Home

Rechtbank Midden-Nederland, 13-08-2019, ECLI:NL:RBMNE:2019:3799, UTR 18/3829

Rechtbank Midden-Nederland, 13-08-2019, ECLI:NL:RBMNE:2019:3799, UTR 18/3829

Gegevens

Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Datum uitspraak
13 augustus 2019
Datum publicatie
27 augustus 2020
ECLI
ECLI:NL:RBMNE:2019:3799
Zaaknummer
UTR 18/3829

Inhoudsindicatie

Eisers zijn het niet eens met de omgevingsvergunning die is verleend aan hun buren, voor het verlengen van de kapverdieping aan de achterzijde. Verweerder heeft gebruik gemaakt van de zogeheten kruimelgevallenregeling. Bij de beoordeling of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening heeft verweerder terecht een vergelijking gemaakt tussen wat maximaal mogelijk is in het bestemmingsplan en de vergunde situatie. Vanwege de geringe overschrijding van het bestemmingsplan was een onafhankelijke bezonningsstudie niet nodig.

Deze uitspraak is gepubliceerd in verband met een onderzoek van de Universiteit Utrecht.

Uitspraak

Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht

zaaknummer: UTR 18/3829

(gemachtigde: mr. S.I. Eskens),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrechtse Heuvelrug, verweerder

(gemachtigde: mr. E.T.E. Kemperman).

Als derde-partij hebben aan het geding deelgenomen: [derde-partij 1] en [derde-partij 2], te [woonplaats]

(gemachtigde: mr. D. Pool).

Procesverloop

Bij besluit van 12 februari 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder aan derde-partij (vergunninghouders) een omgevingsvergunning verleend voor het uitbreiden van de woning op het perceel [adres] te [woonplaats]

Bij besluit van 3 september 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.

Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 mei 2019. Namens eisers is [eiser] verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens vergunninghouders is [derde-partij 2] verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde.

Overwegingen

1. Vergunninghouders wonen aan de [adres] te [woonplaats] Eisers wonen op [adres] en zijn de directe buren van vergunninghouders. Vergunninghouders hebben een omgevingsvergunning aangevraagd voor de uitbreiding van hun woning door het verlengen van de kapverdieping aan de achterzijde. Op die manier willen zij het woonoppervlak van de woning vergroten.

2. In de huidige situatie is sprake van een hoofdgebouw met zowel aan de voorzijde als aan de achterzijde een gebogen kap. Op de begane grond is aan de achterzijde van de woning een aanbouw geplaatst. In de aanvraag wordt de kap aan de achterzijde doorgetrokken en verticaal beëindigd. De kap komt daarbij ongeveer 10 tot 20 centimeter verder naar achteren te staan dan de huidige kap.

3. Verweerder heeft een vergunning verleend voor het bouwplan. Het bouwplan is voor wat betreft de afstand tot de perceelsgrens in strijd met het bestemmingsplan. Verweerder heeft de vergunning verleend met gebruikmaking van de zogeheten ‘kruimelgevallenregeling’ uit artikel 4 van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Op grond van het eerste lid van dat artikel kan een vergunning worden verleend in afwijking van het bestemmingsplan voor een bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan. In artikel 2.12, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is bepaald dat een vergunning alleen met gebruikmaking van de kruimelgevallenregeling mag worden verleend, als de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.

4. In geschil is of het bouwplan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening en of de besluitvorming zorgvuldig heeft plaatsgevonden.

De overschrijding van het bestemmingsplan

5. Eisers hebben aangevoerd dat de overschrijding van het bestemmingsplan groter is dan door verweerder is aangenomen. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt 2,14 dan wel 2,16 meter, terwijl de minimale afstand 3 meter moet zijn.

6. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat de overschrijding maar 10 tot 20 centimeter is. Het bestaande bouwwerk staat namelijk al minder dan 3 meter bij de perceelsgrens vandaan. Alleen het stuk van 10 tot 20 centimeter dat de kap meer naar achteren wordt geplaatst is dus een overschrijding.

7. Voor de [adres] geldt binnen het bestemmingsplan ‘Woongebied Driebergen-Rijsenburg’ de bestemming Wonen. De bouwvoorschriften voor hoofdgebouwen staan in artikel 17.2.2 van de planregels. In onderdeel k is aangegeven dat bij vrijstaande woningen die minimaal 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens staan de woning over de volledige hoogte uitgebreid mag worden tot een diepte van maximaal 12 meter. Voor vrijstaande woningen die niet op minimaal 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens staan wordt verwezen naar onderdeel h, i en j. In onderdeel i staat dat de toegestane bouwhoogte tot aan de oorspronkelijke achtergevel van het bestaande hoofdgebouw maximaal de op de plankaart aangegeven bouwhoogte is.

