Home

Rechtbank Oost-Brabant, 13-05-2020, ECLI:NL:RBOBR:2020:2591, C/01/334860 / HA ZA 18-377

Rechtbank Oost-Brabant, 13-05-2020, ECLI:NL:RBOBR:2020:2591, C/01/334860 / HA ZA 18-377

Gegevens

Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Datum uitspraak
13 mei 2020
Datum publicatie
19 mei 2020
ECLI
ECLI:NL:RBOBR:2020:2591
Zaaknummer
C/01/334860 / HA ZA 18-377

Inhoudsindicatie

verdeling nalatenschap; legaat tegen inbreng; legaat afgegeven terwijl niet tegelijkertijd de inbreng is voldaan; ongedaan maken afgifte legaat; belang erfgenaam

keuzelegaat omvat alle goederen van de nalatenschap tegen inbreng van de waarde van de gekozen goederen. Legataris heeft legaat aanvaard en alle goederen gekozen. Partijen twisten over de omvang van de inbrengplicht.Legaat is afgegeven zonder dat de inbreng is voldaan. Belang van eiser bij vordering tot ongedaan making afgifte van legaat gelegen in ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de nalatenschapsschulden. Gedaagde / legataris wordt in gelegenheid gesteld te bewijzen dat zij – deels – aan haar inbrengplicht heeft voldaan door alle schulden van de nalatenschap over te nemen en als eigen schuld te voldoen.

Uitspraak

vonnis

Civiel Recht

Zittingsplaats Eindhoven

zaaknummer / rolnummer: C/01/334860 / HA ZA 18-377

Vonnis van 13 mei 2020

in de zaak van

[eiser] ,

wonende te [woonplaats] ,

eiser,

advocaat mr. M.H.C. Morshuis te 's-Gravenhage,

tegen

[gedaagde] ,

mede in haar hoedanigheid van executeur, afwikkelingsbewindvoerder, erfgenaam en vereffenaar in de nalatenschap van na te noemen erflaatster,

wonende te [woonplaats] ,

gedaagde,

advocaat mr. M.K. de Bruin te Leusden.

Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Bij tussenvonnis van 10 oktober 2018 is een comparitie van partijen gelast, die gehouden zou worden op 15 februari 2019. De rechtbank heeft daarna kennisgenomen van:

-

de akte vermeerdering eis van [eiser] , waarbij tevens de producties 23 tot en met 39 zijn overgelegd;

-

de antwoordakte en akte overlegging producties van [gedaagde] , waarbij de producties 28 tot en met 50 zijn overgelegd.

1.2.

Op verzoek van de advocaat van [gedaagde] heeft de comparitie van 15 februari 2019 geen doorgang gevonden en is er een nieuwe datum voor de comparitie bepaald op 24 mei 2019. Tot de gedingstukken behoren verder:

-

de akte van [gedaagde] , waarbij de producties 51 tot en met 57 zijn overgelegd;

-

de akte van [eiser] , waarbij producties 40 (en de daarbij horende bijlagen) zijn overgelegd;

-

het proces-verbaal van comparitie van 24 mei 2019.

1.3.

Ten slotte is vonnis bepaald.

1.4.

De rechtbank heeft geen kennisgenomen van de later nog toegezonden brief van [eiser] , waarbij hij stukken heeft overgelegd. De rechtbank heeft immers geen nadere gelegenheid geboden tot het overleggen van nadere stukken.

2 De feiten

2.1.

Op [datum] is te [plaats] overleden mevrouw [naam erflaatster] , hierna te noemen: “erflaatster”. Erflaatster was ten tijde van haar overlijden niet gehuwd en niet geregistreerd als partner.

2.2.

Erflaatster is gehuwd geweest met [naam voormalig echtgenoot] . Dit huwelijk is door echtscheiding ontbonden. Uit dit huwelijk zijn de volgende kinderen geboren, te weten:

[eiser] , geboren te [plaats] op [datum] ( [eiser] )

[gedaagde] , geboren te [plaats] op [datum] ( [gedaagde] ).

