Home

Rechtbank Oost-Brabant, 15-03-2022, ECLI:NL:RBOBR:2022:1018, 21/417

Rechtbank Oost-Brabant, 15-03-2022, ECLI:NL:RBOBR:2022:1018, 21/417

Gegevens

Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Datum uitspraak
15 maart 2022
Datum publicatie
29 maart 2022
ECLI
ECLI:NL:RBOBR:2022:1018
Zaaknummer
21/417

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft in het bestreden besluit is ten onrechte een knip gemaakt in het project door de aanvraag voor een melkrundveehouderij, voor zover deze ziet op beweiden, af te wijzen. Verweerder had alle gevolgen van het aangevraagde project, dus ook de gevolgen van het beweiden van rundvee, moeten onderzoeken om significante gevolgen voor Natura 2000-gebieden uit te sluiten. Vergunninghoudster heeft iets anders aangevraagd dan hetgeen zij daadwerkelijk op dit moment doet en wil gaan doen. De rechtbank adviseert vergunninghoudster om nog eens goed na te denken over wat zij wil gaan aanvragen.

Uitspraak

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch

Bestuursrecht

zaaknummer: SHE 21/417

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de meervoudige kamer van 15 maart 2022 in de zaak tussen

[eisers] , te [vestigingsplaats] , eisers,

(gemachtigde: [naam] ),

en

(gemachtigde: mr. A. Speekenbrink).

Als derde-partij neemt aan het geding deel: [naam] B.V., te [vestigingsplaats] , vergunninghoudster,

(gemachtigde: mr. G.G. Kranendonk).

Procesverloop

In het besluit van 31 december 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder aan vergunninghoudster een vergunning verleend op grond van artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming (Wnb) voor het exploiteren van een melkrundvee- en paardenhouderij aan de [adres] in [woonplaats] en vergunning geweigerd voor het beweiden van vee.

Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

De rechtbank heeft het beroep op 15 maart 2022 op zitting behandeld. Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens vergunninghoudster is [naam] verschenen, bijgestaan door de gemachtigde.

Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt het bestreden besluit;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 354,00 aan eisers te vergoeden;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.518,00.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.

2. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.

-

Vergunninghoudster exploiteert een melkrundvee- en paardenhouderij op het adres [adres] in [woonplaats] .

-

Het bedrijf ligt nabij verschillende Natura 2000-gebieden, waaronder “Vlijmens Ven, Moerputten & Bossche Broek”, “Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen” en “Kampina & Oisterwijkse Vennen”. Het meest dichtbij gelegen onderdeel van een Natura 2000-gebied is “Bossche Broek” op ongeveer 3 kilometer van de inrichting.

-

In het bedrijf van vergunninghoudster werden voorheen ook vleesvarkens gehouden. Hiervoor was door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sint-Michielsgestel (B&W) op 28 mei 1990 op basis van de voormalige Hinderwet een vergunning verleend voor een rundvee- en varkenshouderij. Op 31 augustus 2010 heeft B&W voor de inrichting een revisievergunning verleend voor het houden van 87 melk- en kalfkoeien, ouder dan 2 jaar, stuks vrouwelijk jongvee tot 2 jaar (A 3), 33 volwassen paarden, 3 jaar en ouder (K 3) en 36 paarden in opfok, jonger dan 3 jaar (K 2).

-

Op 11 april 2013 is bij B&W een melding op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer (Abm) ingediend voor het wijzigen van de dieraantallen en soorten in stal B. De melding had betrekking op 78 koeien, 23 stuks vrouwelijk jongvee, 36 volwassen paarden en 36 paarden in opfok. In 2018 is nogmaals een melding gedaan voor het veranderen van de inrichting waarbij de dieraantallen en soorten ongewijzigd zijn gebleven. Deze melding is op 19 februari 2019 geaccepteerd.

-

Op 31 juli 2018 heeft vergunninghoudster een aanvraag ingediend voor een vergunning als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb voor het wijzigen van de melkrundvee- en paardenhouderij. Zij beoogde de bestaande situatie vast te leggen. De aanvraag is meermalen aangevuld.

