Home

Rechtbank Noord-Nederland, 02-09-2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:3211, 215455

Rechtbank Noord-Nederland, 02-09-2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:3211, 215455

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
2 september 2022
Datum publicatie
7 september 2022
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2022:3211
Zaaknummer
215455

Inhoudsindicatie

Ontbinding van huurwoning.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht

Locatie Groningen

zaaknummer / rolnummer: C/18/215455 / KG ZA 22-150

Vonnis in kort geding van 2 september 2022

in de zaak van

de stichting

Stichting Lefier,

gevestigd te Groningen,

eiseres,

advocaat: mr. S. Bosma,

tegen

de besloten vennootschap

Senturra Bewindvoering B.V., in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen en gelden van [belanghebbende],

kantoorhoudende te Groningen,

gedaagde,

procederende voor zich, vertegenwoordigd door dhr. C.R. Pronk.

Partijen zullen hierna Lefier en Senturra genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

de dagvaarding met producties;

-

de mondelinge behandeling van 26 augustus 2022.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

Tussen Lefier als verhuurder en [belanghebbende] als huurder heeft een huurovereenkomst bestaan met betrekking tot de woning staande en gelegen aan de [woning] .

2.2.

Op de goederen en gelden die (zullen) toebehoren aan [belanghebbende] is door de rechtbank Noord-Nederland beschermingsbewind ex artikel 1:431 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) uitgesproken. Bij beschikking van 28 januari 2022 is Senturra als bewindvoerder benoemd.

2.3.

[belanghebbende] heeft de huurovereenkomst opgezegd per 31 juli 2022. [belanghebbende] heeft de woning niet verlaten en woont thans nog steeds in de woning.

3. Het geschil

3.1.

Lefier vordert om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Senturra te veroordelen:

I. om binnen 14 dagen na de uitspraak van het in dezen te wijzen vonnis, althans binnen 14 dagen na betekening van het vonnis, althans binnen een zodanige termijn als het de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren, de onroerende zaak staande en gelegen aan de [woning], met al het zijne en de zijnen (van [belanghebbende] ) te ontruimen en verlaten en ontruimd en verlaten te houden, met achterlating van al hetgeen niet aan [belanghebbende] in eigendom toebehoort en onder afgifte van de sleutels ter algehele en vrije beschikking aan Lefier te stellen;

II. om ten titel van schadevergoeding en tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Lefier te betalen een bedrag van € 472,38 voor elke maand of gedeelte daarvan tijdens welke [belanghebbende] de woning na 31 juli 2022 in gebruik heeft;

III. in de kosten van dit geding, alsmede in de nakosten, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente.

3.2.

Senturra voert verweer.

3.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

4.1.

De voorzieningenrechter is van oordeel dat het spoedeisend belang voldoende is onderbouwd en bovendien volgt uit de aard van de vorderingen.

4.2.

Een vordering tot ontruiming van een woning in kort geding is alleen toewijsbaar als met grote mate van waarschijnlijkheid valt te verwachten dat een tussen eiser en gedaagde bestaande huurovereenkomst in een bodemprocedure wordt ontbonden, dan wel dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat de gedaagde zonder recht of titel in de woning verblijft, terwijl niet van de eigenaar van de woning, dan wel de rechthebbende op het gebruik van die woning, kan worden gevergd dat hij de beslissing van de bodemrechter afwacht.

4.3.

De voorzieningenrechter stelt om te beginnen het volgende voorop. Op grond van artikel 1:441 lid 1 eerste zin BW wordt [belanghebbende] tijdens het bewind door zijn bewindvoerder in en buiten rechte vertegenwoordigd. Doordat alle goederen en gelden van [belanghebbende] onder bewind zijn gesteld, vallen ook de rechten die hij kan ontlenen aan de huurovereenkomst onder het bereik van dat bewind (Hoge Raad 7 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:525) en is dus toestemming nodig van de bewindvoerder voor beëindiging van die huurovereenkomst.

4.4.

Tussen partijen staat vast dat [belanghebbende] de huurovereenkomst per 31 juli 2022 heeft opgezegd. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft Senturra aangegeven dat [belanghebbende] dit in overleg met zijn begeleiders heeft gedaan. Gelet hierop gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat Senturra met de opzegging heeft ingestemd en dat de huurovereenkomst per 31 juli 2022 geldig is beëindigd. Ook staat vast dat [belanghebbende] de woning ten tijde van de mondelinge behandeling op 26 augustus 2022, nog niet heeft verlaten. [belanghebbende] verblijft daarmee sinds 1 augustus 2022 zonder recht of titel in de woning. Gelet op het voorgaande is het naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk dat in een bodemprocedure de vordering tot ontruiming zal worden toegewezen. De daartoe strekkende vordering zal daarom worden toegewezen.

4.5.

Senturra heeft op de mondelinge behandeling verzocht om de gevorderde ontruimingstermijn te verlengen. Kort gezegd heeft Senturra ter onderbouwing aangevoerd dat het tijd kost om voor [belanghebbende] vervangende woonruimte te vinden, dit vanwege ernstige verslavingsproblematiek. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat niet voldoende aannemelijk is geworden dat [belanghebbende] daadwerkelijk in een noodtoestand zal komen te verkeren als gevolg van de ontruiming en dat bovendien van Lefier - mede gelet op de overlast die buurtbewoners van [belanghebbende] ervaren - niet kan worden gevergd dat [belanghebbende] langer in de woning blijft. Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om de ontruimingstermijn te verlengen, deze zal dan ook worden bepaald op 14 dagen na betekening van dit vonnis.

4.6.

Omdat Senturra de gevorderde vergoeding van € 472,38 als bedoeld in artikel 7:225 BW niet heeft bestreden, wordt ook die vordering toegewezen zoals hierna in de beslissing is vermeld.

4.7.

Senturra zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Lefier worden begroot op:

- dagvaardingskosten € 133,58

- griffierecht € 676,00

- salaris advocaat € 1.016,00

-------------

€ 1.825,58

4.8.

De nakosten en wettelijke rente over de proces-en de nakosten zullen worden toegewezen zoals in het dictum omschreven.

5 De beslissing