Rechtbank Midden-Nederland, 18-05-2018, ECLI:NL:RBMNE:2018:2168, 6801776
Rechtbank Midden-Nederland, 18-05-2018, ECLI:NL:RBMNE:2018:2168, 6801776
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Midden-Nederland
- Datum uitspraak
- 18 mei 2018
- Datum publicatie
- 22 mei 2018
- ECLI
- ECLI:NL:RBMNE:2018:2168
- Zaaknummer
- 6801776
Inhoudsindicatie
Kort geding, non-concurrentiebeding, detachering, art. 7:653 lid 2 Burgerlijk Wetboek, beperking van de duur van het concurrentiebeding
Uitspraak
Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 6801776 AV EXPL 18-16 WM/1369
Kort geding vonnis van 18 mei 2018
inzake
de besloten vennootschap
Novadia B.V.,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen Novadia,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. R.A. van Huussen,
tegen:
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [gedaagde],
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. K.S. Loilargosain.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:- de dagvaarding met productie 1;- de conclusie van eis in reconventie van de zijde van [gedaagde] met producties 1 tot en met 5;- de mondelinge behandeling gehouden op 4 mei 2018, waarvan de griffier aantekening heeft gehouden;- de pleitnota van mr. Van Huussen; - de pleitnota van mr. Loilargosain.
Op de mondelinge behandeling zijn beide partijen met hun advocaat verschenen. Namens Novadia was de heer [A], directeur/mede-eigenaar bij Novadia, aanwezig.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2 De feiten
Novadia detacheert gediplomeerde specialisten en young professionals binnen de financiële dienstverlening. Haar afnemers zijn onder andere banken, (pensioen)verzekeraars, pensioenfondsen, pensioenuitvoerders en intermediairs.
[gedaagde] is per 1 juli 2014 bij Novadia in dienst getreden op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en was sindsdien werkzaam als detacheringsmedewerker bij Achmea Pensioen tegen een salaris van laatstelijk € 3.424,00 bruto per maand, inclusief € 1.000,00 projectbonus per maand.
In februari 2018 heeft [gedaagde] zijn arbeidsovereenkomst opgezegd tegen 1 april 2018. De opdracht bij Achmea liep per 1 april 2018 af.
In deze arbeidsovereenkomst is als artikel 14 het volgende concurrentiebeding opgenomen:
“Het is werknemer verboden om zonder expliciete schriftelijke toestemming van werkgever, gedurende het dienstverband betrokken te zijn bij andere ondernemingen dan wel zakelijke activiteiten, en binnen een tijdvak van zes maanden na het beëindigen van de arbeidsovereenkomst op welke wijze dan ook, in Nederland werkzaam te zijn bij opdrachtgevers van werkgever waar werknemer in het tijdvak van 12 maanden daaraan voorafgaand diensten heeft verricht, dan wel betrokken te zijn bij een onderneming die gelijk, gelijksoortig of aanverwant is aan die van werkgever dan wel opdrachtgevers van werkgever waarvoor werknemer diensten heeft verricht, als ook financieel in welke vorm dan ook belang te hebben, direct of indirect, of daarin of daarvoor op enige wijze werkzaam te zijn, hetzij om niet, hetzij tegen vergoeding of daarin een aandeel van welke aard dan ook te hebben, tenzij in onderling overleg schriftelijk anders wordt overeengekomen.”
In artikel 15 van de arbeidsovereenkomst is vervolgens opgenomen:
“Indien werknemer in strijd handelt met hetgeen is bepaald in de artikelen 11, 12, 13 en 14 van deze overeenkomst, verbeurt werknemer een onmiddellijke opeisbare contractuele boete van € 2.268,= per overtreden, dan wel voor iedere dag of gedeelte van een dag dat de overtreding voortduurt of zich herhaalt, onverminderd het recht van werkgever om de volledige schade op werknemer te verhalen, indien deze groter mocht zijn.”
Op 1 april 2018 is [gedaagde] in dienst getreden bij FTE Groep B.V. (hierna: FTE). Tot op heden werkt hij intern bij FTE en is hij nog niet gedetacheerd bij een opdrachtgever.