-

Op 20 maart 2019 heeft verweerder een positief ontwerpbesluit genomen en ter inzage gelegd. Naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 29 mei 20191 over het Programma Aanpak Stikstof (PAS) heeft verweerder op 24 september 2020 een aangepast ontwerpbesluit bekendgemaakt en ter inzage gelegd. Gedurende de inzagetermijn van dit ontwerpbesluit hebben alleen eisers een zienswijze ingediend.

3.1

Eisers zien het beweiden als een onlosmakelijk onderdeel van het onderhavige project. De emissies van koeien in de wei komen bovenop de emissies van dieren in de stal. De emissies van koeien in de wei zijn niet in kaart gebracht. In het bestreden besluit is ten onrechte een knip gemaakt. Verweerder heeft niet onderzocht of alle percelen van vergunninghoudster worden beweid. Verweerder heeft ook niet bezien waar al die percelen liggen.

3.2

In het bestreden besluit heeft verweerder de natuurvergunning expliciet geweigerd voor het beweiden, omdat volgens verweerder de stikstofdepositie van de stal en het bemesten afneemt wanneer het melkrundvee ook in de wei wordt gezet.

3.3

De gevolgen van het beweiden van het vee bij de melkveehouderij moeten worden beoordeeld in samenhang met de gevolgen van het houden van vee in de stallen. De rechtbank ontleent steun voor dit oordeel aan de uitspraak van de Afdeling van 18 november 20202. In een uitspraak van 29 mei 20193 overwoog de Afdeling dat een aanvraag voor een Wnb-vergunning betrekking heeft op alle activiteiten die tezamen één project vormen. Op die wijze is gewaarborgd dat de gevolgen van het gehele project voor het Natura 2000-gebied bij de beoordeling van een vergunningaanvraag worden betrokken. In het bestreden besluit is ten onrechte een knip gemaakt in het project door de aanvraag, voor zover deze ziet op beweiden, af te wijzen. Verweerder had alle gevolgen van het aangevraagde project, dus ook de gevolgen van het beweiden van rundvee, moeten onderzoeken om significante gevolgen voor Natura 2000-gebieden uit te sluiten. Dat heeft verweerder ten onrechte niet gedaan.

4. Reeds om deze reden komt het bestreden besluit in aanmerking voor vernietiging. De rechtbank laat het hier ook bij en zal de overige beroepsgronden niet bespreken. Vergunninghoudster heeft ter zitting namelijk aangegeven dat zij haar rundvee helemaal niet zal gaan beweiden en dit ook al een aantal jaren niet meer doet. Daarvoor heeft vergunninghoudster simpelweg te weinig weilanden (zij moet ook nog de paarden beweiden). Bovendien heeft vergunninghoudster maar voldoende fosfaatrechten voor 60 stuks volwassen melkrundvee, zodat zij de aangevraagde aantallen melkrundvee nu helemaal niet mag houden. Daarbij komt dat vergunninghoudster nagenoeg geen jongvee houdt in het eigen bedrijf maar dit heeft uitbesteed.

5. De rechtbank stelt vast dat door omstandigheden vergunninghoudster iets anders heeft aangevraagd dan hetgeen zij daadwerkelijk op dit moment doet en wil gaan doen. De rechtbank adviseert vergunninghoudster om nog eens goed na te denken over wat zij wil gaan aanvragen. Het heeft er alle schijn van dat bij het houden van 60 stuks volwassen melkrundvee op stal sprake is van een afname van de stikstofdepositie op de betrokken Natura 2000-gebieden, maar zekerheid kan hierover pas worden gegeven als de aanvraag is aangepast. De rechtbank geeft verweerder in dit geval daarom géén opdracht een besluit te nemen op de ingediende aanvraag. Verweerder kan wachten op een eventuele gewijzigde aanvraag van vergunninghoudster.

6.1

Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit.

6.2

Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoeden. Omdat het beroep gegrond is, krijgen eisers ook een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,00 en 1 punt voor het bijwonen van de zitting met een waarde per punt van € 759,00), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.518,00.

6.3

Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M. Verhoeven, voorzitter, en mr. J. Heijerman en mr. R.H.W. Frins, leden, in aanwezigheid van mr. A.G.M. Willems, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 maart 2022.

griffier

Voorzitter

De voorzitter is verhinderd het proces-verbaal mondelinge uitspraak te ondertekenen.

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?