Home

Rechtbank Noord-Nederland, 02-12-2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:4584, 21/3754

Rechtbank Noord-Nederland, 02-12-2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:4584, 21/3754

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
2 december 2022
Datum publicatie
8 maart 2023
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2022:4584
Zaaknummer
21/3754

Inhoudsindicatie

Tijdelijke omgevingsvergunning tiny house. Geen sprake van onevenredige aantasting aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Uitspraak

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummer: LEE 21/3754

(gemachtigde: M.D. Kaak),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tynaarlo (het college)

(gemachtigde: R. I. Waijer, M. Van der Gaag en L. Siebers).

Als derde-partijen nemen aan de zaak deel: [vergunninghouder] uit [woonplaats] ([vergunninghouder]) en [eigenaren perceel] uit [woonplaats].

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van [eiser] tegen het besluit tot verlening aan [vergunninghouder] van een tijdelijke omgevingsvergunning voor het plaatsen van een tiny house.

1.1.

Met het bestreden besluit van 13 oktober 2021 is het college bij de vergunningverlening gebleven.

1.2.

Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

1.3.

De rechtbank heeft het beroep op 2 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [eiser], diens gemachtigde, de gemachtigde van het college, [vergunninghouder] en de eigenaren van het betrokken perceel.

2. De rechtbank beoordeelt de verlening van de vergunning. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van [eiser].

3. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

3.1.

De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

4. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.

4.1.

Op 2 december 2020 heeft [vergunninghouder] een aanvraag voor een tijdelijke omgevingsvergunning voor de bouw van een tiny house op het adres [adres] te [woonplaats] ingediend, een perceel bij de woning van haar ouders, die daarvan ook eigenaar zijn.

4.2.

Op deze locatie geldt krachtens het bestemmingsplan ‘Buitengebied Tynaarlo – partiële herziening’ de enkelbestemming ‘Wonen’. Het bouwplan is in strijd met artikel 27.2.2. sub a van de planregels dat bepaalt dat het aantal wooneenheden ten hoogste het bestaande aantal per bouwperceel bedraagt. Met het bouwen van een tiny house wordt een woning toegevoegd.

4.3.

Het college heeft op 30 maart 2021 een omgevingsvergunning voor de duur van maximaal tien jaar aan [vergunninghouder] verleend voor de activiteiten bouwen van een bouwwerk1 en handelen in strijd met regels van ruimtelijke ordening.2 De omgevingsvergunning is verleend met toepassing van artikel 4 onderdeel 11 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor).

Bespreking van de beroepsgronden

De tijdelijkheid van het bouwwerk

5.1.

[eiser] betwist dat sprake is van een tijdelijk bouwwerk. Omdat het geen tijdelijk bouwwerk betreft, had, aldus [eiser], ook een welstandsadvies moeten worden ingewonnen.

5.2.

De vergunning is voor de duur van maximaal 10 jaar verleend. Dit is gebeurd met toepassing van artikel 4, onderdeel 11, van bijlage II van het Bor. Voor toepassing van die bepaling is vereist dat het feitelijk mogelijk en aannemelijk is dat de tiny house zonder onomkeerbare gevolgen kan worden verwijderd.3 In deze procedure is niet van belang of het aannemelijk is of dat dit te zijner tijd ook daadwerkelijk gebeurt. Dat betreft een kwestie van handhaving in de toekomst. Het college en [vergunninghouder] hebben ter zitting uiteengezet dat de tiny house in technisch opzicht kan worden ontmanteld en verwijderd: de tiny house staat op betonplaten en is opgebouwd uit vier componenten die uit elkaar kunnen worden gehaald. [eiser] heeft dit niet gemotiveerd weersproken. Hij heeft enkel uiting gegeven aan de vrees dat de tiny house zal blijven staan, met alle gevolgen van dien.

5.3.

Daarmee is aan het vereiste voor het verlenen van een tijdelijke vergunning op grond van het Bor voldaan en mocht de vergunning op deze grondslag worden verleend. Hieruit volgt dat het college geen welstandsadvies hoefde in te winnen. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.

De Basisprincipes beoordeling kansrijke open plekken

6.1.

