van de strafmaat meegewogen dat de rechtbank verdachte vrijspreekt van de productie van synthetische drugs, alsmede van de verdenking dat hij onderdeel uit zou hebben gemaakt van een criminele organisatie. Derhalve acht de rechtbank minder feiten bewezen dan de feiten die de officier van justitie aan zijn eis ten grondslag heeft gelegd.

Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat gelet op de aard, ernst, hoeveelheid en omvang van de feiten, alsmede gelet op de persoon van verdachte, een forse vrijheidsstraf passend en geboden is. Deze straf zal gelet op het feit dat de rechtbank de verdachte van een aantal feiten vrijspreekt lager zijn dan de straf die door de officier van justitie is gevorderd.

Onttrekking aan het verkeer

De rechtbank is van oordeel dat van het inbeslaggenomene de goederen onder de hierna te noemen nummers moeten worden onttrokken aan het verkeer:

- lijst A2 (A2-1 t/m A2-VIII);

- lijst B2 (B2-1 t/m B2-V);

- lijst C (C2-1);

- lijst K2 (de items K2-1 t/m K2-24);

- lijst T (T1, T2, T4 en T5);

- de goederen 1 t/m 5, beginnend met BAB1 (keukentje) en eindigend met BBIII (overkapping).

Het ongecontroleerde bezit van vorenbedoelde goederen is in strijd met de wet of het algemeen belang. Verder is uit het onderzoek op de terechtzitting gebleken, dat de onderhavige feiten met behulp van vorenbedoelde goederen zijn gepleegd.

Teruggave

De rechtbank is van oordeel dat van het inbeslaggenomene de goederen onder de hierna te noemen nummers:

- B1 : huurovereenkomst ontvangen van J. Linneman;

- BAA-1 : wit plastic doosje, opschrift 'snert' met daarin 3 potjes;

- BAA-2-A : wit doosje met instructiemateralen;

- BAA-3 : plastic zakje met wit poeder;

- BAA-5 : meerdere blauwe pillen;

- BAA-6 : pen met opschrift 'Ermelo';

- BAE : meterstanden: 27029 electra, gasstand 68598(058);

- BAF-2-B : plastic hoesje met administratie;

- BAF-7 : ijzerwaren/koperen koppelingen e.d. in plastic tas;

- B-C-2 : trechter;

- B-C-5a : zwart leren portemonnee met inhoud;

- B-C-5b : kentekenbewijs RS-DJ-59;

- B-C-13 : draairoer,

- DE-01.01.04 : 2 diskettes;

- DE-01.01.01 : cd-rom merk Inteso;

- D.02.01 : 1 cd-rom;

moeten worden teruggegeven aan de verdachte.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36b, 36c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 2 van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

BESLISSING

De rechtbank:

- verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk ten aanzien van het onder feit 4, sub b 3e gedachtestreepje tenlastegelegde;

- verklaart het onder 1 primair en subsidiair, 2 primair en subsidiair en 6 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;

- verklaart het onder 1 meer subsidiair, 3, 4 en 5 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierboven is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;

- verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar;

- verklaart het onder 1 meer subsidiair, 3, 4 en 5 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;

- veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden.

Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.

Verklaart onttrokken aan het verkeer:

De goederen genoemd onder de nummers:

- lijst A2 (A2-1 t/m A2-VIII);

- lijst B2 (B2-1 t/m B2-V);

- lijst C (C2-1);

- lijst K2 (de items K2-1 t/m K2-24);

- lijst T (T1, T2, T4 en T5);

- de goederen 1 t/m 5, beginnend met BAB1 (keukentje) en eindigend met BBIII (overkapping).

Gelast de teruggave van:

De goederen genoemd onder de nummers:

- B1 : huurovereenkomst ontvangen van J. Linneman;

- BAA-1 : wit plastic doosje, opschrift 'snert' met daarin 3 potjes;

- BAA-2-A : wit doosje met instructiemateralen;

- BAA-3 : plastic zakje met wit poeder;

- BAA-5 : meerdere blauwe pillen;

- BAA-6 : pen met op[schrift 'Ermelo';

- BAE : meterstanden: 27029 electra, gasstand 68598(058);

- BAF-2-B : plastic hoesje met administratie;

- BAF-7 : ijzerwaren/koperen koppelingen e.d. in plastic tas;

- B-C-2 : trechter;

- B-C-5a : zwart leren portemonnee met inhoud;

- B-C-5b : kentekenbewijs RS-DJ-59;

- B-C-13 : draairoer,

- DE-01.01.04 : 2 diskettes;

- DE-01.01.01 : cd-rom merk Inteso;

- D.02.01 : 1 cd-rom;

aan de verdachte.

Dit vonnis is aldus gewezen door mr. L.M.E. Kiezebrink, voorzitter, mrs. J.A.A.M. van Veen en M.J. Dijkstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.H. Beuker, als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 november 2007.

Mr. J.A.A.M. van Veen was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.