Home

Rechtbank Noord-Nederland, 26-05-2023, ECLI:NL:RBNNE:2023:2551, 161062

Rechtbank Noord-Nederland, 26-05-2023, ECLI:NL:RBNNE:2023:2551, 161062

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
26 mei 2023
Datum publicatie
23 juni 2023
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2023:2551
Zaaknummer
161062

Inhoudsindicatie

Veroordeling GI tot dwangsommen wegens negeren opdracht van de rechtbank tot het opstarten van begeleide omgang. Geen reden om omgang niet op te starten.

Uitspraak

Afdeling Privaatrecht

Locatie Leeuwarden

zaak-/rekestnummer: C/17/161062 / FA RK 18-623

beschikking van de enkelvoudige kamer d.d. 26 mei 2023

inzake

[de man] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna ook te noemen: de man,

advocaat: mr. H.D. Postma, kantoorhoudende te Leeuwarden,

tegen

REGIECENTRUM BESCHERMING EN VEILIGHEID,

gevestigd te Leeuwarden,

in haar hoedanigheid als voogd,

hierna ook te duiden als: de GI (Gecertificeerde Instelling).

1 Het verdere procesverloop

1.1.

De rechtbank heeft laatstelijk bij beschikking van 26 september 2022, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast moet worden beschouwd, de zaak (wederom) aangehouden in afwachting van het traject Beschermde Omgang en Coaching na Scheiding (BOCS) van Jeugdhulp Friesland, met betrekking tot de minderjarige [minderjarige] (verder: [minderjarige] ), geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] en verwezen naar de pro forma zitting van 29 december 2022.

1.2.

Na de hiervoor genoemde beschikking heeft de rechtbank kennis genomen van:

 een brief namens de man van 8 december 2022;

 een e-mail van de GI van 13 december 2022;

 een brief van [minderjarige] , ingekomen op 29 maart 2023.

1.3.

Mr. A.L. Witteveen, heeft namens de moeder van [minderjarige] , [de vrouw] (verder: de vrouw) bij brief van 6 april 2023 met bijlage(n) verzocht om haar als belanghebbende aan te merken.

1.4.

De voortgezette mondelinge behandeling was aanvankelijk gepland op 17 maart 2023. Na een uitstelverzoek van de man op 25 januari 2023 is de voortgezette mondelinge behandeling opnieuw gepland op 21 april 2023.

1.5.

De voortgezette mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 21 april 2023. Verschenen zijn:

 de man, bijgestaan door zijn advocaat;

 [naam] , namens de GI;

 [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming, locatie Leeuwarden (verder: RvdK).

De vrouw is niet ter zitting verschenen. Ook haar advocaat is niet verschenen.

2 Verzoeken (resterende) ten aanzien van de omgangsregeling

2.1.

De man heeft bij inleidend verzoekschrift van 8 mei 2018 de rechtbank verzocht te bepalen dat [minderjarige] week op week af de ene week van vrijdag 14:00 uur tot de daarop volgende vrijdag 14:00 bij de man zal verblijven en de daarop volgende week bij de vrouw en dat de vakanties en de feestdagen in goed onderling overleg bij helfte zullen worden verdeeld, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen regeling.

Kosten rechtens.

2.2.

Bij brief van 18 augustus 2022 heeft de man zijn verzoek gewijzigd/vermeerderd, in die zin dat de man de rechtbank verzoekt te bepalen om, uitvoerbaar bij voorraad:

  1. voorlopig te bepalen dat de man en [minderjarige] via en onder regie van de GI begeleide omgang met elkaar zullen hebben binnen het BOCS-traject, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag of dagdeel dat de GI nalaat aan de in deze te wijzen beschikking te voldoen;

  2. nadat de omgang via het traject BOCS dan wel een aansluitend traject is opgebouwd in goede justitie een definitieve omgangsregeling vast te stellen tussen de man en [minderjarige] .

2.3.

Bij brief van 8 december 2022 heeft de man aanvullend verzocht om alsnog te bepalen, dat de beschikkingen van deze rechtbank van 17 december 2021 en 26 september 2022 nagekomen moeten worden op straffe van een dwangsom, zoals door de man eerder is verzocht.

3 Positie van de vrouw

3.1.

Bij brief van 6 april 2023 heeft de vrouw de rechtbank verzocht om haar als belanghebbende aan te merken. Ter onderbouwing hiervan heeft de vrouw onder meer naar voren gebracht, dat de man vanaf september 2022 kaartjes en foto's naar [minderjarige] stuurt en dat [minderjarige] tijdens de omgang die zij met hem heeft, te kennen geeft dat hij last heeft van het contact met de man, dusdanig dat zijn trauma daardoor getriggerd wordt. De speltherapie hiervoor is reeds afgerond, zodat dit punt niet binnen enige vorm van therapie of behandeling wordt opgepakt. Het vaststellen van een omgangsregeling met de man heeft volgens de vrouw dus tevens effect op haar omgangsmomenten met [minderjarige] , aangezien [minderjarige] zichtbaar last heeft van de omgang met de man, namelijk teruggetrokken en verdrietig. Gelet op de afwezigheid van de vaste voogd, de intensieve betrokkenheid van de vrouw en de goede band en omgangsregeling die zij met [minderjarige] heeft, vindt de vrouw dat zij aangemerkt moet worden als een persoon op wiens rechten en plichten de zaak rechtstreeks betrekking heeft, zoals bedoeld in artikel 798 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

3.2.

De rechtbank is van oordeel, dat hetgeen de vrouw heeft gesteld, inhoudende dat de wijze van contact tussen de man en [minderjarige] , rechtstreeks van invloed is op haar contact met [minderjarige] , niet door de vrouw met (medische) stukken is onderbouwd. Het staat voor de rechtbank dan ook niet vaststaat dat er zich een situatie voordoet, zoals bedoeld in artikel 798 Rv. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel, dat de vrouw geen belanghebbende is.

4 Beoordeling

5 Beslissing