Home

Rechtbank Middelburg, 12-05-2011, BQ4308, 12/715569-10 [P]

Rechtbank Middelburg, 12-05-2011, BQ4308, 12/715569-10 [P]

Gegevens

Instantie
Rechtbank Middelburg
Datum uitspraak
12 mei 2011
Datum publicatie
12 mei 2011
ECLI
ECLI:NL:RBMID:2011:BQ4308
Zaaknummer
12/715569-10 [P]

Inhoudsindicatie

Brandstichting. Eigen waarneming van de rechter.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG

Sector strafrecht

parketnummer: 12/715569-10 [P]

vonnis van de meervoudige kamer van 12 mei 2011

in de strafzaak tegen de ter terechtzitting verschenen verdachte

[verdachte]

geboren op [1988],

thans verblijvende te Penitentiaire Inrichting Middelburg – locatie Torentijd te Middelburg.

Raadsman mr. Vermeirssen, advocaat te Goes,

ter terechtzitting aanwezig.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 april 2011, waarbij de officier van justitie mr. De Smet-Dierckx en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2 De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, te weten dat:

1.

hij op een tijdstip gelegen in of omstreeks de periode 1 mei 2010 tot en met

22 juni 2010, te Axel, in de gemeente Terneuzen, met het oogmerk van

wederrechtelijke toe-eigening in/uit een clubgebouw van de scouting (gelegen

aan de Boslaan) heeft weggenomen een (oranje) EHBO-kist met inhoud, althans

enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Scouting 4 Ambachten, in elk

geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,

waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft

en/of de/het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel

van braak, verbreking, valse sleutel en/of inklimming;

art 310 Wetboek van Strafrecht

art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht

en voor zover terzake het onder 1 telastgelegde een veroordeling niet mocht

kunnen volgen, terzake dat

hij op of omstreeks 3 december 2010, althans in of omstreeks de periode van 1

mei 2010 tot en met 3 december 2010 in de gemeente Terneuzen, in elk geval in

Nederland, een (oranje) EHBO-kist met inhoud heeft verworven, voorhanden heeft

gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het

voorhanden krijgen van die EHBO-kist met inhoud wist dat het een door misdrijf

verkregen goed betrof;

art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht

en voor zover terzake het onder 1 subsidiair telastgelegde een veroordeling niet

mocht kunnen volgen, terzake dat

hij op of omstreeks 3 december 2010, althans in of omstreeks de periode van 1

mei 2010 tot en met 3 december 2010 in de gemeente Terneuzen, in elk geval in

Nederland, een (oranje) EHBO-kist met inhoud heeft verworven, voorhanden heeft

gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het

voorhanden krijgen van die EHBO-kist met inhoud redelijkerwijs had moeten

vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;

art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht

2.

hij op of omstreeks 2 of 3 juli 2010, te Axel, in de gemeente Terneuzen,

met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een clubgebouw

(gelegen aan de Boslaan) heeft weggenomen een krat bier (merk Jupiler), in elk

geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Scouting Vier Ambachten,

in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,

waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft

en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door

middel van braak, verbreking, valse sleutel en/of inklimming;

art 310 Wetboek van Strafrecht

art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht

3.

hij op of omstreeks 17 juli 2010, te Axel, in de gemeente Terneuzen,

ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk

van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een clubgebouw (gelegen aan de

Boslaan) weg te nemen enig goed van zijn gading, geheel of ten dele

toebehorende aan Scouting Vier Ambachten, in elk geval aan een ander of

anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot de plaats van het

misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed onder zijn bereik te

brengen door middel van braak, verbreking, valse sleutel en/of inklimming, een

gat in het gaaswerk van een hek heeft geknipt/gemaakt en/of door de aldus

ontstane opening is gegaan (naar dat clubgebouw) en/of van dat clubgebouw één

of meer glaslatten uit een kozijn heeft verwijderd en/of heeft geprobeerd een

houten plaat uit een kozijn te verwijderen, terwijl de uitvoering van dat

voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

art 310 Wetboek van Strafrecht

art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht

art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht

en voor zover terzake het onder 3 telastgelegde een veroordeling niet mocht

kunnen volgen, terzake dat

hij op of omstreeks 17 juli 2010, te Axel, in de gemeente Terneuzen,

opzettelijk en wederrechtelijk het gaaswerk van een hek en/of één of meer

glaslatten van een kozijn en/of een houten plaat (bij/van een clubgebouw,

gelegen aan de Boslaan), in elk geval enig(e) goed(ren), geheel of ten dele

toebehorende aan Scouting Vier Ambachten, in elk geval aan een ander of

anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar

gemaakt;

art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht

4.

hij op of omstreeks 13 november 2010, te Axel, in de gemeente Terneuzen, ter

uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van

wederrechtelijke toe-eigening in/uit een clubgebouw (gelegen aan de Boslaan)

weg te nemen enig goed van zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan

Scouting Vier Ambachten, in elk geval aan een ander of anderen dan aan

verdachte en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te

verschaffen en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik te brengen door

middel van braak, verbreking en/of inklimming, een gat in een hekwerk heeft

geknipt/gemaakt en/of door de alsdus ontstane opening is gegaan (naar dat

clubgebouw) en/of één of meer deuren van dat clubgebouw heeft

opengebroken/opengemaakt en/of (vervolgens) dat clubgebouw is binnengegaan,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

art 310 Wetboek van Strafrecht

art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht

art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht

en voor zover terzake het onder 4 telastgelegde een veroordeling niet mocht

kunnen volgen, terzake dat

hij op of omstreeks 13 november 2010, te Axel, in gemeente Terneuzen,

opzettelijk en wederrechtelijk een hekwerk en/of één of meer deuren (behorende

bij/van een clubgebouw, gelegen aan de Boslaan), in elk geval enig goed,

geheel of ten dele toebehorende aan Scouting Vier ambachten, in elk geval aan

een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of

onbruikbaar gemaakt;

art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht

5.

hij op of omstreeks 23 november 2010 te Axel, in de gemeente Terneuzen,

ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te

stichten in een clubgebouw (gelegen aan de Boslaan), met dat opzet dat

clubgebouw is binnengegaan en/of in dat clubgebouw een gasslang (die naar een

gasstel liep) heeft doorgesneden/kapotgemaakt (waardoor gas vrij in dat

clubgebouw ging stromen) en/of een gaspit heeft opengedraaid en het hierdoor

vrijkomende gas met vuur heeft aangestoken, in elk geval met dat opzet (open)

vuur in aanraking heeft gebracht met een gas, althans met een brandbare

gas/stof, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen (de in dat clubgebouw

aanwezige inboedel en/of goederen van particulieren en/of in de nabijheid van

dat clubgebouw aanwezige bossages en/of clubgebouw voetbalvereniging AZVV) te

duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is

voltooid;

art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht

art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht

en voor zover terzake het onder 5 telastgelegde een veroordeling niet mocht

kunnen volgen, terzake dat

hij in of omstreeks 24 november 2010, te Axel, in de gemeente Terneuzen,

opzettelijk en wederrechtelijk (bij/in/van een clubgebouw, gelegen aan de

Boslaan) het gaaswerk van een omheining en/of een gasslang en/of 2 lampen met

sensor en/of een deur, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele

toebehorende aan Scouting Vier Ambachten, in elk geval aan een ander of

anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar

gemaakt;

art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht

6.

hij op of omstreeks 03 december 2010 te Axel, in de gemeente Terneuzen,

opzettelijk brand heeft gesticht in een clubgebouw (gelegen aan de Boslaan),

immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk (open) vuur in aanraking

gebracht met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan dat clubgebouw

geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan,

terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen (de in dat clubgebouw aanwezige

inboedel en/of goederen van particulieren en/of in de nabijheid van dat

clubgebouw aanwezige bossages en/of clubgebouw voetbalvereniging AZVV), te

duchten was;

art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht

3 De voorvragen

De dagvaarding is geldig.

De rechtbank is bevoegd.

De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.

Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4 De beoordeling van het bewijs

4.1 Ten aanzien van feit 1

4.1.1. Het standpunt van de officier van justitie

Voor het primair ten laste gelegde feit acht de officier van justitie onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig, zodoende verzoekt zij de rechtbank verdachte van het primair ten laste gelegde feit vrij te spreken. De officier van justitie is van mening dat het subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. Zij baseert zich daarbij op de aangifte, het proces-verbaal van bevindingen van 4 december 2010 over de doorzoeking op 3 december 2010 en de getuigeverklaring van [getuige 1]. Bij verdachte thuis is tijdens een doorzoeking in zijn slaapkamer een oranje EHBO-kist aangetroffen. Getuige [getuige 1] herkent deze EHBO-kist voor 100% aan de inhoud als die van de scouting. De verdachte had een motief omdat hij kwaad was over het feit dat hij uit de scoutinggroep is gezet. Hij heeft over de herkomst van de kist verschillende verklaringen afgelegd.

4.1.2. Het standpunt van de verdediging

De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen, nu er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is. De verdachte ontkent elke betrokkenheid bij dit feit. Hij heeft de EHBO-kist gekregen van [kennis], een kennis. Er was voor de verdachte geen aanleiding te denken dat de kist afkomstig zou kunnen zijn van diefstal. De verdachte moet van dit feit worden vrijgesproken.

4.1.3. Het oordeel van de rechtbank

Naar het oordeel van de rechtbank is er onvoldoende bewijs dat verdachte de EHBO-kist uit het clubgebouw van de scouting heeft weggenomen. Er is aangifte gedaan namens scouting De Vier Ambachten van diefstal van een oranje EHBO-kist uit hun clubgebouw. Dit zou gebeurd zijn in de periode van 1 mei 2010 tot en met 22 juni 2010. Op 3 december 2010 heeft er in de woning van verdachte een doorzoeking plaatsgevonden, waarbij onder andere een oranje EHBO-kist is aangetroffen. De getuige [getuige 1] heeft deze EHBO-kist herkend als zijnde de kist die bij de scouting is weggenomen. Verder bevinden zich in het dossier geen andere bewijsmiddelen waaruit kan worden afgeleid dat het verdachte is geweest die zich door middel van braak de toegang tot het clubgebouw heeft verschaft en de EHBO-kist heeft gestolen. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende is gebleken van de betrokkenheid van verdachte bij het primair ten laste gelegde, zodat de rechtbank hem van dit feit zal vrijspreken.

Ten aanzien van het subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde merkt de rechtbank het volgende op. De verdachte heeft zowel bij de politie als tijdens het onderzoek ter terechtzitting aangegeven dat hij de EHBO-kist heeft gekregen van een kennis van hem, een zekere [kennis]. Uit het dossier blijkt echter niet dat de politie nader onderzoek heeft gedaan naar deze persoon. Hierdoor blijft onduidelijkheid bestaan of de verdachte de EHBO-kist van [kennis] heeft gekregen en of hij, gelet op mogelijk bij de overdracht van de betreffende kist door [kennis] gegeven informatie, wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de EHBO-kist van misdrijf afkomstig was. Naar het oordeel van de rechtbank is er dan ook onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een vorm van heling. De rechtbank zal de verdachte van het subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde feit vrijspreken.

4.2 Ten aanzien van feit 2

4.2.1. Het standpunt van de officier van justitie

Volgens de officier van justitie kan dit feit wettig en overtuigend worden bewezen. Zij heeft hierbij gewezen op de aangifte, genoemde getuigeverklaring van [getuige 2], het proces-verbaal Sporenonderzoek van 4 januari 2011, een proces-verbaal van bevindingen van 4 december 2010, de kleurenfoto’s van de aangetroffen spullen bij de doorzoeking van 3 december 2010, de getuigenverklaringen van [getuige 3] en [getuige 4], de getuigeverklaring van [getuige 5], een proces-verbaal van bevindingen van 15 januari 2011 en het vergelijkend werktuigsporenonderzoek in het aanvullend proces-verbaal van 13 april 2011 van Regiopolitie Zeeland, divisie recherche, afdeling RT-3 met registratienummer 2010099344.

4.2.2. Het standpunt van de verdediging

De verdediging is van mening dat niet tot een bewezenverklaring kan worden gekomen aangezien er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is. De verdachte ontkent betrokkenheid bij dit feit. Hij is niet de persoon die op de camerabeelden te zien is. Voorts is op de beelden niet te zien dat de persoon het krat bier mee naar buiten heeft genomen. Het is dus mogelijk dat het krat in het gebouw is achtergebleven. Er is ook geen aangifte gedaan van vermissing van een krat bier. De verdediging heeft, gelet op het voorgaande, vrijspraak bepleit.

4.2.3. Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank stelt vast dat op 26 juli 2010 alleen aangifte is gedaan van inbraak en niet van diefstal. Door de aangever is slechts het vermoeden uitgesproken dat de persoon op de beelden het krat bier heeft weggenomen. De rechtbank stelt voorts vast dat dit wegnemen niet op de camerabeelden is te zien. In het dossier alsmede tijdens het onderzoek ter terechtzitting zijn verder geen bewijsmiddelen naar voren gekomen op grond waarvan het wegnemen van een krat bier bewezen kan worden verklaard. De rechtbank concludeert aldus dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte een krat bier uit het clubgebouw van scouting De Vier Ambachten heeft weggenomen. De rechtbank zal verdachte daarom van dit feit vrijspreken.

4.3 Ten aanzien van feit 3

4.3.1. Het standpunt van de officier van justitie

Volgens de officier van justitie kan het primair telastegelegde (de poging diefstal met braak) wettig en overtuigend worden bewezen. Zij verwijst naar de aangifte en de camerabeelden. De verdachte wordt op deze beelden herkend door zowel getuige [getuige 4], [getuige 3] en [getuige 5].

De officier van justitie noemt daarnaast het proces-verbaal van bevindingen waaruit volgt dat het om dezelfde persoon gaat die eerder al is herkend als de verdachte en de getuigeverklaring van [getuige 2]. Uit een proces-verbaal van bevindingen van 20 juli 2010 blijkt dat een buurtbewoner op 17 juli 2010 omstreeks 01:15 uur heeft gezien dat een man een breekijzer liet vallen. De verdachte voldoet aan het gegeven signalement. Verder blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen van 15 januari 2011 dat op de camerabeelden van 17 juli 2010 de dader te zien is die een wollen muts draagt, een stofkapje en een grijze jas. Deze zijn sterk gelijkend op de bij de verdachte aangetroffen muts, stofkapje en grijze jas.

4.3.2. Het standpunt van de verdediging

De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen, nu uit het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor een veroordeling volgt.

De verdachte ontkent elke betrokkenheid bij dit feit. De camerabeelden zijn zwart-witbeelden waarop een vage schim van een persoon is te zien. Er blijkt niet dat dit de verdachte is. Er is niet te zien dat die persoon bezig is iets open te breken. Er is wel te zien dat er iemand heeft rondgelopen maar dit is onvoldoende voor een poging tot inbraak. Uit de beelden is ook niet op te maken dat de persoon op de camerabeelden de persoon is die de vernieling heeft toegebracht aan het clubgebouw. De verdediging heeft, gelet op het voorgaande, vrijspraak bepleit.

4.3.3. Het oordeel van de rechtbank

4.3.3.1. Camerabeelden

Van de feiten 2, 3, 4 en 5 bestaan camerabeelden van de beveiligingscamera’s bij het clubgebouw van de scouting . Deze camerabeelden zijn tijdens het onderzoek ter terechtzitting per feit bekeken. Op de terechtzitting heeft de rechtbank als eigen waarneming op de camerabeelden waargenomen:

- bij feit 2 dat het patroon van de stiksels op de achterkant van de jas van de persoon op de camerabeelden lijkt op de stiksels op de achterkant van de jas die de verdachte ter terechtzitting bij zich droeg. Tevens heeft de rechtbank waargenomen dat er een knoop op de rechtervoorzijde van die jas zat. Deze knoop is door de rechtbank eveneens waargenomen op de jas van de persoon op de camerabeelden;

- bij feit 3 dat de jas die de verdachte ter terechtzitting bij zich had, sterk lijkt op de jas die door de persoon die op de camerabeelden is te zien, is gedragen;

- bij feit 4 dat de persoon die op de camerabeelden te zien is, sterk lijkt op de persoon die op de camerabeelden bij de feiten 2 en 3 is te zien. De waarneming heeft dan betrekking op de muts, het stofkapje, de skibril dan wel zuurbril, de zwart witte handschoenen, de koevoet, het postuur van de persoon op de beelden en de manier van lopen van deze persoon;

- bij feit 5 dat de persoon die op de camerabeelden te zien is, gelet op het postuur, de manier van bewegen en de kleding, zwart witte handschoenen, muts, stofkapje en bril, sterk lijkt op de persoon die op de camerabeelden bij de feiten 2, 3 en 4, is te zien. Voorts is waargenomen dat een inbeslaggenomen jas van de verdachte, wat betreft grijzige plekken en het zakje op zowel de linker- als rechter voorzijde, sterk lijkt op de jas die door de persoon op de camarabeelden is gedragen.

Naar het oordeel van de rechtbank is het, gelet op de hiervoor genoemde eigen waarneming op het onderzoek ter terechtzitting, aannemelijk dat op de camerabeelden bij de feiten 2, 3, 4 en 5 steeds één en dezelfde persoon te zien is. De rechtbank baseert dit oordeel op de gelijkenis tussen de jassen die de persoon op de camerabeelden draagt en die onder de verdachte in beslag zijn genomen dan wel ter zitting is getoond, de overige kledingstukken die bij de verschillende camerabeelden overeenkomen (stofkapje, zwart witte handschoenen, skibril dan wel zuurbril, bordeauxrode muts), het materiaal dat door de persoon wordt gebruikt, te weten een koevoet, het postuur van de persoon op de beelden en de manier van bewegen van deze persoon.

4.3.3.2. Overige bewijsmiddelen

Op vrijdag 3 december 2010 vond een doorzoeking plaats in het perceel [woning verdachte]. Deze woning werd destijds bewoond door de verdachte. Bij de doorzoeking zijn onder meer in beslag genomen: een breekijzer c.q koevoet, kleur rood, een maglite, kleur zwart, een kniptang, een verbandtrommel, kleur oranje, een mondkapje, een bordeauxrode muts met opschrift ‘killer whale’, een veiligheidsbril, een deels gevulde fles spiritus, nog twee kniptangen en een veiligheidsbril. Op dinsdag 14 december 2010 zijn daarnaast in het perceel [woning verdachte] onder andere een donkere grijs/ blauwe jas, een wegwerpaansteker, een paar werkhandschoenen aan de handrugzijde kleur donkerblauw en de handpalm en vingertoppen kleur wit/ grijs in beslag genomen. Door verbalisanten is een vergelijking gemaakt tussen de beelden van de beveiligingscamera’s en de aangetroffen goederen in de woning van de verdachte .

De beelden van de beveiligingscamera’s van 3 juli 2010, 17 juli 2010, 13 november 2010 en 25 november 2010 zijn onderzocht en afgedrukt. Uit dit onderzoek bleek dat de persoon die op de camerabeelden in en rond het scoutinggebouw te zien is, de volgende kenmerken vertoont:

- de persoon draagt een rode muts, kleur rood, sterk gelijkend op de in beslag genomen muts die in de woning van de verdachte is aangetroffen;

- de persoon draagt een zuurbril, sterk gelijkend op de in beslag genomen zuurbril die in de woning van de verdachte is aangetroffen;

- de persoon draagt een stofkapje voor de mond, sterk gelijkend op het in beslag genomen stofkapje dat in de woning van de verdachte is aangetroffen;

- de persoon draagt een grijze jas, die sterk gelijkt op de jas die in de woning van de verdachte is aangetroffen;

- de persoon draagt in zijn linkerhand een Maglite zaklantaarn, gelijkend op en hetzelfde type als de Maglite die in de woning van de verdachte is aangetroffen;

- de persoon draagt in zijn hand vermoedelijk ook een breekijzer, gelijkend op het breekijzer dat in de woning van de verdachte is aangetroffen.

De verbalisant [verbalisant] en de getuigen [getuige 3] en [getuige 4] hebben de persoon op de camerabeelden herkend als zijnde verdachte. Uit het vergelijkend werktuigsporenonderzoek is verder vastgesteld dat de afgevormde werktuigsporen (behorende bij feit 2), zijn veroorzaakt met het bij verdachte inbeslaggenomen breekijzer.

De ex-vriendin van de verdachte, [getuige 2], heeft daarnaast als getuige verklaard . Zij heeft verklaard dat verdachte lid is geweest van de scoutinggroep te Axel en dat hij uit de scoutinggroep is gezet wegens een geldkwestie. Volgens [getuige 2] was verdachte daar erg boos over en heeft hij toen verschillende keren gezegd dat hij bij de scouting in zou gaan breken en de zaak in brand zou steken. [getuige 2] heeft verklaard dat verdachte in de winter van 2009 op 2010 heeft ingebroken bij de scouting. [getuige 2] heeft verder verklaard dat verdachte toen werkkleding en een bordeaux rode muts droeg. De verdachte heeft volgens [getuige 2] twee of drie keer tegenover haar toegegeven dat hij ingebroken had bij de scouting. De verdachte heeft volgens haar altijd een koevoet gebruikt. Volgens [getuige 2] heeft hij ooit een rode koevoet in zijn bezit gehad. Op de muts die hij draagt, staat een plaatje van een Orka met de tekst ‘killer whale’. Volgens [getuige 2] heeft de verdachte via zijn werk de beschikking over allerlei veiligheidsmiddelen zoals een bril en stofkapjes.

Op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de persoon die op de camerabeelden is te zien, de verdachte is.

4.3.3.3. Ten aanzien van feit 3

Uit de aangifte van [getuige 5] blijkt dat hij op 17 juli 2010 bij het clubgebouw op de Boslaan te Axel zag dat een gedeelte van het gaaswerk was vernield, waardoor er een gat in het hekwerk zat. Hij zag verder aan de achterzijde van het clubgebouw dat de dader enkele glaslatten had verwijderd uit een houten kozijn. Het kozijn was voorzien van een houten plaat. Naast het kozijn waar de dader de glaslatten had verwijderd, had de dader volgens aangever enkele keren gepoogd om een houten plaat uit een kozijn te verwijderen. De genoemde glaslatten lagen aan de achterzijde van het gebouw op de grond. Uit het sporenonderzoek blijkt daarnaast dat het hekwerk was open geknipt en dat van een uit hout bestaand raam de glaslatten waren verwijderd. Aan de achterzijde van de glaslatten zag de forensisch onderzoeker indrukken afkomstig van een breekwerktuig, vermoedelijk een schroevendraaier.

Naar het oordeel van de rechtbank is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat sprake is van een poging diefstal met braak. Van betekenis voor dit oordeel is dat de intentie waarmee de verdachte zich de toegang tot het clubgebouw heeft willen verschaffen, niet is komen vast te staan en niet uit te sluiten is dat de verdachte al op 17 juli 2010 de bedoeling had om in het gebouw brand te stichten. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de verdachte dan ook vrijspreken van het primair telastegelegde.

De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 subsidiair ten laste gelegde feit (vernieling) heeft begaan en overweegt daartoe het volgende. Uit de aangifte van 17 juli 2010, het genoemde proces-verbaal Sporenonderzoek van 23 juli 2010, de eigen waarneming van de rechtbank en het oordeel van de rechtbank dat de verdachte de persoon is op de camerabeelden, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte schuldig is aan het subsidiair tenlastegelegde feit.

4.4 Ten aanzien van feit 4

4.4.1. Het standpunt van de officier van justitie

Volgens de officier van justitie kan het primaire feit (een poging diefstal met braak) wettig en overtuigend worden bewezen. Zij verwijst onder meer naar de aangifte, de camerabeelden, de verklaring van [getuige 2] en de herkenning van de verdachte op de camerabeelden. Verder verwijst de officier van justitie naar het proces-verbaal Sporenonderzoek van 9 december 2010, het proces-verbaal van bevindingen van 16 januari 2011 en de kleurenfoto’s van de camerabeelden van 13 november 2010. Voor het overige heeft de officier van justitie voor haar standpunt ten aanzien van dit feit verwezen naar haar standpunt over feit 3.

