Home

Rechtbank Middelburg, 03-12-2008, BI1587, 56906/ HA ZA 07-138

Rechtbank Middelburg, 03-12-2008, BI1587, 56906/ HA ZA 07-138

Gegevens

Instantie
Rechtbank Middelburg
Datum uitspraak
3 december 2008
Datum publicatie
20 april 2009
ECLI
ECLI:NL:RBMID:2008:BI1587
Zaaknummer
56906/ HA ZA 07-138

Inhoudsindicatie

Tussen partijen is in maart 2005 een overeenkomst gesloten op grond waarvan SZV heeft zorggedragen voor het transport en de verwerking van het schroot en de metalen die door ZRD in zogenaamde ‘milieustraten’ te Zeeuws-Vlaanderen zijn ingezameld.

In e[SZV]maart 2005 van [SZV] aan

[ZRD] van ZRD is onder meer vermeld:

“Hierbij doen wij u naar aanleiding van het gesprek de bevestiging toekomen, inzake het transport en de verwerking van het schroot/metalen voor het jaar 2005 tbv de regionale milieustraten Zeeuws-Vlaanderen. (…) Deze opdracht is geldig voor het jaar 2005 en zal zonder opzegging van een van beide partijen stilzwijgend met 1 jaar worden verlengd met inachtneming van een opzegtermijn van twee maanden. (…).”

Deze brief is door [SZV] en [ZRD] ondertekend.

In september 2006 heeft tussen [SZV] en [operations manager ZRD] (operations manager bij ZRD) een gesprek plaatsgevonden.

In een brief van [SZV] aan ([operations manager ZRD] van) ZRD d.d. 20 september 2006 is onder meer vermeld:

“Naar aanleiding van ons prettig mondeling onderhoud doen wij u hierbij toekomen het voorstel tot het vernieuwen van het contract betreffende het transport en de verwerking van het schroot/metalen tot en met 31 januari 2009 (…). Vertrouwende U hiermede van een passende offerte te hebben voorzien (…)”

Het geschil

SZV vordert uiteindelijk te verklaren voor recht:

primair dat ZRD toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van haar verbintenis;

subsidiair dat ZRD onrechtmatig heeft gehandeld jegens SZV omdat de redelijkheid en billijkheid met zich brengen dat ZRD onder de gegeven omstandigheden de samenwerking met ZRD niet (althans niet zonder meer op deze wijze) mocht beëindigen.

Daarnaast vordert SZV primair en subsidiair veroordeling van ZRD aan SZV tot betaling van een schadevergoeding nader op te maken bij staat, alles met veroordeling van ZRD in de proceskosten, inclusief de nakosten.

Uitspraak

Uitspraak

zaaknummer / rolnummer: 56906 / HA ZA 07-138

Vonnis van 3 december 2008

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

SZV B.V.

statutair gevestigd te Terneuzen,

eiseres,

advocaat mr. K.P.T.G. Flos,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

ZEEUWSE REINIGINGSDIENST B.V.

statutair gevestigd te Middelburg,

gedaagde,

advocaat mr. M. van der Bent.

Partijen worden hierna SZV en ZRD genoemd.

De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

het tussenvonnis van 13 juni 2007,

het proces-verbaal van comparitie van partijen d.d. 25 september 2007,

de conclusie van repliek, waarbij SZV haar eis heeft gewijzigd,

de conclusie van dupliek,

de antwoordakte d.d. 19 maart 2008 van SZV,

de akte d.d. 7 mei 2008 van ZRD,

de antwoordakte d.d. 22 mei 2008 van SZV.

De feiten

Tussen partijen is in maart 2005 een overeenkomst gesloten op grond waarvan SZV heeft zorggedragen voor het transport en de verwerking van het schroot en de metalen die door ZRD in zogenaamde ‘milieustraten’ te Zeeuws-Vlaanderen zijn ingezameld.

In e[SZV]maart 2005 van [SZV] aan

[ZRD] van ZRD is onder meer vermeld:

“Hierbij doen wij u naar aanleiding van het gesprek de bevestiging toekomen, inzake het transport en de verwerking van het schroot/metalen voor het jaar 2005 tbv de regionale milieustraten Zeeuws-Vlaanderen. (…) Deze opdracht is geldig voor het jaar 2005 en zal zonder opzegging van een van beide partijen stilzwijgend met 1 jaar worden verlengd met inachtneming van een opzegtermijn van twee maanden. (…).”

Deze brief is door [SZV] en [ZRD] ondertekend.

In september 2006 heeft tussen [SZV] en [operations manager ZRD] (operations manager bij ZRD) een gesprek plaatsgevonden.

