Rechtbank Noord-Holland, 10-12-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:10375, 8842977
Rechtbank Noord-Holland, 10-12-2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:10375, 8842977
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 10 december 2020
- Datum publicatie
- 31 december 2020
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2020:10375
- Zaaknummer
- 8842977
Inhoudsindicatie
Huurrecht. Kort geding. Vordering tot ontruiming woning wordt afgewezen omdat verhuurder reeds over executoriale titel beschikt. Sociale huurwoning.
Uitspraak
Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8842977 \ VV EXPL 20-163
Uitspraakdatum: 10 december 2020
Vonnis van de kantonrechter in kort geding in de zaak van:
de stichting STICHTING PRÉ WONEN
gevestigd te Haarlem
eiseres
verder te noemen: Pré Wonen
gemachtigde: mr. D. de Vries
tegen
[gedaagde]
en
[gedaagde 2]
beiden wonende te [woonplaats]
gedaagden
samen verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. M. Heimensem
1 Het procesverloop
Pré Wonen heeft [gedaagde] op 18 november 2020 gedagvaard gevolgd door een herstelexploot van 19 november 2020 waarbij de juiste zittingsplaats is genoemd.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 26 november 2020. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten, mede aan de hand van pleitaantekeningen, naar voren hebben gebracht. De pleitnota van Pré Wonen hield tevens een vermeerdering van eis in. Voorafgaand aan de zitting hebben Pré Wonen en [gedaagde] bij e-mail respectievelijk fax nog stukken toegezonden.
2 De feiten
Pré Wonen is een toegelaten instelling in de zin van artikel 19 van de Woningwet.
Pré Wonen heeft blijkens een huurovereenkomst van 15 juni 2018 de woning aan [adres] (hierna ‘de woning’) met ingang van diezelfde datum aan [gedaagde] verhuurd voor, laatstelijk, een huur van € 532,63 per maand.
[gedaagde] heeft op 12 januari 2016 een koopwoning in eigendom verkregen aan [adres 2] . Deze koopwoning stond op 25 november 2020 nog op zijn naam.
Bij verstekvonnis van 1 juli 2020 (hierna ‘het verstekvonnis’) heeft de kantonrechter in verband met een huurachterstand, de huurovereenkomst op verzoek van Pré Wonen ontbonden en [gedaagde] veroordeeld de woning te ontruimen. Daarnaast is [gedaagde] bij het verstekvonnis veroordeeld tot betaling van de huurachterstand. Het verstekvonnis is in kracht van gewijsde gegaan.
Op 23 juli 2020 stond de deurwaarder bij [gedaagde] op de stoep om de ontruiming te effectueren. De deurwaarder heeft, na overleg met Pré Wonen, met [gedaagde] afgesproken dat als [gedaagde] de huurachterstand in één keer zou voldoen, de ontruiming op dat moment achterwege zou blijven. [gedaagde] heeft de huurachterstand vervolgens volledig voldaan. Aan (de nicht van) [gedaagde] is meegedeeld dat hij een afspraak met Pré Wonen diende te maken om de ontstane situatie te bespreken.
Pré Wonen heeft geprobeerd [gedaagde] nog diezelfde middag te spreken. De afspraak kon echter in verband met privéomstandigheden van de zijde van [gedaagde] niet eerder dan op 3 augustus 2020 plaatsvinden.
Tijdens het gesprek op 3 augustus 2020 tussen [medewerker 1] (consulent bewonerszaken) (hierna: [medewerker 1] ), mevrouw [medewerker 2] (medewerker huurincasso) (hierna: [medewerker 2] ) van Pré Wonen en [gedaagde] , heeft [gedaagde] een formulier ‘huuropzegging’ ondertekend. Op dit formulier is vermeld dat [gedaagde] de huur heeft opgezegd per 3 oktober 2020 met als reden ‘verhuizing’. Bij ‘Nieuw adres’ staat vermeld [adres 2] . In een gespreksverslag heeft [medewerker 1] opgenomen: “We overleggen over een opleverdatum en we komen samen overeen dat het voor hen prettiger is om de woning over 2 maanden op te leveren (3 oktober 2020). Aan het einde van het gesprek vraag ik hem of alles echt duidelijk is en of er nog vragen zijn. Nee meneer zegt dat hij alles snapt en dat hij wel blij is. Hij zegt: “Ik overweeg om terug te gaan met mijn gezin naar Turkije. Daar heb ik nog een huis.”
Voor alle zekerheid vraag ik meneer of hij zijn nicht wil vragen contact met mij op te nemen. Dan kan ik, met zijn akkoord, zijn nicht informeren over het gesprek en de huuropzegging. Later in de week belt de nicht mij inderdaad op en informeer ik haar over het gesprek en de uitkomst. Nicht zegt ook: “Mijn neef en zijn vrouw kunnen niet zo goed aarden in Nederland. Ze overwegen om terug te gaan naar Turkije en daar hun leven op te pakken. Het sociale vangnet voor hen is daar vele malen groter. Dank voor de toelichting.”.”
Bij brief van 4 augustus 2020 heeft Pré Wonen [gedaagde] geïnformeerd over de gevolgen van het getekende formulier ‘huuropzegging’. In de brief is onder meer vermeld dat de huurovereenkomst op 3 oktober 2020 zou eindigen en dat op 21 augustus 2020 om 9:30 uur de verhuurmakelaar van Pré Wonen met de aannemer bij [gedaagde] langs zou komen voor een opleveradvies.
Op 21 augustus 2020 was niemand in de woning aanwezig. Ook kon de medewerker van Pré Wonen [gedaagde] telefonisch niet bereiken.
Op 11 september 2020 heeft [gedaagde] per e-mail en brief aan Pré Wonen aangegeven niets te weten van een huuropzegging en dat - nu de huurachterstand was betaald -, hij het recht had in de woning te blijven wonen. Het document dat hij had getekend zag volgens hem op het niet meer laten oplopen van de huurachterstand.
Pré Wonen heeft op 17 september 2020 per e-mail aan [gedaagde] laten weten niet akkoord te gaan met een mogelijke intrekking van de opzegging en heeft hem gevraagd te bevestigen dat hij de woning op 2 oktober 2020 zou verlaten. Pré Wonen heeft met betrekking tot het gesprek van 3 augustus 2020 vermeld: “Uitleg: U bent 1,5 uur op ons kantoor geweest. Daar hebben mijn collega’s u uitgebreid uitleg gegeven over de situatie en de huuropzegging. U heeft dit begrepen en u heeft hier zowel mondeling als schriftelijk mee ingestemd. De huurachterstand was op dat moment al door u voldaan. Uw woning aan [adres 2] heeft u niet verkocht en niet te koop staan, zoals als voorwaarde is gesteld bij toewijzing van de woning destijds.”
Op 25 september 2020 heeft [gedaagde] opnieuw aan Pré Wonen per e-mail laten weten de woning niet te zullen verlaten.
De gemachtigde van Pré Wonen heeft [gedaagde] vervolgens op 1 oktober 2020 dringend verzocht dan wel gesommeerd de woning uiterlijk per 3 oktober 2020 te ontruimen.
[gedaagde] heeft Pré Wonen op 2 oktober 2020 per e-mail laten weten dat hij niet gehouden wil worden aan de opzegging, omdat hij in de veronderstelling was daar niet voor te hebben getekend. Ook heeft [gedaagde] in de e-mail aangegeven dat hij zijn koophuis in [plaats] heeft verkocht.
De gemachtigde van [gedaagde] heeft de gemachtigde van Pré Wonen op 2 oktober 2020 geïnformeerd dat [gedaagde] niet voornemens is de woning te verlaten, omdat hij had gedwaald in de omstandigheden; [gedaagde] had begrepen dat hij, voor zover hij geen huurachterstand liet oplopen, in de woning mocht blijven.
Bij brief van 2 november 2020 aan de gemachtigde van [gedaagde] , heeft Pré Wonen [gedaagde] gesommeerd om de woning binnen vijf dagen te ontruimen. Daarnaast heeft zij de huurovereenkomst vernietigd, voor zover deze niet al door de ontbinding door de rechter was geëindigd. Dit in verband met het niet-verkopen van de woning in [plaats] . Ook heeft Pré Wonen [gedaagde] gesommeerd om per direct de door omwonenden gemelde overlast te staken.
Uit een brief van 12 oktober 2020 van [notaris] blijkt dat er een koopovereenkomst met betrekking tot de koopwoning aan [adres 2] is getekend en dat de levering van die woning is gepland op 1 december 2020.
[gedaagde] heeft de woning niet verlaten.
3 De vordering
Pré Wonen vordert, na vermeerdering van eis, dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening [gedaagde] hoofdelijk veroordeelt:
-
om binnen drie dagen na betekening van het vonnis de woning met de daarin aanwezige personen te verlaten en te ontruimen, met afgifte aan Pré Wonen van de sleutels en al hetgeen tot het gehuurde behoort ter vrije en algehele beschikking van Pré Wonen te stellen op straffe van een dwangsom;
-
om de kosten van de ontruiming aan Pré Wonen te voldoen;
-
om binnen drie dagen na betekening van het vonnis, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, € 1.312,16 aan achterstallige huurpenningen/gebruiksvergoedingen tot en met november 2020 te voldoen;
-
een gebruiksvergoeding te voldoen voor elke maand of gedeelte van de maand dat [gedaagde] vanaf 1 december 2020 in de woning verblijft;
-
in de kosten van dit geding, daaronder uitdrukkelijk mede begrepen de na de uitspraak nog vallende kosten.
Pré Wonen legt primair aan de vorderingen ten grondslag - kort weergegeven - dat de huurovereenkomst is ontbonden, althans opgezegd, althans dat deze vernietigd dient te worden (voor zover de overeenkomst nog bestaat) op grond van dwaling (artikel 6:228 lid 1 BW) of bedrog (artikel 3:44 lid 3 BW), waardoor [gedaagde] zich zonder recht of titel in de woning bevindt. Er is bovendien sprake van een betalingsachterstand, die een tekortkoming in de nakoming van de huur-/gebruiksovereenkomst oplevert. Subsidiair legt Pré Wonen aan de vorderingen ten grondslag dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de huur-/gebruiksovereenkomst door het niet betalen van huur en het veroorzaken van overlast.