4.4.2. Het standpunt van de verdediging

De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen, nu uit het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor een veroordeling volgt.

De verdachte ontkent dat hij de persoon op de camerabeelden is. Er wordt vrijspraak bepleit.

4.4.3. Het oordeel van de rechtbank

Aangever [getuige 5] heeft verklaard dat hij op vrijdag 12 november 2010 omstreeks 17:00 uur bij het scoutinggebouw te Axel is geweest. Hij heeft die dag geen nieuwe schade gezien aan het hek of aan het gebouw zelf. Op zaterdag 13 november 2010 omstreeks 08:45 uur was [getuige 5] weer aanwezig bij het scoutinggebouw. De nooddeur stond open en de deuren van de lokalen stonden open. Er was niets weggenomen. Het hek buiten was open geknipt.

Uit het proces-verbaal sporenonderzoek van 9 december 2010 blijkt onder meer dat op de camerabeelden te zien is dat een persoon in het gebouw van de scouting op 13 november 2010 een deur met een breekijzer openbreekt. De rechtbank heeft hiervoor onder 4.3.3.1. en 4.3.3.2. al overwogen dat zij van oordeel is dat de persoon die op de camerabeelden is te zien, verdachte is.

Naar het oordeel van de rechtbank is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat sprake is van een poging diefstal met braak. Van betekenis voor dit oordeel is dat de intentie waarmee de verdachte zich de toegang tot het clubgebouw heeft willen verschaffen, niet is komen vast te staan en niet uit te sluiten is dat de verdachte al op 13 november 2010 de bedoeling had om in het gebouw brand te stichten. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de verdachte dan ook vrijspreken van het primair telastegelegde.

De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4 subsidiair ten laste gelegde feit (vernieling) heeft begaan en overweegt daartoe het volgende. Uit de aangifte van 15 november 2010, het proces-verbaal sporenonderzoek van 9 december 2010, de eigen waarneming van de rechtbank en het oordeel van de rechtbank dat de verdachte de persoon is op de camerabeelden, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte schuldig is aan het subsidiair tenlastegelegde feit.

4.5 Ten aanzien van feit 5

4.5.1. Het standpunt van de officier van justitie

Volgens de officier van justitie kan dit feit wettig en overtuigend worden bewezen. Zij verwijst hiervoor naar de aangifte, de camerabeelden, de herkenning van de verdachte op de camerabeelden door de getuigen [getuige 4], [getuige 3] en [getuige 5], en de verklaring van de getuige [getuige 2]. Er was wederom ingebroken in het scoutinggebouw, de gasslang van een van de gasstellen was doorgesneden en de pit van het andere gastoestel was brandend achtergelaten. Dit was een poging om het gebouw van de scouting te laten exploderen. Het gaas van de omheining was stukgeknipt, een deur was opengebroken en twee lampen met sensoren waren stukgeslagen.

4.5.2. Het standpunt van de verdediging

De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen, nu uit het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor een veroordeling volgt.

De verdachte ontkent dat hij de persoon op de camerabeelden is. Er wordt vrijspraak bepleit.

4.5.3. Het oordeel van de rechtbank

Aangever [getuige 5] heeft verklaard dat op dinsdag 23 november 2010 er nog mensen bij het gebouw van de scouting waren en dat er nog niets aan de hand was. Op woensdag 24 november 2010 constateerde [getuige 5] bij aankomst bij het scoutinggebouw een gaslucht. Hij zag dat de gasslang naar een van de gasstellen was doorgesneden en dat van het andere gasstel de pit brandde . Op de camerabeelden is te zien dat een persoon onder andere de ruimte van de gasstellen binnengaat. Verder is op de camerabeelden niemand anders waargenomen die de voornoemde beschadiging zou hebben kunnen veroorzaakt.

Uit het proces-verbaal sporenonderzoek van 9 december 2010 blijkt onder meer dat op de camerabeelden te zien is dat een persoon in het gebouw van de scouting rondloopt en verschillende ruimtes betreedt. De rechtbank heeft hiervoor onder 4.3.3.1. en 4.3.3.2. al overwogen dat zij van oordeel is dat de persoon die op de camerabeelden is te zien, verdachte is.

Uit de verklaring van de getuige [getuige 2] blijkt dat de verdachte tegen [getuige 2] heeft gezegd dat hij bij een inbraak het gebouw van de scouting in brand zou steken en dat hij dat zou doen door de gasleiding kapot te maken en later vuur naar binnen te zullen gooien of iets brandbaars in het gebouw aan te zullen steken.

Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit.

De rechtbank merkt het doorsnijden van de gasslang, het opendraaien van de gaspit en het vrijkomende gas met vuur aansteken aan als een poging tot opzettelijk brand stichten. De rechtbank gaat er vanuit dat het gas met vuur in aanraking moet zijn gekomen, aangezien de gaspit op 24 november 2010 brandde. Voornoemde handelingen zijn gezien de uiterlijke verschijningsvorm gericht op de voltooiing van het delict brandstichting. In het algemeen kan bij brandstichting in onroerende zaken al snel gemeen gevaar voor goederen worden aangenomen. Dit gemeen gevaar is hier ook aanwezig . Het gebouw van de scouting stond nabij bossages en clubgebouwen van andere verenigingen.

4.6 Ten aanzien van feit 6

4.6.1. Het standpunt van de officier van justitie

Volgens de officier van justitie kan de brandstichting wettig en overtuigend worden bewezen. Zij verwijst hiervoor naar een proces-verbaal van bevindingen van 3 december 2010. Hieruit blijkt dat er sprake is van een brand die in het gebouw is gestart en er is een positieve indicatie voor brandversnellende vloeistof in de hoek van de bar. Tijdens de doorzoeking is bij verdachte thuis op de bank een deels gevulde fles Spiritus aangetroffen.

Uit het proces-verbaal van bevindingen van 3 december 2010 blijkt dat verdachte bij de brand opvalt door zijn gedrag. Volgens de officier van justitie heeft verdachte geen sluitend alibi. Zij stelt dat verdachte kennelijk leugenachtig verklaart over zijn alibi. Daarnaast is de verdachte herkend bij een eerdere poging brandstichting en bij meerdere inbraken. De officier van justitie verwijst tot slot wederom naar de verklaring van getuige [getuige 2].

4.6.2. Het standpunt van de verdediging

De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen, nu uit het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor een veroordeling volgt.

De verdachte ontkent elke betrokkenheid bij dit feit. Het is maar de vraag of er sprake is van brandstichting in de zin van opzettelijk menselijk handelen. De technische recherche heeft met een PID-meter geen indicatie verkregen voor het gebruik van brandversnellende stoffen of vloeistoffen, behalve in een hoek op de bar. Volgens de verdediging is dat niet bijzonder, omdat alles is verbrand, inclusief de aanwezige stoffen en vloeistoffen die in de bar of in de nabijheid ervan stonden. De meting zegt dus niets over of de brand is aangestoken. De PID-meter meet vluchtige organische componenten, koolstofwaterverbindingen die makkelijk verdampen en daartoe behoort een heel scala aan stoffen. Als er bijvoorbeeld een schoonmaakmiddel onder de bar stond, of een spuitbus, dan is de gemeten hogere ppm-waarde goed verklaarbaar. Op grond van het dossier staat dus niet vast dat de brand het gevolg is van brandstichting. Evenmin is uit de stukken op te maken wanneer de brand is ontstaan en dat de verdachte de dader is. De verdediging heeft dan ook vrijspraak bepleit.

4.6.3. Het oordeel van de rechtbank

Uit de aangifte van [getuige 5] blijkt dat hij op donderdag 2 december 2010 voor het laatst bij het clubgebouw van de scouting is geweest. Het gebouw was toen nog intact. Op vrijdag 3 december 2010 kwam [getuige 5] omstreeks 07:15 uur bij het clubgebouw aan. Hij zag toen dat er brand was.

Uit het proces-verbaal van bevindingen van 3 december 2010 blijkt dat er op 3 december 2010 door verbalisanten een onderzoek is ingesteld naar aanleiding van de brand. De verbalisanten hebben op basis van het brand- en schadebeeld vast kunnen stellen dat de brand haar oorsprong had in het clubgebouw. De verbalisanten rapporteren dat de exacte oorzaak van de brand niet meer met zekerheid kon worden aangetoond. Nu ook overigens niet blijkt wat de oorzaak van de brand is, is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende is vast komen te staan dat er opzettelijk brand is gesticht zodat de rechtbank de verdachte van dit feit zal vrijspreken.

4.7. De bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

3.

op 17 juli 2010, te Axel, in de gemeente Terneuzen,

opzettelijk en wederrechtelijk het gaaswerk van een hek en één of meer

glaslatten van een kozijn (van een clubgebouw,

gelegen aan de Boslaan), toebehorende aan Scouting Vier Ambachten heeft vernield en beschadigd;

4.

op 13 november 2010, te Axel, in de gemeente Terneuzen,

opzettelijk en wederrechtelijk een hekwerk en één of meer deuren (behorende bij een clubgebouw, gelegen aan de Boslaan), toebehorende aan Scouting Vier ambachten, heeft beschadigd;

5.

op 23 november 2010 te Axel, in de gemeente Terneuzen,

ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te

stichten in een clubgebouw (gelegen aan de Boslaan), met dat opzet dat

clubgebouw is binnengegaan en in dat clubgebouw een gasslang (die naar een

gasstel liep) heeft doorgesneden/kapotgemaakt (waardoor gas vrij in dat

clubgebouw ging stromen) en een gaspit heeft opengedraaid en het hierdoor

vrijkomende gas met vuur heeft aangestoken terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen (

in de nabijheid van dat clubgebouw aanwezige bossages en/of clubgebouw) te

duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is

voltooid.

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5. De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6. De strafoplegging

6.1. De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie vordert op grond van hetgeen zij bewezen acht aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren met aftrek van voorarrest, waarvan een jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact. De officier van justitie heeft in haar eis rekening gehouden met de gevoelens van angst en onveiligheid die in de samenleving en in het bijzonder bij de leden van de Scouting zijn ontstaan naar aanleiding van de ten laste gelegde feiten. Volgens de officier van justitie staat er op dergelijke feiten niet voor niets een gevangenisstraf van 12 en 16 jaar. Het gemeen gevaar voor goederen en personen is niet te overzien geweest. Gas is volledig onvoorspelbaar en brandhaarden zijn niet te controleren. Het gaat dan ook om zeer ernstige feiten. De officier van justitie heeft bij de hoogte van haar eis rekening gehouden met de over de verdachte uitgebrachte rapportages waaruit onder meer blijkt dat de verdachte als volledig toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.

6.2. Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken ten aanzien van alle tenlastegelegde feiten. Indien een of meer tenlastegelegde feiten toch bewezen worden verklaard, dan refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.

6.3. Het oordeel van de rechtbank

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het meermalen vernielen en beschadigen van het clubgebouw van de scouting te Axel en aan een poging om daar brand te stichten. Deze feiten hebben de scoutingvereniging grote financiele schade toegebracht en hebben onder de leden van de scouting en de inwoners van Axel en omgeving gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt. De rechtbank rekent de verdachte in het bijzonder de poging tot brandstichting zwaar aan. Dit is een zeer ernstig feit vanwege het gevaar voor goederen.

Uit het uittreksel Justitiële Documentatie blijkt dat verdachte een blanco strafblad heeft.

Uit de rapportage van 14 maart 2011, opgesteld door psycholoog Lander, blijkt onder andere dat de verdachte als volledig toerekeningsvatbaar kan worden beschouwd. De rechtbank gaat hier dan ook van uit. Uit de rapportage blijkt voorts dat bij de verdachte sprake is van misbruik van alcohol en van problemen bij het zelfstandig wonen. Het is volgens de psycholoog van belang dat verdachte begeleid wordt in verband met het alcoholmisbruik en de genoemde problemen. Er zou overwogen kunnen worden om een deel van de straf voorwaardelijk te stellen met als bijzondere voorwaarde een verplicht reclasseringscontact. De vaststellingen en conclusies uit de rapportage van de psycholoog worden bevestigd in het rapport van de Reclassering Nederland te Middelburg van 29 maart 2011.

Gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en op de persoon van de verdachte is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden is. De rechtbank ziet aanleiding een deel daarvan, te weten drie maanden, voorwaardelijk op te leggen. De straf die wordt opgelegd, is aanzienlijk lager dan de eis van de officier van justitie. Dit houdt verband met het feit dat de rechtbank de verdachte van een aantal feiten heeft vrijgesproken. De voorwaardelijke straf maakt een verplichte begeleiding door Reclassering Nederland mogelijk. Deze begeleiding is naar het oordeel van de rechtbank noodzakelijk gelet op hetgeen hierover in de genoemde rapportages is opgenomen. Tevens wordt met deze voorwaardelijke straf beoogd verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.

7. De benadeelde partij

De benadeelde partij Stichting Beheer scouting Axel vordert voor feit 6 (de brandstichting op 3 december 2010) een schadevergoeding van € 145.312,79. De verdachte is van dit feit vrijgesproken. De rechtbank zal om die reden de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.

8. De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 45, 57, 157 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

9. De beslissing

De rechtbank:

Vrijspraak

- spreekt verdachte vrij van de onder 1, 2, 3 primair, 4 primair en 6 tenlastegelegde feiten;

Bewezenverklaring

- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.7. is omschreven;

- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

feit 3 subsidiair: Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen en beschadigen, meermalen

gepleegd;

feit 4 subsidiair: Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort beschadigen, meermalen gepleegd;

feit 5 primair: Poging tot opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen

gevaar voor goederen te duchten is.

- verklaart verdachte strafbaar;

Strafoplegging

- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 9 (negen) maanden waarvan 3 (drie) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

- bepaalt dat het voorwaardelijk deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:

• omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;

• omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;

- stelt als bijzondere voorwaarde:

• dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland.

- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden.

- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.

Benadeelde partijen

- verklaart de benadeelde partij Stichting Beheer scouting Axel niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

Dit vonnis is gewezen door mr. Vos, voorzitter, mr. Nomes en mr. Van Steenbergen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Zuijdweg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 12 mei 2011.

mr. Van Steenbergen is buiten staat dit vonnis te tekenen.