3 Het geschil in conventie en in reconventie
Novadia vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te verbieden om met onmiddellijke ingang tot en met 30 september 2018 op enige wijze werkzaam te zijn in of voor FTE of enig andere, al dan niet aan FTE verbonden of gerelateerde (rechts)persoon die zich toelegt op of bezighoudt met detachering van werknemers bij banken, (pensioen)verzekeraars, pensioenfondsen, pensioenuitvoerders en/of intermediairs, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000 per dag dat [gedaagde] daarmee in gebreke blijft. Verder vordert Novadia om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 2.268 per dag waarop hij, gerekend vanaf 1 april 2018 tot aan de dag waarop hij uit hoofde van het hierboven sub 1 gevorderde verbod een dwangsom verschuldigd zal worden, op enige wijze werkzaam zal zijn geweest in of voor FTE of enig andere, al dan niet aan FTE verbonden of gerelateerde (rechts)persoon die zich toelegt op of bezighoudt met detachering van werknemers bij banken, (pensioen)verzekeraars, pensioenfondsen, pensioenuitvoerders en/of intermediairs. Tot slot vordert Novadia om [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
Novadia legt aan haar vorderingen het volgende ten grondslag. Op de markt waarin Novadia actief is, is de concurrentie groot. Er is concurrentie ten aanzien van de verwerving van detacheringsopdrachten en ten aanzien van de verwerving van detacheringsmedewerkers. Eén van de belangrijkste onderdelen van het bedrijfsdebiet van Novadia is het human capital: het totaal van kennis en vakmanschap van de werknemers binnen haar organisatie, in het bijzonder van de te detacheren werknemers. Novadia heeft er een zwaarwegend belang bij om te voorkomen dat haar werknemers direct of kort na beëindiging van het dienstverband met Novadia in dienst treden bij een concurrerend detacheringsbedrijf. Dat verkleint het risico dat de opdrachtgever mee overstapt naar die concurrerende onderneming en het risico dat human capital wegvloeit naar de concurrent en de positie van Novadia in deze competitieve markt verzwakt. FTE is een directe concurrent van Novadia. FTE en/of de aan haar verbonden vennootschappen houden zich bezig met detachering van werknemers bij pensioenverzekeraars, pensioenuitvoerders en pensioenfondsen. FTE is een gelijke of gelijksoortige onderneming in de zin van het concurrentiebeding. Het verbod om niet bij een dergelijke onderneming werkzaam te zijn geldt slechts voor zes maanden en staat er verder niet aan in de weg om in dienst te treden bij de vele niet voor Novadia concurrerende ondernemingen. Daarom is het [gedaagde] tot en met 30 september 2018 niet toegestaan om voor FTE werkzaam te zijn. Novadia heeft [gedaagde] hierop gewezen en hem gewaarschuwd dat indiensttreding bij FTE een overtreding inhoudt van het concurrentiebeding waaraan hij is gebonden. [gedaagde] is desondanks bij FTE in dienst getreden. Novadia heeft recht en spoedeisend belang bij de voorlopige voorzieningen, omdat [gedaagde] ondanks waarschuwing sinds 1 april 2018 welbewust het concurrentiebeding overtreedt dat tussen hem en Novadia geldt, aldus Novadia.
[gedaagde] voert verweer met als conclusie afwijzing van de vorderingen van Novadia.
In reconventie vordert [gedaagde], voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, primair het tussen partijen overeengekomen concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk te schorsen per 1 april 2018, althans een in goede justitie te bepalen tijdstip, zodat het [gedaagde] is toegestaan bij FTE in dienst te treden en zijn werkzaamheden voor FTE voort te zetten, totdat in de bodemprocedure anders is beslist. Subsidiair vordert [gedaagde] om Novadia te veroordelen om, voor zolang Novadia [gedaagde] vanaf 1 april 2018 tot en met 30 september 2018, althans een in goede justitie te bepalen begin- en einddatum, aan het concurrentiebeding houdt, voor die duur aan [gedaagde] bij wijze van voorschot te betalen een vergoeding van € 3.424,00 bruto per maand, althans een in redelijkheid vast te stellen vergoeding, teneinde in zijn levensonderhoud te voorzien. Daarnaast vordert [gedaagde], zowel primair als subsidiair, om Novadia te veroordelen in de kosten van deze procedure.
Aan zijn vorderingen in reconventie legt [gedaagde] het volgende ten grondslag. Novadia en FTE zijn geen concurrenten. Novadia richt zich hoofdzakelijk op het detacheren van starters in de financiële sector en FTE richt zich op het detacheren van professionals in de financiële sector. Dit komt tot uiting in de verschillen tussen beide bedrijven in in het tarief dat zij hanteren jegens opdrachtgevers en de gemiddelde leeftijd en het gemiddelde aantal jaren werkervaring van het personeel. [gedaagde] wil carrière maken en heeft in 2015 aan de heer [A], directeur van Novadia, verteld dat hij daartoe mogelijk in dienst wilde treden bij een andere werkgever. [A] heeft in die gesprekken een drietal andere werkgevers genoemd, met wie [gedaagde] contact heeft gezocht. Deze contacten hebben niet geleid tot een overstap. In januari 2018 werd [gedaagde] via LinkedIn benaderd door FTE. Tijdens de gesprekken die volgden, werd hem duidelijk dat FTE professionals in de financiële sector detacheert en zwaardere opdrachten heeft met een hoger uurtarief hetgeen ook resulteert in een hoger salaris, betere secundaire arbeidsvoorwaarden en meer doorgroeimogelijkheden. In februari 2018 heeft [gedaagde] Novadia geïnformeerd over de gesprekken met FTE, waarop [A] zei dat FTE wordt gezien als een concurrent van Novadia. Een zeer groot aantal bedrijven valt onder het concurrentiebeding waardoor Novadia geen enkel redelijk belang heeft tot handhaving van het beding. De kennis die [gedaagde] bij Novadia heeft opgedaan is niet exclusief en [gedaagde] kent geen bedrijfsgeheimen, waardoor ook hierin geen grond voor beperking kan zijn gelegen. Het grondrecht op vrije arbeidskeuze moet daarom prevaleren, zodat het concurrentiebeding geen stand kan houden. In verhouding tot het te beschermen belang aan de kant van Novadia wordt [gedaagde] door het concurrentiebeding onbillijk benadeeld. Twee anderen zijn in het verleden niet gehouden aan het concurrentiebeding toen zij van Novadia overstapten naar FTE. Voor zover de kantonrechter beoordeelt dat het concurrentiebeding op de grond van de onbillijke benadeling niet kan worden vernietigd, is [gedaagde] van oordeel dat Novadia gehouden is om aan hem voor de duur van de beperking een vergoeding te voldoen, omdat het concurrentiebeding hem in belangrijke mate belemmert om anders dan in dienst van Novadia werkzaam te zijn en/of hem onredelijk belemmert om gedurende de periode van de beperking voldoende inkomen te verwerven teneinde in het eigen levensonderhoud te kunnen voorzien.
Novadia concludeert tot afwijzing van de vorderingen in reconventie.