8. De rechtbank stelt vast dat de maximale bouwhoogte voor [adres] op de plankaart 10 meter is. Omdat de woning niet op minimaal 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens staat, is onderdeel i van artikel 17.2.2 van de planregels van toepassing. Dat betekent dat tot aan de oorspronkelijke achtergevel tot maximaal 10 meter hoog gebouwd mag worden. Het bouwplan blijft binnen die bouwhoogte. Naar het oordeel van de rechtbank past het doortrekken van de kap tot aan de oorspronkelijke achtergevel binnen het bestemmingsplan. Verweerder heeft dus gelijk: alleen de 10 tot 20 centimeter achter de oorspronkelijke achtergevel is een overschrijding van het bestemmingsplan.

De belangenafweging

9. Eisers hebben aangevoerd dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met hun belangen. Op nokhoogte wordt de woning ruim een meter uitgebreid. Dit heeft gevolgen voor de bezonning van het perceel van eisers. Op de zitting heeft eiser [eiser] toegelicht dat zij een plaatsje naast de keuken hebben, waar de zon maar een paar uur per dag komt. Dat neemt door het bouwplan nog meer af. Eisers vinden dat de berekening van de zonuren door verweerder van onvoldoende kwaliteit is. Verweerder had een onafhankelijke zonnestudie moeten laten uitvoeren door een deskundige.

10. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de bezonning in de context van de planologische mogelijkheden gezien moet worden. De overschrijding is gering. Mede daarom zijn de berekeningen voldoende.

11. De rechtbank stelt voorop dat bij de beoordeling of sprake is van een goede ruimtelijke ordening uitgegaan moet worden van een vergelijking tussen de maximale planologische situatie en de vergunde situatie. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan is namelijk al beoordeeld dat de maximale planologische situatie in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 25 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2487. Dat betekent dat de belangenafweging alleen ziet op de overschrijding van het bestemmingsplan.

12. Verweerder heeft de belangen van de vergunninghouders, namelijk het vergroten van het woonoppervlak van hun woning, afgewogen tegen de belangen van eisers. Verweerder heeft op basis van een berekening van zonuren vastgesteld dat de gevolgen van de overschrijding van 10 tot 20 centimeter voor eisers niet onevenredig zijn. Naar het oordeel van de rechtbank was er gezien de geringe overschrijding geen aanleiding om een onafhankelijke zonnestudie te laten verrichten. Ook zonder dat heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat geen sprake was van strijd met een goede ruimtelijke ordening. De beroepsgrond slaagt niet.

De zorgvuldigheid

13. Eisers hebben nog aangevoerd dat de besluitvorming door verweerder onzorgvuldig is. Eisers hebben pas bij het bestreden besluit het advies van de bezwaarschriftencommissie gekregen. Het welstandsadvies was te laat om door de bezwaarschriftencommissie meegenomen te worden. De bezwaren van eisers zijn ook niet besproken in het welstandsadvies. De commissie vond dat er een aanvullende motivering nodig was en verweerder onderbouwt het besluit eigenlijk pas achteraf.

14. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het advies van de commissie altijd pas bij de beslissing op bezwaar wordt meegestuurd. Er lag al wel een positief stempeladvies van welstand, dat is ook een officieel advies. Het welstandsadvies heeft alleen betrekking op welstand, niet op andere ruimtelijke aspecten of bezwaren. In bezwaar wordt een integrale heroverweging uitgevoerd. Daarbij mag verweerder de standpunten en motivering aanvullen.

15. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit wat eisers aanvoeren niet dat de besluitvorming onzorgvuldig is geweest en dat het bestreden besluit om die reden zou moeten worden vernietigd. Op grond van de Algemene wet bestuursrecht wordt het primaire besluit in bezwaar volledig heroverwogen. Daaraan heeft verweerder, hoewel de motivering van het bestreden besluit wel wat helderder had gekund, voldaan. Ook de advisering aan verweerder en bekendmaking daarvan aan eisers was niet in strijd met daarvoor geldende regels. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie

16. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van mr. M. van der Knijff, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 augustus 2019.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel