Home

Rechtbank Overijssel, 15-04-2016, ECLI:NL:RBOVE:2016:1313, ak_zwo_15_2538_tu

Rechtbank Overijssel, 15-04-2016, ECLI:NL:RBOVE:2016:1313, ak_zwo_15_2538_tu

Gegevens

Instantie
Rechtbank Overijssel
Datum uitspraak
15 april 2016
Datum publicatie
18 april 2016
ECLI
ECLI:NL:RBOVE:2016:1313
Zaaknummer
ak_zwo_15_2538_tu

Inhoudsindicatie

Omgevingsvergunning verleend voor de aanleg van een nieuwe ontsluitingsweg tussen het bedrijventerrein Zwartewater en de N331 ten zuiden van Hasselt (Euroweg); het aan de ruimtelijke onderbouwing ten grondslag gelegde verkeers- en akoestisch onderzoek schiet tekort; verweerder kan gebrek herstellen met een aanvullende motivering.

Uitspraak

Zittingsplaats Zwolle

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB 15/2538

[eiser] , te Hasselt, eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van Zwartewaterland, verweerder

gemachtigden: A.J. Boers, R. van Eerten, D.T. van der Zwaag.

gemachtigden: A.J. Boers, R. van Eerten, D.T. van der Zwaag.

Procesverloop

Bij besluit van 5 oktober 2015 heeft verweerder aan de derde partij een omgevings-vergunning verleend voor de aanleg van een nieuwe ontsluitingsweg tussen het bedrijventerrein Zwartewater en de N331 ten zuiden van Hasselt (Euroweg).

Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 februari 2016.

Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. De derde-partij heeft zich eveneens laten vertegenwoordigen door deze gemachtigden.

Overwegingen

1. Op 10 maart 2015 heeft de derde partij een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend voor de reconstructie van de N331 ter hoogte van Hasselt en de aanleg en het gebruik van de Euroweg, tussen de Randweg en de N331 ter plaatse van de rotonde zandwinning. Omdat het project is gepland in of nabij een Natura 2000-gebied, te weten Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht, is daarvoor een verklaring van geen bedenkingen (vvgb) nodig op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbwet).

Verweerder heeft de vereiste vvgb aangevraagd bij gedeputeerde staten van de provincie Overijssel. Op 14 april 2015 hebben gedeputeerde staten laten weten voornemens te zijn de gevraagde vvgb af te geven, onder de voorwaarde dat verweerder bepaalde voorschriften aan de omgevingsvergunning verbindt.

Op 29 juni 2015 heeft verweerder een ontwerpbesluit genomen en ter inzage gelegd. Eiser heeft naar aanleiding daarvan zijn zienswijze kenbaar gemaakt. Verweerder heeft daar bij brief van 13 augustus 2015 op gereageerd. Op 30 september 2015 hebben gedeputeerde staten de vvgb afgegeven. Op 5 oktober 2015 heeft verweerder het door eiser bestreden besluit genomen.

2. De beoogde weg is geprojecteerd op gronden binnen de begrenzing van het bestemmings-plan “Buitengebied Zwartewaterland”, waarop de bestemming “Agrarisch met waarden – landschap” rust. Het realiseren van een weg past niet binnen de planvoorschriften, zodat hiervoor een vergunning op grond van het bepaalde in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) nodig is.

Ingevolge het bepaalde in artikel 2.12, eerste lid, sub a, onder 3, van de Wabo kan die vergunning alleen worden verleend als de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.

Uit het bepaalde in artikel 2.27, eerste lid, van de Wabo, gelezen in samenhang met het bepaalde in artikel 47b van de Nbwet, volgt dat voor het project een vvgb noodzakelijk is. De vvgb moet bij de omgevingsvergunning worden gevoegd; hiertegen kan geen afzonderlijk beroep worden ingesteld.

3. Het project bestaat uit de aanleg van de verbindingsweg, de Euroweg. De Euroweg is deels al gerealiseerd, maar moet over een lengte van 500 meter nog worden voltooid.

Eiser woont op een afstand van ca. 160 meter van de rotonde, waarop de Euroweg aansluit.

4. De rechtbank stelt vast dat de bezwaren van eiser betrekking hebben op de akoestische gevolgen die de aanleg van de verbindingsweg heeft. Hij stelt dat de akoestische gevolgen voor zijn woning ten onrechte niet zijn onderzocht. Hoewel de hoeveelheid verkeer naar verwachting niet verandert, vreest hij dat de geluidsoverlast door afremmend en optrekkend vrachtverkeer wel veel groter wordt. Verder stelt eiser dat er geen onderzoek is gedaan naar een veilige verkeerssituatie voor fietsers, en dat de weg boven maaiveld uitsteekt en dus niet landschappelijk is ingepast.

De bezwaren van eiser zien niet op de door gedeputeerde staten afgegeven vvgb.

5. De rechtbank overweegt als volgt.

Ter zitting hebben partijen de feitelijke en de beoogde situatie aan de hand van luchtfoto’s en situatietekeningen toegelicht.

In artikel 74, eerste lid, onder b, van de Wet geluidhinder is bepaald dat een weg in buitenstedelijk gebied een zone heeft die zich uitstrekt vanaf de as van de weg tot een breedte van 250 meter aan weerzijden van de weg, als die weg een of twee rijstroken heeft of een of twee sporen. Niet in geschil is dat de Euroweg zo een weg is.

Artikel 75, tweede lid, van de Wet geluidhinder bepaalt dat indien zich langs een weg een zone bevindt die bestaat uit delen met een onderling verschillende breedte, voor de aansluiting van de verschillende zonedelen geldt dat het breedste zonedeel over een afstand gelijk aan een derde van de breedte van dat zonedeel, gemeten vanaf het punt van de versmalling van de zonebreedte, nog langs de wegas doorloopt en met een loodlijn aansluit op de smalste zone.

In artikel 75, derde lid, is bepaald dat aan de uiteinden van de weg de zone doorloopt over een afstand gelijk aan de breedte van de zone ter hoogte van het einde van de weg. De zone loopt door langs een lijn die is gelegen in het verlengde van de wegas. Zij behoudt de breedte die zij had ter hoogte van het einde van de weg.

De woning van eiser ligt op een afstand van 160 meter van de plek waar de Euroweg aansluit op de rotonde in de N331.

Verweerder stelt zich op het standpunt dat de woning van eiser niet in de zone als bedoeld in de Wet geluidhinder ligt. Verweerder redeneert daarbij met verwijzing naar artikel 75, tweede lid, van de Wet geluidhinder dat de zone circa 84 meter bedraagt (een derde van 250 meter), en dat de woning van eiser daarbuiten ligt.

Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder daarbij ten onrechte voorbij gegaan aan het bepaalde in artikel 75, derde lid, van de Wet geluidhinder. Hieruit volgt dat de zone aan het einde van de weg ook 250 meter breed is; de woning van eiser ligt derhalve wel in deze zone.

Dat betekent dat voor geluidgevoelige bestemmingen in die zone (zoals eisers woning) de voorkeursgrenswaarde (of indien van toepassing: een hoger vastgestelde waarde) uit de Wet geluidhinder in acht genomen moet worden.

In het verleden hebben ten behoeve van verschillende bestemmingsplannen en de reconstructie van de N331 en de rotonde akoestische en verkeerskundige onderzoeken plaatsgevonden. De aanleg van de Euroweg was in eerste instantie bedoeld als ontsluitingsweg naar bedrijvenpark 2 Hasselt. Dit (tweede) bedrijventerrein is evenwel nooit gerealiseerd. Ter zitting is gebleken dat wordt overwogen om de aansluiting van de Hanzeweg op de N331 af te sluiten. De Hanzeweg vormt de ontsluitingsweg aan de andere zijde van het bestaande bedrijventerrein. Sluiting van deze weg kan leiden tot gewijzigde verkeersstromen en een gewijzigd verkeersaanbod op de rotonde en de Euroweg.

De gevolgen daarvan zijn door verweerder niet in kaart gebracht. Wijziging van de verkeersintensiteit en het verkeersaanbod kan leiden tot extra verkeerslawaai op de woning van eiser. Verweerder heeft dat niet onderzocht en de onderzoeken die er wel zijn zien op andere situaties.

Naar aanleiding van eisers betoog dat er geen onderzoek is gedaan naar de veiligheid van fietsers overweegt de rechtbank als volgt. Ter zitting is gebleken dat het gaat om de plek waar fietsers op de rotonde de aansluiting op de Euroweg moeten oversteken. Het betreft veelal kolonnes schoolgaande kinderen. Dit is met name van belang nu de Euroweg steeds meer als sluiproute wordt gebruikt.

Ter zitting is namens verweerder verklaard dat de Euroweg van een middenberm is voorzien van circa drie meter. Hier kunnen overstekende fietsers zich opstellen. Verweerder heeft erkend dat de middenberm niet breed genoeg is voor een kolonne fietsers. Niettemin ziet verweerder geen aanleiding een verkeerslicht te plaatsen, gelet op het verkeersaanbod. Zoals hiervoor al is overwogen heeft verweerder het verkeersaanbod ter plekke onvoldoende in kaart gebracht, zodat de conclusie dat de veiligheid van fietsers niet in het geding is, niet op enig onderzoek is gebaseerd.

Eisers betoog dat de weg niet landschappelijk is ingepast slaagt niet. Hoewel het hart van de weg circa 45 cm boven het aangrenzend maaiveld ligt, wordt er geen groenstrook langs de weg aangelegd, juist om de openheid van het gebied niet aan te tasten. Ook blijft het aantal lichtmasten om die reden beperkt tot de bochten. De lichtmasten worden voorzien van LED-armaturen, die alleen de weg verlichten, maar niet de omgeving. Onder deze omstandigheden kan niet worden geconcludeerd dat van landschappelijke inpassing geen sprake is.

6. Gelet op bovenstaande overwegingen schiet het aan de ruimtelijke onderbouwing ten grondslag gelegde verkeers- en akoestisch onderzoek tekort. Dat betekent dat het bestreden besluit wegens strijd met het bepaalde in artikel 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voor vernietiging in aanmerking komt.

Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Dat herstellen kan met een aanvullende motivering.

Om het gebrek te herstellen, zal verweerder aanvullend onderzoek moeten (laten) doen naar het verkeersaanbod dat het gevolg is van de aanleg van de Euroweg, alsmede de gevolgen daarvan voor de veiligheid van het fietsverkeer. Verder zal verweerder een akoestisch onderzoek moeten laten verrichten waaruit blijkt wat de gevolgen van het bestreden besluit zijn voor eiser(s woning). De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak.

Verweerder moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb en om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als verweerder gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beginsel, ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.

Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in de tussenuitspraak omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht.

De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:

- draagt verweerder op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;

- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;

- houdt iedere verdere beslissing aan.

Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.B. Cornelissen, voorzitter, en mr. W.F. Bijloo en

mr. R.M. Fieten, leden, in aanwezigheid van mr. P.A.M. Spreuwenberg, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op

griffier voorzitter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel