Home

Rechtbank Noord-Holland, 28-07-2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:6671, 9185468

Rechtbank Noord-Holland, 28-07-2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:6671, 9185468

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
28 juli 2021
Datum publicatie
10 augustus 2021
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2021:6671
Zaaknummer
9185468

Inhoudsindicatie

Arbeidszaak. De kantonrechter oordeelt dat drie werknemers naast een ontslagvergoeding geen recht hebben op een transitievergoeding. In dit geval is de wettelijke regeling voor de transitievergoeding van toepassing (gebleven) zoals deze vóór 1 januari 2020 gold. Uitgaande van die wettelijke regeling is de ontslagvergoeding die de werknemers hebben ontvangen een zogenoemde ‘gelijkwaardige voorziening’. Omdat er een ‘gelijkwaardige voorziening’ is in de collectieve arbeidsovereenkomst, hebben de werknemers daarnaast geen recht meer op een transitievergoeding. De vordering van de werknemers wordt daarom afgewezen.

Uitspraak

Handel, Kanton en Bewind

locatie Alkmaar

Zaaknr./rolnr.: 9185468 \ AO VERZ 21-36 ( [verzoeker 1] )9185574 \ AO VERZ 21-37 ( [verzoeker 3] )9185614 \ AO VERZ 21-38 ( [verzoeker 2] )Uitspraakdatum: 28 juli 2021

Beschikking in de zaak van:

[verzoeker 1] , wonende te [woonplaats] , [verzoeker 2], wonende te [woonplaats] ,

[verzoeker 3] , wonende te [woonplaats] ,

verzoekende partijenverder gezamenlijk te noemen: de piloten, en afzonderlijk te noemen: [verzoeker 1] , [verzoeker 3] en [verzoeker 2] gemachtigde: mr. A. Stege

tegen

de besloten vennootschap CHC Helicopters Netherlands B.V.,

gevestigd te Den Helder

verwerende partij

verder te noemen: CHC

gemachtigde: mr. J.T.P. Pot en mr. A.M.W. Peters

Samenvatting van de zaak en de uitspraak

Het gaat in deze zaak om de vraag of een werkgever aan drie werknemers na hun ontslag een transitievergoeding moet betalen. De werkgever vindt van niet, omdat de werknemers op basis van de geldende collectieve arbeidsovereenkomst al een ontslagvergoeding hebben ontvangen. De werknemers zijn van mening dat zij naast die ontslagvergoeding ook aanspraak hebben op een transitievergoeding. Zij vorderen daarom dat de werkgever wordt veroordeeld tot betaling daarvan.

De kantonrechter oordeelt dat in dit geval de wettelijke regeling voor de transitievergoeding van toepassing is (gebleven) zoals deze vóór 1 januari 2020 gold. Uitgaande van die wettelijke regeling is de ontslagvergoeding die de werknemers hebben ontvangen een zogenoemde ‘gelijkwaardige voorziening’. Omdat er een ‘gelijkwaardige voorziening’ is in de collectieve arbeidsovereenkomst, hebben de werknemers daarnaast geen recht meer op een transitievergoeding. De vordering van de werknemers wordt daarom afgewezen.

1 Het procesverloop

1.1.

De piloten hebben een verzoek gedaan om CHC te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding. CHC heeft verweerschriften ingediend.

1.2.

Op 22 juni 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. De piloten en CHC hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd.

2 2. De feiten

2.1.

CHC is een onderneming die personen vervoert met helikopters, vooral tussen land en boorplatforms op zee.

2.2.

De piloten zijn bij CHC in dienst geweest in de functie van Captain (helikopterpiloot).

2.3.

Op de arbeidsovereenkomst van de piloten is de collectieve arbeidsovereenkomst voor vliegers in dienst bij CHC Helicopters Netherlands B.V. van toepassing (hierna: de CAO CHC Vliegers).

2.4.

CHC heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: het Uwv) verzocht om toestemming om de arbeidsovereenkomst met de piloten op te zeggen op grond van bedrijfseconomische redenen. Het Uwv heeft die toestemming gegeven.

2.6.