2.3.

Erflaatster heeft bij testament, op 10 mei 2012 verleden voor Mr D.J. den Beer Poortugael, notaris te Eindhoven, voor het laatst beschikt over haar nalatenschap, welk testament door haar dood werd bekrachtigd.

2.4.

In het testament heeft erflaatster, onder meer en voor zover hier van belang, bepaald:

III KEUZELEGAAT

Ik legateer aan mijn dochter, mevrouw [gedaagde] , geboren te [plaats] op [datum] , de goederen van mijn nalatenschap welke zij wenst te verkiezen, zulks onder de verplichting de waarde daarvan in mijn nalatenschap in te brengen.

Mijn genoemde dochter dient binnen zes (6) maanden na mijn overlijden schriftelijk aan mijn erfgenamen kenbaar te maken of zij dit legaat al dan niet wil aanvaarden en zo ja, welke goederen zij alsdan wenst te verkiezen.

Betalingsregeling

Indien en voor zover prompte uitkering van voormelde inbreng voor mijn dochter naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid financieel niet haalbaar is en/of voortzetting van mijn bedrijf (te weten Nail Line B.V., maar tevens mijn aan deze vennootschap ter beschikking gestelde bedrijfspand aan de [adres] te [plaats] , kadastraal bekend, [kadastraal nummer] ) zonder deze beschikking in ernstige mate zou worden bemoeilijkt, is mijn dochter niet verplicht de inbreng te voldoen in contanten doch heeft zij de bevoegdheid het bedrag van de inbreng schuldig te erkennen. De uitbetaling zal alsdan geschieden in ten hoogste tien gelijke jaarlijkse termijnen, waarvan de eerste termijn opeisbaar zal zijn op de eerste januari volgende op mijn overlijden.

(...)

Rente

Over het nog niet betaalde deel van de vorderingen is jaarlijks een rente verschuldigd die door mijn erfgenamen in onderling overleg dient te worden vastgesteld. Zo zij het hierover niet eens kunnen worden, zal jaarlijks een rente verschuldigd zijn gelijk aan de gemiddelde wettelijke rente van het jaar voorafgaand aan de jaarlijkse aflossing op 1 januari.

Zekerheid

Indien een of meer van de erfgenamen dat verlangt, is mijn genoemde dochter verplicht zekerheid te stellen voor de nakoming van de hiervoor bedoelde betalingsverplichtingen.

(...)

ERFSTELLING

Ik benoem mijn beide kinderen tot mijn enige erfgenamen, met toepassing van de wettelijke regels omtrent plaatsvervulling, welke plaatsvervulling in voorkomend geval voor eventuele aanwas zal gaan. Het erfdeel van mijn zoon, de heer [eiser] , geboren te [plaats] op [datum] , is gelijk aan zijn wettelijk minimum erfdeel (legitieme portie). Het overige deel is voor mijn genoemde dochter.

(...)

VI WAARDERING

De waardering van de goederen geschiedt in onderling overleg. Bij gebreke van overeenstemming tussen mijn erfgenamen binnen acht maanden na mijn overlijden, zal de waardering moeten geschieden door een deskundige. Kunnen mijn erfgenamen het niet eens worden over de benoeming van een deskundige, dan geschiedt de benoeming overeenkomstig artikel 679 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

VIII EXECUTELE/AFWIKKELINGSBEWIND

Ik benoem mijn genoemde dochter tot executeur, hierna te noemen de executeur, voor welke benoeming de volgende bepalingen gelden:

1. Taak executeur/bevoegdheid

De executeur heeft tot taak mijn begrafenis of crematie te (doen) verzorgen, de goederen van de nalatenschap te beheren en de schulden van de nalatenschap te voldoen die tijdens zijn beheer uit die goederen moeten worden voldaan, zoals het afgeven van legaten, het nakomen of uitvoeren van overeenkomsten en de voldoening van de kosten van mijn begrafenis of crematie, van eventuele taxatie- en boedelkosten en van de erfbelasting die ten laste komt van erfgenamen of legatarissen. In verband met de betaling van de schulden is de executeur bevoegd de door hem beheerde goederen van mijn nalatenschap te gelde te maken. De executeur behoeft over de keuze en de te gelde making niet in overleg te treden met de erfgenamen en toestemming daarvoor is ook niet vereist.

(...)

3. Vertegenwoordiging

De executeur vertegenwoordigt bij de vervulling van zijn taak mijn erfgenamen in en buiten rechte. De executeur kan ook als wederpartij van zichzelf optreden (selbsteintritt).

(…)

5. Bepalingen afwikkelingsbewind

In het belang van alle betrokkenen om te komen tot een goede afwikkeling van mijn nalatenschap breid ik de taak van de executeur uit met de instelling van een bewind over de erfdelen van mijn erfgenamen en benoem ik mijn genoemde dochter tot bewindvoerder.

(...)

2.5.

[gedaagde] heeft de nalatenschap zuiver aanvaard. [eiser] heeft de nalatenschap beneficiair aanvaard.

2.6.

Erflaatster was eigenaresse van twee onroerende zaken, aan de [adres] en [adres] te [plaats] . [gedaagde] heeft deze onroerende zaken op 15 augustus 2013 laten taxeren door een makelaar, die de gezamenlijke waarde heeft bepaald op € 650.000,00 per 15 augustus 2013.

2.7.

[eiser] heeft de onroerende zaken eveneens laten taxeren. De door hem ingeschakelde makelaar heeft de gezamenlijke waarde van de panden bepaald op € 830.000,00.

2.8.

Op 22 oktober 2013 heeft [eiser] een e-mail gestuurd met de volgende inhoud: "Volgens mij ben ik in de laatste meeting heel duidelijk geweest, om de afwikkeling nalatenschap als 1-geheel te zien.

De punten waaronder de inboedel is een principe akkoord, als we het ook eens zijn over de

andere punten. Jammer genoeg komen we niet uit de waardebepaling van de panden en ben ik vrij om een voorstel te doen om eruit te komen.

Om nog meer werk, kosten, energie en lange mailtjes te voorkomen herhaal ik nog even het voorstel (…)

Mocht [gedaagde] zich hierin niet kunnen vinden, dan moeten we het anders oplossen en hebben we een 3e taxateur nodig. Deze 3e taxateur kan bepaald worden door de 2 makelaars die de taxaties al hebben gedaan. De uitkomst van die taxatie is dan onafhankelijk en bindend".

2.9.

In een op 8 november 2013 door [eiser] en op 10 november 2013 door [gedaagde] ondertekend stuk met als onderwerp “Vaststellingsovereenkomst taxatie [adres] en [adres] ” zijn partijen het volgende overeengekomen:

“Beide partijen hebben een taxatie aangevraagd betreffende panden [adres] en [adres] . De taxaties van makelaar MVGM, heer [naam taxateur 1] (650k) en makelaar Lommers/Janssen/Steijlen, Hr. [naam taxateur 1] (830k) liggen ver uit elkaar.

De vraag van beide partijen is om een 3e taxatie, uitgevoerd door een nieuwe onafhankelijke taxateur benoemd door eerder genoemde taxateurs.

Beide partijen komen overeen en tekenen dat de taxatiewaarde van de 3e onafhankelijke makelaar bindend is.”

2.10.

In een taxatierapport van 11 december 2013 van Colliers International is de marktwaarde, vrij van huur en of gebruik van de panden gesteld op een waarde van € 700.000,00. Het taxatierapport vermeldt [gedaagde] als opdrachtgever en vermeldt (onder 1.4.) als een van de “bijzondere uitgangspunten of speciale opdracht zoals voorafgaand overeengekomen met opdrachtgever” dat ervan is uitgegaan dat het object vrij van huur en gebruik is.

2.11.

