Home

Rechtbank Oost-Brabant, 18-01-2018, ECLI:NL:RBOBR:2018:5005, 6077868 / 17-5804

Rechtbank Oost-Brabant, 18-01-2018, ECLI:NL:RBOBR:2018:5005, 6077868 / 17-5804

Inhoudsindicatie

Wordt verboden onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte gemaakt door buschauffeur niet toe te laten tot de in de cao opgenomen ouderenregeling? Zie voor eindvonnis: ECLI:NL:RBOBR:2018:5006

Uitspraak

Civiel Recht

Zittingsplaats Eindhoven

Zaaknummer : 6077868

Rolnummer : 17-5804

Uitspraak : 18 januari 2018

in de zaak van:

[werknemer] ,

wonende te [plaats] ,

eisende partij,

gemachtigde: FNV Individuele Belangenbehartiging te Weert,

t e g e n

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Hermes Openbaar Vervoer B.V.,

statutair gevestigd te Weert en kantoorhoudende te Eindhoven,

gedaagde partij,

gemachtigde: mr. W.M. Hes te Amsterdam.

Partijen zullen hierna “ [werknemer] ” en “Hermes” worden genoemd.

1 Het verdere verloop van het geding

1.1.

Dit blijkt uit het volgende:

-

het tussenvonnis van 14 september 2017, waarbij een comparitie van partijen is gelast;

-

de comparitie na antwoord (hierna: de zitting), gehouden op 21 december 2017, waarbij de griffier aantekeningen heeft gemaakt van wat partijen ter toelichting op hun standpunt naar voren hebben gebracht.

1.2.

Tot slot is opnieuw vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende weersproken en/of op grond van de onbestreden inhoud van de overgelegde producties het volgende vast.

2.2.

[werknemer] , geboren op [datum] 1957, is op 24 mei 1983 in dienst getreden bij Hermes, althans diens rechtsvoorganger(s), in de functie van buschauffeur. Het dienstverband is oorspronkelijk aangegaan voor 40 uur per week.

2.3.

Met ingang van 20 augustus 1990 heeft [werknemer] zich voor 50% ziek gemeld, waarna op 7 januari 1992 een volledige ziekmelding is gevolgd. Per 1 mei 1993 heeft hij zijn werkzaamheden als buschauffeur voor 20 uur per week (4 uur per dag gedurende 5 dagen per week) hervat, waarbij hij met toepassing van artikel 44 WAO werd ingedeeld in de klasse 45-55%.

2.4.

[werknemer] is voor 50% van de duur van het aanvankelijk overeengekomen dienstverband bij Hermes werkzaam gebleven.

2.5.

Op grond van aanhoudende medische klachten is het voor [werknemer] niet mogelijk om meer dan 4 uur per dag te werken en is een werkweek van 20 uur voor hem het maximaal haalbare.

2.6.

Op de dienstbetrekking van [werknemer] is de collectieve arbeidsovereenkomst Openbaar Vervoer 2016-2017 van toepassing (hierna: de cao).

2.7.

Artikel 9 (parttimers) van de cao luidt, voor zover thans relevant, als volgt:

De bepalingen van deze CAO en de bijlagen zijn van toepassing op parttimers, met inachtneming van het gestelde in dit artikel.

(...)

4. Ten aanzien van de parttimer dienen de navolgende artikelen op de hierna aangegeven wijze te worden toegepast:

(...)

Artikel 20A (ouderenregeling 60+ vanaf 1 januari 2016)

Artikel 20A is op parttimers met een arbeidsduur van minimaal 28 uren per werkweek pro rata van toepassing.

(...)

Artikel 20A (ouderenregeling 60+ vanaf 1 juli 2014) van de cao luidt, voor zover thans relevant, als volgt:

1. De werknemer kan op zijn verzoek gebruik maken van de ouderenregeling indien hij:

a. a) de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt (vanaf 2019 61 jaar en vanaf 2023 62 jaar) en

b) direct voorafgaand aan de ingangsdatum van de ouderenregeling gedurende tenminste 10 jaar onafgebroken fulltime dan wel parttime met een arbeidsduur van minimaal 28 uren per werkweek werkzaam is geweest bij één van de ondernemingen waarop de cao (...) van toepassing is en

c) voor zijn 50-ste verjaardag heeft afgezien van de structurele verkoop van zijn ATV-dagen (...) en

d) zich minimaal 4 maanden vóór het gewenste moment van deelname aan de ouderenregeling heeft aangemeld bij zijn werkgever. De ouderenregeling gaat niet eerder in dat op de dag waarop de werknemer de in lid 1 sub a genoemde leeftijd heeft bereikt. (...)’

2.8.

[werknemer] is op [datum] 2017 60 jaar oud geworden. Hij heeft op 5 september 2016 (herhaald bij brief van 18 januari 2017 en 24 maart 2017) bij Hermes een aanvraag ingediend om in aanmerking te komen voor de ouderenregeling.

2.9.

Hermes heeft het verzoek van [werknemer] afgewezen.

3 Het geschil

3.1.