CHC heeft vervolgens de arbeidsovereenkomsten met de piloten opgezegd met ingang van 1 maart 2021.

2.7.

Op grond van Bijlage 13 van de CAO CHC Vliegers, de Boventalligheids-/overtolligheidsregeling, hebben de piloten een ontslagvergoeding ontvangen. Het gaat daarbij om bedragen tussen (ongeveer) € 143.000,00 bruto en € 179.000,00 bruto per piloot.

3 Het verzoek en het verweer

3.1.

De piloten verzoeken CHC te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding, te weten € 73.756,97 bruto aan [verzoeker 1] , € 66.843,45 bruto aan [verzoeker 2] en € 49.149,50 bruto aan [verzoeker 3] . Aan dit verzoek leggen de piloten ten grondslag – kort weergegeven – dat zij naast de ontslagvergoeding die zij hebben ontvangen op grond van de CAO CHC Vliegers ook recht hebben op de transitievergoeding. Volgens de piloten zijn de wettelijke regels voor de transitievergoeding van toepassing zoals deze gelden na 1 januari 2020. Uitgaande van die regels had het recht op de transitievergoeding uitdrukkelijk moeten worden uitgesloten in de CAO CHC Vliegers. Dat is niet gebeurd, aldus de piloten.

3.2.

CHC verweert zich en vindt dat het verzoek om haar te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding moet worden afgewezen. CHC stelt dat de wettelijke regels voor de transitievergoeding van toepassing zijn zoals deze golden vóór 1 januari 2020. Op basis van die regels bestaat er volgens CHC geen recht op een transitievergoeding als in een collectieve arbeidsovereenkomst een zogenoemde ‘gelijkwaardige voorziening’ is opgenomen. De ontslagvergoeding die de piloten hebben ontvangen op grond van de CAO CHC Vliegers is een gelijkwaardige voorziening, zodat er daarnaast geen recht is op een transitievergoeding, aldus CHC.

4. De beoordeling

4.1.

Het gaat in deze zaak om de vraag of CHC moet worden veroordeeld om aan de piloten een transitievergoeding te betalen.

4.2.

Volgens de wettelijke regels voor de transitievergoeding zoals deze golden tot 1 januari 2020, bestaat er geen recht op een transitievergoeding als in een collectieve arbeidsovereenkomst een gelijkwaardige voorziening is opgenomen. Dat volgt uit artikel 7:673b lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), zoals dit artikel luidde tot 1 januari 2020 (hierna: artikel 7:673 lid 1 (oud) BW).

4.3.

Partijen zijn het erover eens dat de ontslagvergoeding die de piloten hebben ontvangen op grond van de CAO CHC Vliegers een gelijkwaardige voorziening is als bedoeld in artikel 7:673b lid 1 (oud) BW.

4.4.

Als het oude recht van toepassing is gebleven, te weten artikel 7:673b lid 1 (oud BW), hebben de piloten dus geen recht op een transitievergoeding. Ook daarover zijn partijen het eens.

4.5.

Met ingang van 1 januari 2020 zijn de wettelijke regels voor de transitievergoeding gewijzigd. Eén van die wijzigingen is dat in een collectieve arbeidsovereenkomst kan worden bepaald dat de transitievergoeding niet verschuldigd is, maar alleen indien sprake is van een bedrijfseconomisch ontslag en op grond van de collectieve arbeidsovereenkomst recht bestaat op (onder meer) een redelijke financiële vergoeding. Dat is geregeld in het huidige artikel 7:673b lid 1 BW (hierna: artikel 7:673 lid 1 (nieuw) BW). De eis dat in een collectieve arbeidsovereenkomst een aan de transitievergoeding gelijkwaardige voorziening moet zijn opgenomen, geldt niet meer. Wel vereist is dat in de collectieve arbeidsovereenkomst uitdrukkelijk is bepaald dat de transitievergoeding niet verschuldigd is (zie: Kamerstukken II, 2016–2017, 34 699, nr. 3, pag. 10).

4.5.

Partijen zijn het erover eens dat in de CAO CHC Vliegers niet uitdrukkelijk is bepaald dat de transitievergoeding niet verschuldigd is, als bedoeld in artikel 7:673b lid 1 (nieuw) BW.