Bij brief van 23 december 2013 heeft [gedaagde] het volgende aan [eiser] medegedeeld:

“Bij deze wil ik kenbaar maken dat ik het keuzelegaat van het testament van mijn moeder [naam erflaatster] aanvaard voor de waarden zoals eerder besproken en door beide partijen zijn

aanvaard.

Samen overeengekomen waarden zoals eerder besproken:

Inboedel woning €8.000,-

Bedrijf NLC €8.000,-

Wij zijn niet samen overeen kunnen komen wat de waarde is van de panden aan de [adres] en [adres] te [plaats] .

Daartoe hebben we in overleg met elkaar besloten een 3e makelaar de waarde te laten

bepalen die dan ook bindend zal zijn.

Uit de taxatie van Colliers is nu gebleken dat de panden gewaardeerd zijn voor een bedrag

van €700.000,-.

Aan de hand van deze gegevens laat ik mijn adviseur dhr. [naam adviseur] een eindopstelling

maken waarin er uiteraard rekening gehouden gaat worden met de nog bijgekomen kosten

van de afgelopen periode en de nog komende kosten. Dit betreft kosten van taxatie 3e

makelaar, extra kosten adviseur/notaris, kosten onderhoud panden, belasting, kosten

testament executeur etc.”

2.12.

Bij e-mail van 4 januari 2014 heeft [eiser] aan [gedaagde] geschreven:

“Beste [gedaagde] ,

Heb het schrijven over de 3e taxatie ontvangen.

Nu alle bedragen bekend zijn kan de eindbalans opgemaakt worden.

Graag een cijfermatige uiteenzetting van deze aantoonbaar gemaakte kosten.

(…)”

2.13.

Bij brief van 23 april 2014 heeft rechtsbijstandsverlener DAS namens [eiser] medegedeeld dat bij de taxatie door Colliers International niet is uitgegaan van de juiste feiten en omstandigheden, dat [eiser] zich niet aan die taxatie gebonden acht en dat hij de overeenkomst ontbindt.

2.14.

Volgens de notariële akte van 8 juni 2017 is [gedaagde] , in haar hoedanigheid van executeur (afwikkelingsbewindvoerder) overgegaan tot afgifte van alle goederen van de nalatenschap aan haarzelf. In die akte is het volgende opgenomen:I.INLEIDING(…)

[gedaagde] heeft blijkens een brief aan haar genoemde broer [eiser] van drieëntwintig december tweeduizend dertien verklaard volledig gebruik te willen maken van het hiervoor bedoelde keuzelegaat, hetgeen inhoudt dat zij alle goederen van erflaatsters nalatenschap verkiest II.OMSCHRIJVING GOEDEREN VAN ERFLAATSTERS NALATENSCHAP (…) tot de goederen van erflaatsters nalatenschap en derhalve tot de door [gedaagde] verkozen goederen in ieder geval behoren: 1. Na te melden registergoederen (rb:het woonhuis aan [adres] te [plaats] en het bedrijfspand [adres] te [plaats] );

2. na te melden aandelen rb: de aandelen van Nail Line B.V.);

3.. erflaatsters gehele inboedel;

4.. alle bankrekeningen van erflaatster;

5. de personenauto van het merk BMW.

(…)

“V. INBRENGVERPLICHTING/VERDERE AFWIKKELING VAN DE NALATENSCHAP

Zoals hiervoor geciteerd uit de keuzebepalingen in het testament is [gedaagde] verplicht de waarde van de verkozen goederen in de nalatenschap in te brengen. De omvang en de wijze van de inbreng alsmede de overneming en/of andere afwikkeling van de schulden van erflaatsters nalatenschap zal verder tussen erflaatsters erfgenamen onderling, dat wil zeggen buiten verdere bemoeienis van mij, notaris, vastgesteld en afgehandeld dienen te worden. Deze akte is derhalve beperkt tot voormelde afgifte van het keuzelegaat.”

3 Het geschil

3.1.

Na vermeerdering van eis luidt de vordering van [eiser] :

I. [gedaagde] te veroordelen een notariële beëdigde boedelbeschrijving in de nalatenschap van erflaatster op te (laten) stellen en deze onder overlegging van alle daarop betrekking hebbende verificatoire bescheiden af te geven binnen 14 dagen na het in deze te wijzen vonnis, op straffe van een dwangsom van€ 1.000,-- per dag voor iedere dag dat gedaagde in gebreke zal blijven hieraan te voldoen;

II. [gedaagde] te veroordelen binnen 14 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis aan hem af te geven alle bescheiden, zoals opgenomen in randnummer 24 van de dagvaarding, op straffe van een dwangsom;

III. De omvang van de legitimaire massa vast te stellen in de nalatenschap van erflaatster;

IV. De omvang van het aan hem toekomende erfdeel vast te stellen;

V. De omvang van de aan hem toekomende aanvullende legitieme, voor zover de legitieme portie meer bedraagt dan het aan hem toekomende erfdeel, vast te stellen;

Vl. De wijze van verdeling van de nalatenschap vast te stellen;

VII. [gedaagde] te veroordelen om aan hem te voldoen een gebruiksvergoeding van € 29.000,-- althans een dusdanig bedrag als de rechtbank juist acht, over de periode 4 juli 2013 tot 4 mei 2018 en te vermeerderen met zijn aandeel in de gebruiksvergoeding van € 2.000,-- per maand vanaf 4 mei 2018 tot aan de dag van verdeling van het woonhuis aan de [adres] te [plaats] , te vermeerderen met de wettelijke rente;

VIII. [gedaagde] te veroordelen aan hem te voldoen een bedrag van € 55.121,--, althans een dusdanig bedrag als de rechtbank juist acht ter zake zijn aandeel in de netto opbrengsten van de onroerende zaken gegenereerd vanaf 4 juli 2013 tot 4 mei 2018, te vermeerderen met wettelijke rente;

IX. [gedaagde] te veroordelen aan hem te voldoen zijn aandeel in de netto opbrengsten van de onroerende zaken gegenereerd na 4 mei 2018 tot aan de datum van verdeling van de onroerende zaken, te vermeerderen met wettelijke rente;

X. [gedaagde] te veroordelen aan hem te voldoen zijn aandeel in de netto winst uit Nail Line B.V., vanaf 4 juli 2013 tot de datum van de verdeling van de aandelen Nail Line B.V. naar evenredigheid van zijn aandeel in deze netto winsten en te vermeerderen met wettelijke rente;

XI. Te bepalen dat het bedrijfspand aan de [adres] te [plaats] wordt gewaardeerd door een door de rechtbank ex artikel 679 Rv aan te wijzen onafhankelijke deskundige, niet zijnde Colliers International tegen de waarde per datum waardering in verhuurde staat;

XII. Te bepalen dat de woning aan de [adres] te [plaats] wordt gewaardeerd door een door de rechtbank ex artikel 679 Rv aan te wijzen onafhankelijke deskundige, niet zijnde Colliers International tegen de waarde per datum waardering in onverhuurde staat;

XIII. Te bepalen dat de woning en de bedrijfsruimte zo spoedig mogelijk dienen te worden verkocht en geleverd aan een derde;

XIV. [gedaagde] te bevelen medewerking te verlenen aan het in de verkoop brengen en verkopen van de woning en de bedrijfsruimte, waarbij door de door de te benoemen makelaar de vraag- en verkoopprijs, zij het zoveel mogelijk in overleg met partijen, zal worden bepaald;

XV. [gedaagde] te veroordelen om binnen 14 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis aan hem te voldoen het door de rechtbank vast te stellen aan hem toekomende erfdeel en, voor zover zijn legitieme portie meer bedraagt dan het aan hem toekomende erfdeel, tevens de aanvullende legitieme, alles vermeerderd met de rente van 4% vanaf 4 juli 2013, althans vanaf de dag van betekening van de dagvaarding tot de dag der algehele voldoening, althans te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf een door uw rechtbank

in goede justitie te bepalen datum;

XVI. [gedaagde] (in privé) te veroordelen, voor zover het saldo van de nalatenschap ontoereikend zou zijn om het aan hem toekomende erfdeel en de aanvullende legitieme te voldoen, vermeerderd met wettelijke rente;

XVII. Voor het geval de rechtbank van oordeel zou zijn dat [gedaagde] niet verplicht is de inbreng te voldoen in contanten, doch de bevoegdheid zou hebben het bedrag van de inbreng schuldig te erkennen, haar te veroordelen het aan hem toekomende erfdeel in ten hoogste 10 gelijke jaarlijkse termijnen, waarvan de eerste 5 termijnen reeds zijn verstreken en derhalve direct opeisbaar zijn en de eerstvolgende termijn opeisbaar zal zijn op 1 januari 2019 en de daaropvolgende termijnen steeds op 1 januari van het daaropvolgende jaar en gedaagde te veroordelen jaarlijks, ingaande 1 januari 2013, een rente te voldoen van 4% over het aan hem toekomende en [gedaagde] te veroordelen een door hem goed te keuren zekerheid te stellen voor de nakoming van de hiervoor bedoelde betalingsverplichtingen;

XVIII. [gedaagde] te veroordelen om binnen 14 dagen na de datum van het vonnis inlichtingen en rekening en verantwoording af te leggen onder overlegging van verificatoire bescheiden over het door haar gevoerde beheer over de nalatenschap van erflaatster, op verbeurte van een dwangsom;

XIX. Primair te verklaren voor recht dat de levering door [gedaagde] aan zichzelf van de onroerende zaken aan de [adres] - [adres] te [plaats] nietig is, subsidiair de levering te vernietigen en de registratie te herstellen in de oude toestand (overeenkomende met die direct voorafgaand aan de afgifte van de legaten), meer subsidiair [gedaagde] te veroordelen tot het ongedaan maken van de levering aan zichzelf met herstel van de registratie op naam van de erven, dan wel beide erfgenamen en [gedaagde] te veroordelen om te leveren aan, dan wel mee te werken aan de levering aan de nalatenschap, althans aan ieder van de erfgenamen in de nalatenschap van erflaatster, de onverdeelde helft van de onroerende zaken aan de [adres] - [adres] te [plaats] , de aandelen van Nail Line BV, de inboedel, de saldi van de bankrekeningen van erflaatster en de personenauto (BMW) op straffe van een dwangsom en te bepalen dat, indien [gedaagde] nalatig blijft mee te werken aan

de levering van de genoemde onroerende zaken aan de nalatenschap, althans aan ieder

van de erfgenamen in de nalatenschap van erflaatster, dit vonnis ex art. 3:300 BW dezelfde

kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte notariële akte tot eigendomsoverdracht van het aandeel van gedaagde in de genoemde onroerende zaken aan de nalatenschap, althans aan de erfgenamen in de nalatenschap van erflaatster en in de plaats treedt van de in wettige vorm opgemaakte notariële akte tot levering van het aandeel van [gedaagde] in genoemde onroerende zaken, welk vonnis voor inschrijving vatbaar is in de daartoe bestemde registers.

XX. Subsidiair [gedaagde] voor zover dit betreft de ten onrechte afgegeven legaten, te veroordelen om aan de nalatenschap van erflaatster te voldoen € 1.082.695,-- met rente vanaf 8 juni 2017, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag aan schadevergoeding een en ander met rente en kosten.

XXI. [gedaagde] te veroordelen aan hem te voldoen € 4.948,35 te vermeerderen met de invorderingsrente uit hoofde van de aanslag erfbelasting en bijkomende kosten in verband met het niet tijdig verzorgen van de belastingaangifte en betaling van de aanslag erfbelasting;

XXII. [gedaagde] te veroordelen aan hem te voldoen € 24.051,82 te vermeerderen met de wettelijke rente,

alles met veroordeling van [gedaagde] in de (na)kosten, vermeerderd met rente.

3.2.

[gedaagde] voert verweer.

3.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

5 De beslissing