[eiser] voert aan dat het college de ‘Basisprincipes beoordeling kansrijke open plekken’ niet correct heeft toegepast en het de vergunning daarom niet kon verlenen. De rechtbank stelt vast dat deze regels kunnen worden gekwalificeerd als beleid, zodat het college hieraan is gebonden.4 Het college heeft de vergunningaanvraag blijkens de ruimtelijke afweging in de omgevingsvergunning ook aan dit beleid getoetst. Er is puntsgewijs overwogen dat aan de vereisten is voldaan. [eiser] heeft niet concreet gemaakt op welke manier dit onjuist is. Ook deze beroepsgrond slaagt daarom niet.

Het woon- en leefklimaat

7.1.

[eiser] stelt dat plaatsing van de tiny house leidt tot een onevenredige aantasting van zijn woon- en leefklimaat en in strijd is met de goede ruimtelijke ordening. De tiny house is op 6 meter afstand van zijn perceel gebouwd, waardoor zijn uitzicht en zijn privacy worden verstoord. De geplaatste haag en schutting beperken het zicht dat hij heeft op het bouwwerk ook niet, aldus [eiser].

7.2.

Naar het oordeel van de rechtbank mocht het college zich op het standpunt stellen dat het bouwplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en geen onevenredige aantasting oplevert van het woon- en leefklimaat van [eiser]. De afstand tussen de tiny house en de woning van [eiser] bedraagt circa 20 meter en de geluiden die met het gebruik van de tiny house gepaard gaan betreffen normale leefgeluiden. Er is tegen die achtergrond onvoldoende gesteld om aan te nemen dat de effecten die de aanwezigheid van de tiny house heeft op de privacy, het zicht en de rust van [eiser] dusdanig zijn dat ze in deze woonomgeving het aanvaardbare te buiten gaan.

Alternatieven

8.1.

[eiser] voert aan dat het niet noodzakelijk was om een tiny house op het perceel te plaatsen. [vergunninghouder] woonde in de garage en kon daar blijven wonen. Ook zou het verder naar achteren verplaatsen van de tiny house volgens [eiser] een minder verregaande inbreuk hebben gemaakt op zijn woon- en leefomgeving. Het college heeft in de besluitvorming onvoldoende oog gehad voor deze alternatieven.

8.2.

Het is aan het college om op de aanvraag zoals die is gedaan te beslissen. Dit betekent dat de door [vergunninghouder] aangevraagde bouw wordt toegestaan of dat deze wordt afgewezen. Als het project op zichzelf aanvaardbaar is, kan het bestaan van een alternatief alleen betekenis hebben als op voorhand duidelijk is dat door verwezenlijking daarvan een gelijkwaardig resultaat kan worden behaald met aanmerkelijk minder bezwaren.5 Dat is hier niet het geval. In de door het college onder 6.1 genoemde regels is opgenomen dat moet worden gebouwd aan de doorgaande weg, zodat de plaatsing achterop het perceel niet mogelijk is. Ook verder zijn geen alternatieven voorgesteld die aan de eisen voldoen. De vraag of de aanvraag noodzakelijk was om in woonruimte voor [vergunninghouder] te voorzien, is niet relevant. Het was aan [vergunninghouder] om af te wegen of zij een aanvraag wilde indienen.

Overige gronden

9.1.

[eiser] stelt dat de tiny house niet voldoet aan de definitie van tiny houses die hij op het internet heeft gevonden. Ook deze beroepsgrond treft geen doel. Het college heeft de aanvraag terecht beoordeeld op basis van de feitelijke kenmerken zoals die in de aanvraag zijn beschreven. Definities op het internet zijn niet bepalend voor die beoordeling.

9.2.

[eiser] stelt ook dat in vergelijkbare situaties in de gemeente geen extra woningen op open plekken zijn toegestaan. Hij heeft echter niet concreet gemaakt welke locaties het betreft en het college heeft de stelling betwist. Daarmee is op dit punt onvoldoende aangevoerd om het bestreden besluit aan te tasten.

9.3.

Verder heeft de besluitvorming terecht geen betrekking gehad op eventuele in- en uitritten, zodat de stellingen die [eiser] in dat verband betrekt, deze procedure te buiten gaan en niet hoeven te worden besproken.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de verleende vergunning in stand blijft.

11. [eiser] krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Dijkstra, rechter, in aanwezigheid van mr. E. T. de Boer, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 december 2022.

griffier

rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving