Home

Rechtbank Noord-Nederland, 17-06-2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:4031, 183807

Rechtbank Noord-Nederland, 17-06-2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:4031, 183807

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
17 juni 2022
Datum publicatie
4 november 2022
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2022:4031
Zaaknummer
183807

Inhoudsindicatie

Beëindiging gezamenlijk gezag

Uitspraak

Afdeling Privaatrecht

Locatie Leeuwarden

Zaak-/rekestnummer: C/17/183807 / FA RK 22-601

beschikking van de enkelvoudige kamer d.d. 17 juni 2022

inzake

[verzoekster] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna te noemen de vrouw,

advocaat mr. M. Koel, kantoorhoudende te Hoogeveen,

tegen

[verweerder] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna te noemen de man.

1 Procesverloop

1.1.

De vrouw heeft een verzoek met bijlagen ingediend, ontvangen door de griffie op 9 mei 2022.

1.2.

Op 30 mei 2022 en 9 juni 2022 heeft de rechtbank kennisgenomen van aanvullende stukken van de vrouw. Tot deze stukken behoort ook een referteverklaring van de man, geautoriseerd door mr. M. Withaar, advocaat te Hoogeveen.

1.3.

Voorafgaand aan de zitting is minderjarige [minderjarige] gehoord.

1.4.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 10 juni 2022.

Aanwezig zijn geweest:

- de vrouw, bijgestaan door mr. M. Koel;

- mevrouw W.G. Douma van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: RvdK).

1.5.

De man is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Partijen hebben een affectieve relatie gehad.

2.2.

Uit de relatie van partijen is het minderjarige kind geboren:

- [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2009 te [geboorteplaats] .

2.3.

De man heeft [minderjarige] erkend. Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over [minderjarige] . [minderjarige] heeft zijn hoofdverblijfplaats bij de vrouw.

2.4.

Na het beëindigen van de relatie tussen partijen lukte het partijen in eerste instantie niet om gezamenlijk tot een omgangsregeling te komen. In de beschikking van de rechtbank Assen van 11 januari 2012 is destijds bepaald dat er begeleide omgang via het Omgangscentrum Drenthe diende plaats te vinden. Dit traject heeft niet tot een reguliere omgangsregeling tussen de man en [minderjarige] geleid. Vanaf begin 2014 heeft er geen omgang meer plaatsgevonden tussen de man en [minderjarige] .

3 Verzoek

3.1.

De vrouw heeft de rechtbank verzocht om het ouderlijk gezag van de man ten aanzien van [minderjarige] te beëindigen en de vrouw voortaan het eenhoofdig ouderlijk gezag toe te kennen.

3.2.

Ter onderbouwing van haar verzoek voert de vrouw aan dat er sinds 2014 geen sprake meer is van omgang tussen de man en [minderjarige] . Op initiatief van de vrouw hebben partijen contact via WhatsApp of per mail over de gezondheid en ontwikkeling van [minderjarige] . Volgens de vrouw informeert de man op zijn beurt al 8 jaar lang niet naar [minderjarige] en verneemt [minderjarige] ook niets van de man. Hier heeft [minderjarige] het moeilijk mee gehad. De vrouw heeft de man een jaar geleden voor het laatst geïnformeerd over het welzijn van [minderjarige] . De vrouw stelt dat de man zijn verantwoordelijkheid niet neemt als ouder van [minderjarige] . Om gezamenlijk gezag uit te kunnen oefenen dient er minimale communicatie te zijn, maar die ontbreekt in feite al jaren. [minderjarige] is klem en verloren geraakt tussen beide ouders en het is niet de verwachting dat hier in de nabije toekomst enige verandering in komt.

3.3.

De man heeft geen verweer gevoerd en is het eens met het verzoek van de vrouw, wat blijkt uit zijn op 20 mei 2022 ondertekende referteverklaring.

4 Beoordeling

5 Beslissing