Home

Rechtbank Noord-Holland, 16-11-2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:11784, 9421114

Rechtbank Noord-Holland, 16-11-2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:11784, 9421114

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
16 november 2021
Datum publicatie
4 januari 2022
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2021:11784
Zaaknummer
9421114

Inhoudsindicatie

Ontbinding op e-grond wegens het - ondanks waarschuwing en loonstop - herhaaldelijk overtreden van re-integratieverplichtingen. Ontbreken deskundigenoordeel staat niet aan ontbinding in de weg nu werknemer ook voor UWV onbereikbaar was. Geen transitievergoeding.

Uitspraak

Handel, Kanton en Insolventie

locatie Haarlem

Zaaknr.: 9421114 \ AO VERZ 21-89

Uitspraakdatum: 16 november 2021

Beschikking in de zaak van:

Babcock B.V.,

gevestigd te Den Haag

verzoekende partij

verder te noemen: Babcock

gemachtigde: mr. A. Verstraten

tegen

[werknemer] ,

wonende te [woonplaats]

verwerende partij

verder te noemen: [werknemer]

niet verschenen

Samenvatting

Werkgever verzoekt om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van ernstig verwijtbaar handelen wegens herhaaldelijke schending van de re-integratieverplichtingen door werknemer. Werknemer heeft geen verweer gevoerd en is zonder bericht niet ter zitting verschenen. Het verzoek wordt door de kantonrechter toegewezen. Werknemer heeft ernstig verwijtbaar gehandeld door zich – ondanks een loonsanctie en waarschuwing voor ontslag - gedurende langere tijd onbereikbaar te houden, geen gehoor te geven aan oproepen van de werkgever om het (aangepaste) werk te hervatten en/of in gesprek te gaan over de re-integratie en niet te verschijnen op spreekuren van de bedrijfsarts. Dat werkgever niet beschikt over een deskundigenoordeel van het UWV kan hem niet worden verweten, aangezien de werknemer ook voor het UWV onbereikbaar was.

1 Het procesverloop

1.1.

Babcock heeft een verzoek gedaan om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden. [werknemer] heeft geen verweerschrift ingediend.

1.2.

Op 19 oktober 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [werknemer] is zonder bericht van verhindering niet op de mondelinge behandeling verschenen.

2 De feiten

2.1.

[werknemer] , geboren [in 1988] , is op 4 oktober 2017 in dienst getreden bij Babcock. De laatste functie die [werknemer] vervulde, is die van Junior Mechanic, met een bruto maandsalaris van € 2.427,29, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag, en een arbeidsomvang van 40 uur per week.

2.2.

Op 29 december 2020 heeft [werknemer] zich ziek gemeld.

2.3.

Op 29 januari 2021 heeft de bedrijfsarts een probleemanalyse opgesteld waaruit blijkt dat [werknemer] beperkingen heeft vanwege medische klachten. Hij wordt geschikt geacht om vanaf 28 februari 2021 voor 4 uur per dag passende arbeid te verrichten.

2.4.

Bij brief van 18 februari 2021 is [werknemer] door Babcock uitgenodigd voor een reintegratie-gesprek op 25 februari 2021 met een HR-functionaris van Babcock en de re-integratie-adviseur van de Arbodienst. Het doel van dit gesprek was om afspraken te maken over een opbouwschema en aangepaste werkzaamheden.

2.5.

Op 19 februari 2021 heeft een telefoongesprek plaatsgevonden tussen [werknemer] en de bedrijfsarts. Op basis daarvan adviseerde de bedrijfsarts om [werknemer] vanaf 19 maart 2021 voor 4 uur per dag te re-integreren in passende arbeid, met opbouw naar een volledige hervatting van werk per 16 april 2021.

2.6.

Op 25 februari 2021 is [werknemer] , zonder bericht, niet op het re-integratiegesprek verschenen.

2.7.

Bij brief van 8 maart 2021 is [werknemer] uitgenodigd om op 10 maart 2021 op het spreekuur bij de re-integratie-adviseur van de Arbodienst te verschijnen. Babcock heeft [werknemer] in die brief ook gewaarschuwd dat de loonbetaling zal worden opgeschort indien hij wederom zonder deugdelijke grond niet verschijnt.

2.8.

In een gesprek op 10 maart 2021 zijn met [werknemer] concrete afspraken gemaakt over zijn bereikbaarheid en is afgesproken dat [werknemer] op 22 maart 2021 met zijn re-integratie-werkzaamheden zou starten.

2.9.

Op 22 maart 2021 is [werknemer] , zonder bericht, niet op het werk verschenen. Omdat [werknemer] telefonisch niet bereikbaar was voor Babcock, heeft Babcock [werknemer] dezelfde dag per Whatsapp gemeld dat hij de volgende dag, 23 maart 2021, om 13:30 uur verwacht werd om alsnog te starten met de re-integratie.

2.10.

Op 23 maart 2021 om 12:50 uur heeft [werknemer] een WhatsAppbericht gestuurd naar Babcock met de tekst: “He, [naam] het gaat echt slecht met me, bij deze afzegging .. moet geholpen worden door psycholoog dit is niet best met me”.

2.11.

Naar aanleiding van dit bericht heeft Babcock tevergeefs geprobeerd contact met [werknemer] te krijgen. [werknemer] was telefonisch onbereikbaar en bezoeken aan het huisadres van [werknemer] op 24, 26 en 27 maart 2021 bleven zonder resultaat.

2.12.

Bij e-mail van 1 april 2021 en bij brief van 6 april 2021 is [werknemer] uitgenodigd voor een spreekuur bij de bedrijfsarts op 7 april 2021.

2.13.

Op 7 april 2021 is [werknemer] , zonder bericht, niet op het spreekuur van de bedrijfsarts verschenen.

2.14.

Bij (aangetekende) brief van 7 april 2021 is [werknemer] opgeroepen om zich op 13 april 2021 bij Babcock te melden voor het verrichten van passende arbeid, waarbij erop wordt gewezen dat de loondoorbetaling met terugwerkende kracht zal worden gestaakt in het geval [werknemer] aan de oproep geen gehoor geeft. Tot slot wordt [werknemer] in de brief gewezen op de mogelijkheid om een deskundigenoordeel bij het UWV aan te vragen indien hij zich niet kan vinden in het oordeel van de bedrijfsarts over zijn arbeidsongeschiktheid.

2.15.

[werknemer] is op 13 april 2021, zonder bericht, niet verschenen.

2.16.

Per 13 april 2021 is de loonbetaling aan [werknemer] gestaakt. Bij brief van 14 april 2021 heeft Babcock [werknemer] gesommeerd zijn werk alsnog te hervatten. Aan deze sommatie heeft [werknemer] geen gehoor gegeven.

2.17.

Op 17 april 2021 is er, wederom zonder resultaat, geprobeerd [werknemer] thuis te bezoeken en is tevergeefs getracht [werknemer] telefonisch te bereiken.

2.18.

Bij (aangetekende) brief van 10 mei 2021 is [werknemer] opgeroepen voor een gesprek op 17 mei 2021 en is hij gesommeerd het werk alsnog te hervatten, bij gebreke waarvan een ontbindingsprocedure wordt gestart.

2.19.

Op 17 mei 2021 is [werknemer] , zonder bericht, niet verschenen.

2.20.

Op 28 juni 2021 heeft Babcock aan [werknemer] bericht dat een deskundigenoordeel bij het UWV is aangevraagd en hem verzocht hieraan mee te werken.

2.21.

Op 26 juli 2021 heeft het UWV Babcock laten weten dat zij geen deskundigenoordeel kan afgeven, omdat [werknemer] telefonisch onbereikbaar is.

2.22.

Op 29 juli 2021 is wederom een huisbezoek aan [werknemer] gebracht, waarbij hij niet thuis is aangetroffen. Op het adres is een brief achtergelaten met het verzoek direct contact op te nemen met Babcock. Aan dit verzoek heeft [werknemer] geen gehoor gegeven.

3 Het verzoek

3.1.

Babcock verzoekt de kantonrechter bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

I. de arbeidsovereenkomst met [werknemer] te ontbinden op grond van artikel 7:699 lid 3 sub e van het Burgerlijk Wetboek (BW) zonder toepassing van de wettelijke opzegtermijn en vast te stellen dat [werknemer] niet in aanmerking komt voor een transitievergoeding nu sprake is van ernstig verwijtbaar handelen;

II. [werknemer] te veroordelen in de proceskosten.

3.2.

Aan dit verzoek legt Babcock ten grondslag dat sprake is van – kort gezegd – verwijtbaar handelen door [werknemer] . [werknemer] heeft zijn re-integratieverplichtingen ernstig geschonden door op geen enkele (aangetekende) brief te reageren of op enige andere manier contact mogelijk te maken. Babcock, noch de Arbodienst, noch het UWV kan contact met [werknemer] krijgen. Gelet op alle inspanningen kan van Babcock haar niet langer worden verwacht het dienstverband met [werknemer] in stand te laten en verzoekt zij de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van artikel 7:669 lid 3 sub e BW.

3.3.

Herplaatsing ligt gelet op de omstandigheden niet in de rede. Het handelen van [werknemer] is ernstig verwijtbaar, waardoor hem op grond van artikel 7:673 lid 7 sub c BW geen transitievergoeding toekomt en er op basis van artikel 7:671b lid 9 sub b BW moet worden ontbonden zonder een opzegtermijn in acht te nemen.

3.4.

Het opzegverbod van artikel 7:670 lid 1 BW is niet van toepassing, aangezien [werknemer] zonder deugdelijke grond zijn re-integratieverplichtingen niet nakomt.

4 Het verweer

5 De beoordeling

6 De beslissing