4.6.

Als het nieuwe recht van toepassing is, te weten artikel 7:673b lid 1 (nieuw) BW, hebben de piloten dus wel recht op een transitievergoeding, naast de ontvangen ontslagvergoeding. Ook op dit punt zijn partijen het eens.

4.7.

Voor beantwoording van de vraag of de piloten recht hebben op een transitievergoeding is dus bepalend of het oude recht van toepassing is (gebleven), artikel 7:673b lid 1 (oud) BW, dan wel of het nieuwe recht geldt, artikel 7:673b lid 1 (nieuw) BW. De beoordeling daarvan moet plaatsvinden aan de hand van het overgangsrecht voor deze bepalingen.

4.8.

Het overgangsrecht waar het hier om gaat staat in artikel VI lid 1 van de Wet houdende maatregelen met betrekking tot de transitievergoeding bij ontslag wegens bedrijfseconomische omstandigheden of langdurige arbeidsongeschiktheid (Wet van 11 juli 2018, Stb. 2018, 234). Dat artikel luidt als volgt:

“Artikel 673b, lid 1, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, zoals dat artikel luidde op de dag voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel B, van deze wet, blijft van toepassing op een op die dag geldende collectieve arbeidsovereenkomst of regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan waarin een gelijkwaardige voorziening als bedoeld in artikel 673b, lid 1, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, zoals dat artikel luidde op de dag voor dat tijdstip, is opgenomen, en de arbeidsovereenkomsten waarop deze collectieve arbeidsovereenkomst of regeling van toepassing is of wordt, voor de duur

van de looptijd van die collectieve arbeidsovereenkomst of regeling.”

4.9.

Uit de toelichting bij dit artikel volgt dat wordt beoogd om te voorzien in overgangsrecht voor het geval in een lopende collectieve arbeidsovereenkomst een gelijkwaardige voorziening is opgenomen waardoor het recht op transitievergoeding is komen te vervallen. Dat overgangsrecht houdt volgens die toelichting in dat een dergelijke bestaande regeling in een lopende collectieve arbeidsovereenkomst tot het einde van de looptijd daarvan in de plaats komt van de transitievergoeding (zie: Kamerstukken II, 2016–2017, 34 699, nr. 3, pag. 11).

4.10.

Gelet op de tekst en toelichting van het hiervoor genoemde overgangsrecht is het oude recht, artikel 7:673b lid 1 (oud) BW, van toepassing gebleven “voor de duur van de looptijd” van de CAO CHC Vliegers en tot het einde van de looptijd daarvan, en voor zover de CAO CHC Vliegers de “geldende collectieve arbeidsovereenkomst” is op 1 januari 2020.

4.11.

Vast staat dat in de CAO CHC Vliegers een looptijd is overeengekomen van 1 mei 2017 tot en met 31 december 2018. In de CAO CHC Vliegers is niet bepaald dat deze aan het einde van de looptijd van rechtswege eindigt. Ook staat vast dat dat de CAO CHC Vliegers niet is opgezegd.

4.10.

In artikel 19 lid 1 van de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst (hierna: Wet CAO) is de ‘stilzwijgende’ verlenging van een collectieve arbeidsovereenkomst geregeld. Daarin staat dat een collectieve arbeidsovereenkomst die voor bepaalde tijd is aangegaan, wordt “geacht telkens voor gelijken tijd, doch ten hoogste voor een jaar, te zijn verlengd, behoudens opzegging”. Uit artikel 18 Wet CAO volgt dat partijen nooit langer dan vijf jaar aan een collectieve arbeidsovereenkomst kunnen zijn verbonden.

4.11.

De piloten nemen het standpunt in dat de CAO CHC Vliegers op grond van artikel 19 lid 1 Wet CAO na 31 december 2018 telkens met één jaar is verlengd en dat dit ook betekent dat bij iedere verlenging een nieuwe looptijd is aangevangen. Daaruit volgt in de visie van de piloten dat er ook op 1 januari 2020 sprake was van een nieuwe looptijd van de CAO CHC Vliegers, zodat het hiervoor genoemde overgangsrecht op en na 1 januari 2020 niet meer van toepassing is en het nieuwe recht geldt, te weten artikel 7:673b lid 1 (nieuw) BW.

4.12.

CHC is van mening dat uit artikel 19 lid 1 Wet CAO volgt dat de stilzwijgende verlenging van de CAO CHC Vliegers betekent dat deze blijft gelden en dat de looptijd daarvan voortduurt, zodat het oude recht nog geldt, te weten artikel 7:673b lid 1 (oud) BW.

4.13.

Partijen verschillen gelet op het voorgaande en in het kader van de toepassing van het overgangsrecht vooral van mening over de uitleg van artikel 19 lid 1 Wet CAO. Houdt dat artikel in dat in geval van een stilzwijgende verlenging de collectieve arbeidsovereenkomst en de looptijd daarvan voortduurt, of houdt dat artikel in dat na een verlenging telkens een nieuwe duur en looptijd aanvangt?

4.14.

Naar het oordeel van de kantonrechter brengt een stilzwijgende verlenging in de zin van artikel 19 lid 1 Wet CAO mee dat na verlenging de looptijd en de duur van de collectieve arbeidsovereenkomst wordt voortgezet, en niet dat er telkens een nieuwe duur of looptijd ontstaat. Dat volgt al uit de meest voor de hand liggende en taalkundige uitleg van het begrip “verlengd” in artikel 19 lid 1 Wet CAO. Het begrip ‘verlengen’ betekent ‘langer laten duren’, zoals bijvoorbeeld bij de verlenging van een voetbalwedstrijd, en niet ‘opnieuw beginnen’. Dat volgt ook uit de bedoeling van dit artikel vermeld in de memorie van toelichting, waarin staat: “Het eerste lid heeft de strekking voor een bepaalden tijd aangegane overeenkomsten te laten voortduren, indien eene opzegging niet is geschied” (zie: Kamerstukken II, 1926-1927, 166, nr. 2, pag. 7). Daaruit blijkt duidelijk dat met het begrip “verlengd” in artikel 19 Wet CAO wordt bedoeld dat een collectieve arbeidsovereenkomst na een verlenging voortduurt, en niet dat telkens na een verlenging een nieuwe duur of looptijd ontstaat.

4.15.

Uitgaande van het voorgaande moet de conclusie zijn dat op grond van het overgangsrecht het oude recht, artikel 7:673b lid 1 (oud) BW, in dit geval van toepassing is gebleven. De CAO CHC Vliegers is de geldende collectieve arbeidsovereenkomst op 1 januari 2020 en de looptijd van de CAO CHC Vliegers duurde na de stilzwijgende verlenging daarvan voort, ook op en na 1 januari 2020, zoals bedoeld in artikel VI lid 1 van het overgangsrecht, in ieder geval tot en met het einde van de arbeidsovereenkomst van de piloten op 1 maart 2021.

4.16.

Op basis van het overgangsrecht en het oude recht, artikel 7:673b lid 1 (oud) BW, hebben de piloten geen recht op een transitievergoeding, omdat in de CAO CHC Vliegers een gelijkwaardige voorziening is opgenomen.

4.17.

De kantonrechter is verder van oordeel dat ook uit de hiervoor weergegeven toelichting bij het overgangsrecht volgt dat het oude recht van toepassing is gebleven. Daaruit blijkt immers dat de kennelijke bedoeling van het overgangsrecht is om regelingen in lopende en geldende collectieve arbeidsovereenkomsten die op 1 januari 2020 van kracht zijn, en waarin een gelijkwaardige voorziening is opgenomen waardoor het recht op transitievergoeding vervalt, te respecteren en in stand te laten. Die situatie doet zich hier voor. De CAO CHC Vliegers liep en gold op 1 januari 2020, en daarin is een gelijkwaardige voorziening opgenomen.

4.18.

Het verzoek van de piloten om CHC te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding moet dan ook worden afgewezen.

4.19.

De proceskosten komen voor rekening van de piloten, omdat zij ongelijk krijgen.

5 De beslissing