Home

Rechtbank Midden-Nederland, 21-07-2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:4396, UTR 21/2100

Rechtbank Midden-Nederland, 21-07-2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:4396, UTR 21/2100

Gegevens

Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Datum uitspraak
21 juli 2021
Datum publicatie
17 juni 2022
ECLI
ECLI:NL:RBMNE:2021:4396
Zaaknummer
UTR 21/2100

Inhoudsindicatie

pv mondeling, beroep ongegrond; eiser mocht vovo uitspraak niet in NL afwachten, geen rm verblijf 8 Vw, dus geen toeslagen.

Uitspraak

Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht

zaaknummer: UTR 21/2100

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 juli 2021 in de zaak tussen

(gemachtigde: mr. B.S. Bernard),

en

(gemachtigde: mr. R. Noortmann).

Procesverloop

Op 29 december 2020 heeft eiser aan verweerder verzocht om terug te komen van de besluiten van 22 mei 2020 over de huurtoeslag en de zorgtoeslag over 2020, en van het besluit van 23 november 2020 over het kindgebonden budget over 2020.

In het besluit van 11 februari 2021 (primaire besluit) heeft verweerder dat verzoek afgewezen.

In het besluit van 24 maart 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

De rechtbank heeft het beroep op 21 juli 2021 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.

2. Verweerder heeft terecht geen aanleiding gezien om terug te komen van de eerder genomen besluiten. Uit de informatie van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) blijkt dat code 98 op de partner van eiser van toepassing is per 23 maart 2020. Deze code betekent dat geen sprake (meer) is van rechtmatig verblijf. Verweerder mag dat in beginsel volgen1 en er is ook niet gebleken dat die code onjuist is. Er is namelijk geen sprake van rechtmatig verblijf in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Alleen het instellen van een beroep of het verzoeken om een voorlopige voorziening is daarvoor niet voldoende. In het besluit op bezwaar van 23 maart 2020 stond vermeld dat de partner van eiser de behandeling van het beroep niet in Nederland mocht afwachten, en de voorlopige voorziening is afgewezen. Er is geen situatie dat de partner van eiser met toestemming in Nederland verbleef. Dat de partner van eiser toch de uitspraak op de voorlopige voorziening in Nederland mocht afwachten, is een beleidsmatige keuze van de IND, en dit is niet genoeg om rechtmatig verblijf op te leveren in de zin van de hiervoor genoemde bepaling.2 Dit betekent dat in dit geval niet werd voldaan aan het bepaalde in artikel 8, aanhef en onder h, van de Vw 2000.

3. Verweerder heeft dus terecht geconcludeerd dat er per 1 april 2020 geen recht bestaat op toeslag en kindgebonden budget voor eiser. Dat volgt uit artikel 9 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen. Verweerder heeft geen ruimte voor afwijking van die bepaling. Verweerder heeft er ter zitting nog op gewezen dat eiser aan verweerder een betalingsregeling kan vragen voor zover de terugvordering betaald moet worden.

4. Het beroep is ongegrond. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

5. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.

Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 juli 2021 door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van mr. M.P.M. Veerman-Timmer, griffier.

de griffier is verhinder om de

uitspraak te ondertekenen.

griffier

rechter

Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?