[werknemer] vordert, beknopt weergegeven, Hermes, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen:

  1. om hem in de gelegenheid te stellen gebruik te maken van de ouderenregeling, op straffe van verbeurte van een dwangsom;

  2. tot betaling aan hem van € 1.089,95 bruto aan schadevergoeding, te vermeerderen met

€ 219,79 bruto per maand, voor elke maand of gedeelte daarvan, zolang Hermes hem na juni 2017 niet in de gelegenheid heeft gesteld gebruik te maken van de ouderenregeling;

een en ander te vermeerderen met rente en kosten als vermeld in de dagvaarding.

3.2.

[werknemer] legt daaraan, zakelijk weergegeven en in het licht van de hiervoor vermelde feiten, het volgende ten grondslag.

Omdat Hermes weigert om hem in de gelegenheid te stellen gebruik te maken van de ouderenregeling wordt een verboden onderscheid gemaakt tussen arbeidsgeschikte en (gedeeltelijk) arbeidsongeschikte werknemers. Er is sprake van strijd met het bepaalde in artikel 4 in verbinding met artikel 1 van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (hierna: WGBH/CZ). Vanwege medische redenen is hij niet in staat om meer dan 20 uur per week te werken. Een 20-urige werkweek staat voor hem in feite gelijk aan een fulltime dienstverband van een collega zonder medische beperkingen. Met het hanteren van de grens van minimaal 28 uur per week, die arbitrair is, wordt ten onrechte op geen enkele wijze rekening gehouden met werknemers, zoals hijzelf, die vanwege ziekte of gebrek niet in staat zijn om meer uren per week te werken dan zij daadwerkelijk verrichten. Er is geen gerechtvaardigde reden om aan de bijzondere omstandigheden waarin hij verkeert voorbij te gaan.

Ook maakt Hermes een verboden onderscheid op grond van arbeidsduur. Verwezen wordt naar een tweetal uitspraken van het College voor de Rechten van de Mens (hierna: het College) van 20 april 2015 met betrekking tot de ouderenregeling. De in de cao opgenomen grens van minimaal 28 uur per week is arbitrair. De rechtswerking van de uitspraken van het College kunnen niet opzij gezet worden door een onderhandelingsresultaat van een cao.

De handelwijze van Hermes is in strijd met het goed werkgeverschap, zoals bedoeld in artikel 7:611 BW, en in strijd met de redelijkheid en billijkheid.

Door het handelen van Hermes heeft hij schade geleden, becijferd op € 219,79 bruto per maand. Over de periode van 1 februari 2017 tot en met juni 2017 bedraagt de schade

€ 1.098,95 bruto.

3.3.

Hermes concludeert tot afwijzing van al het gevorderde, met veroordeling, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, van [werknemer] in de proceskosten. Zij voert, zakelijk weergegeven, het volgende verweer.

De twee uitspraken van het College van 20 april 2015 waarna [werknemer] verwijst zijn voor de cao-partijen aanleiding geweest om de voorheen geldende ouderenregeling, die slechts voor fulltimers (40 uur per week) gold, aan te passen aan de huidige cao-regeling. Hermes is geen partij bij de cao en past deze slechts toe. [werknemer] kan Hermes niet het verwijt maken dat de huidige ouderenregeling vanwege schending van een objectieve rechtvaardigingsgrond in strijd is met de wet en de jurisprudentie van het College. Voor zover dit al het geval is, moet [werknemer] zich wenden tot de cao-partijen en/of het College.

Daarbij komt dat wanneer [werknemer] gelijk zou hebben dit tot gevolg heeft dat de betreffende cao-bepaling nietig is, voor niemand meer geldt en dat [werknemer] daarop dan dus ook geen beroep meer kan doen.

Als de in artikel 20A van de cao opgenomen ouderenregeling wel geldig is, dan is het verzoek van [werknemer] om van deze regeling gebruik te maken terecht afgewezen. Hij werkt immers niet fulltime noch parttime met een arbeidsduur van minimaal 28 uur per week. [werknemer] heeft een parttime contract met een arbeidsduuromvang van 20 uur per week.

Voor zover geoordeeld wordt dat de genoemde cao-bepaling geldig is, maar nadere uitleg behoeft dan dient dit te geschieden aan de hand van de cao-norm (HR 20 februari 2004, JAR 2004/83, DSM/Fox). Dit zal niet tot een andere uitleg leiden dan dat Hermes nu doet, terwijl aan de door [werknemer] voorgestane uitleg de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen in de weg staat. Wanneer [werknemer] in zijn standpunt zou worden gevolgd zou dit immers met zich brengen dat bij een beroep op artikel 20A van de cao steeds de persoonlijke omstandigheden van werknemers moeten worden meegewogen, hetgeen tot rechtsonzekerheid en rechtsongelijkheid zou kunnen leiden en dus onwenselijk is voor de werknemers.

Er bestaat geen aanleiding om aan [werknemer] een schadevergoeding te betalen, zodat ook dit deel van de vordering moet worden afgewezen.

4 De beoordeling

5 De beslissing