In een brief van [SZV] aan ([operations manager ZRD] van) ZRD d.d. 20 september 2006 is onder meer vermeld:

“Naar aanleiding van ons prettig mondeling onderhoud doen wij u hierbij toekomen het voorstel tot het vernieuwen van het contract betreffende het transport en de verwerking van het schroot/metalen tot en met 31 januari 2009 (…). Vertrouwende U hiermede van een passende offerte te hebben voorzien (…)”

Op 5 december 2006 heeft ZRD SZV telefonisch meegedeeld dat zij afzag van verdere samenwerking met SZV na 31 december 2006. ZRD heeft dat vervolgens bevestigd bij brief van 11 december 2006.

Op 6 december 2006 heeft [SZV] [operations manager ZRD] opgebeld. Hetgeen tijdens dat telefoongesprek is besproken is op cd-rom vastgelegd. Die cd-rom evenals de uitgewerkte versie daarvan zijn in het geding gebracht.

Het geschil

SZV vordert uiteindelijk te verklaren voor recht:

primair dat ZRD toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van haar verbintenis;

subsidiair dat ZRD onrechtmatig heeft gehandeld jegens SZV omdat de redelijkheid en billijkheid met zich brengen dat ZRD onder de gegeven omstandigheden de samenwerking met ZRD niet (althans niet zonder meer op deze wijze) mocht beëindigen.

Daarnaast vordert SZV primair en subsidiair veroordeling van ZRD aan SZV tot betaling van een schadevergoeding nader op te maken bij staat, alles met veroordeling van ZRD in de proceskosten, inclusief de nakosten.

Aan de gewijzigde vordering ligt het volgende ten grondslag.

Primair stelt SZV dat partijen in september 2006 verlenging van de overeenkomst tot en met december 2009 zijn overeengekomen. Dit is bevestigd met de offerte d.d.

20 september 2006. ZRD heeft de afspraken nogmaals bevestigd tijdens het telefoongesprek op 6 december 2006. Nu ZRD de opdracht aan een andere partij heeft gegeven, schiet zij toerekenbaar tekort in haar verplichtingen en dient zij de schade die SZV hierdoor heeft geleden te vergoeden. De schade bestaat uit gederfde winst en ingeboekt personeel en materieel voor reeds geplande werkzaamheden voor 2007.

Subsidiair stelt SZV dat ZRD onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door de samenwerking (op deze wijze) te beëindigen. Daarbij is van belang dat partijen reeds acht jaar zaken met elkaar deden, dat Van [operations manager ZRD] zonder voorbehoud handelde en daartoe bevoegd was, dat ZRD na het ontvangen van de offerte in september 2006 tot december 2006 niets van zich liet horen en dat het ‘verlengingsproces’ in eerdere jaren op dezelfde

wijze verliep. SZV mocht er dan ook op vertrouwen dat het goed was. SZV voert verweer tegen het beroep dat ZRD doet op vertegenwoordigingsonbevoegdheid van [operations manager ZRD].

ZRD heeft het volgende verweer gevoerd. Tussen partijen is in september 2006 geen (nieuwe) overeenkomst gesloten. [operations manager ZRD] heeft tijdens het gesprek in september 2006 slechts een offerte gevraagd en daarbij aangegeven dat ZRD zich aan het oriënteren was op de markt. Betwist wordt dat [operations manager ZRD] tijdens het telefoongesprek van

6 december 2006 heeft bevestigd dat tussen partijen afspraken zijn gemaakt over samenwerking tot en met december 2009. ZRD heeft niet onrechtmatig gehandeld door de onderhandelingen af te breken. Voorts wordt betwist dat het verlengingsproces in eerdere jaren op dezelfde wijze verliep. Bovendien was [operations manager ZRD] niet bevoegd de onderhavige overeenkomst te sluiten; gelet op de bij de Kamer van Koophandel neergelegde procuratieregeling was hij slechts bevoegd overeenkomsten met derden te sluiten tot een bedrag van € 25.000,-, terwijl de onderhavige overeenkomst dat bedrag te boven gaat.

De beoordeling

Allereerst is aan de orde de vraag of tussen partijen in september 2006 een overeenkomst tot stand is gekomen. Uit de brief d.d. 20 september 2006 van SZV aan ZRD valt dat niet af te leiden. Die brief is aan te merken als een offerte, waarin een voorstel voor contractsvernieuwing wordt gedaan. Uit die brief valt niet af te leiden dat die (niet ondertekende) offerte dient ter bevestiging van gemaakte afspraken. SZV heeft haar stelling dat zij de gemaakte afspraken door middel van een offerte heeft bevestigd, na betwisting, onvoldoende concreet nader onderbouwd. Die stelling zal dan ook worden gepasseerd. Daarbij is tevens van belang dat SZV stelt dat het verlengingsproces in eerdere jaren op dezelfde wijze verliep, terwijl aan de in maart 2005 gesloten overeenkomst een brief ten grondslag ligt, waarin wel uitdrukkelijk is vermeld dat die brief dient ter bevestiging van gemaakte afspraken. In die brief is onder meer vermeld: “Hierbij doen wij u naar aanleiding van het gesprek de bevestiging toekomen (…).” Die brief is ook opgesteld door [SZV] en zowel door SZV als ZRD voor akkoord ondertekend.

Ook de stelling dat ZRD tijdens het telefoongesprek van 6 december 2006 heeft toegegeven dat partijen in september 2006 een overeenkomst hebben gesloten wordt gepasseerd. Uit het verslag van het telefoongesprek van 6 december 2006 valt de juistheid van die stelling niet af te leiden. SZV stelt dat [operations manager ZRD] in dat gesprek bevestigde dat in september 2006 was afgesproken dat partijen tot en met 31 december 2009 onder dezelfde condities zouden verdergaan. Die bevestiging blijkt niet uit het verslag van het telefoongesprek. Daarin staat onder meer dat [SZV] tijdens het gesprek in september 2006 tegen [operations manager ZRD] heeft gezegd dat “hij er min of meer van was uitgegaan dat het (contract) gewoon door zou lopen en dat hij daar voor zichzelf van binnen al een beetje van uitging.” [operations manager ZRD] gaf aan dat hij indien mogelijk met SZV verder wilde gaan en vroeg [SZV] het één en ander op papier te zetten. [operations manager ZRD] gaf voorts aan dat hij ook offertes van een aantal andere partijen moest aanvragen; [SZV] heeft in dat telefoongesprek bevestigd dat hij daarvan op de hoogte was.

Gelet op het voorgaande wordt de stelling dat tussen partijen in september 2006 overeenstemming is bereikt over voortzetting van de overeenkomst gepasseerd. Het voorgaande betekent dat de vordering op de primaire grondslag niet toewijsbaar is.

Vervolgens is aan de orde de vraag of ZRD onrechtmatig heeft gehandeld door de samenwerking te beëindigen. SZV stelt dat ZRD haar tijdig duidelijkheid had moeten geven over het vervolg en/of met SZV had moeten dooronderhandelen. De stelling dat ZRD SZV tijdig duidelijkheid had moeten geven wordt gepasseerd. Partijen zijn in 2005 overeengekomen dat die opdracht voor 2005 gold en stilzwijgend kon worden verlengd met de duur van één jaar. De overeenkomst is vervolgens, nadat ZRD SZV telefonisch meedeelde dat zij afzag van verdere samenwerking, per december 2006 geëindigd. Gezien de uitkomst van het gesprek in september 2006 - die er kort gezegd op neerkomt dat ZRD nog offerte bij een aantal anderen zou gaan vragen - en het belang dat SZV had bij voortzetting van de overeenkomst, had het op haar weg gelegen niet af te wachten maar ook zelf bij ZRD te informeren.

De vraag resteert of ZRD met SZV had moeten dooronderhandelen, of anders gezegd, of het ZRD vrij stond de onderhandelingen af te breken. Als maatstaf voor de beoordeling van een schadevergoedingsplicht bij afgebroken onderhandelingen geldt dat ieder van de onderhandelende partijen - die verplicht zijn hun gedrag mede door elkaars gerechtvaardigde belangen te laten bepalen - vrij is de onderhandelingen af te breken, tenzij dit op grond van het gerechtvaardigd vertrouwen van de wederpartij in het tot stand komen van de overeenkomst of in verband met de andere omstandigheden van het geval onaanvaardbaar zou zijn. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de mate waarin en de wijze waarop de partij die de onderhandelingen afbreekt tot het ontstaan van dat vertrouwen heeft bijgedragen en met de gerechtvaardigde belangen van deze partij.

In dit geval hebben partijen één gesprek gehad, in september 2006, waarin - zo blijkt uit het verslag - [operations manager ZRD] weliswaar heeft gezegd alles “het liefste hetzelfde te laten doorlopen”, maar waarin hij ook heeft aangegeven “nog verder de markt op te gaan”. ZRD heeft betwist dat het verlengingsproces eerdere jaren op dezelfde wijze verliep. Aan de in maart 2005 gesloten overeenkomst ligt een door beide partijen voor akkoord ondertekende brief ten grondslag, waarin gemaakte afspraken zijn bevestigd, terwijl het gesprek in september 2006 resulteerde in een niet voor akkoord ondertekende offerte. Het feit dat partijen reeds acht jaar zaken met elkaar doen, maakt niet dat het SZV niet meer vrij stond de onderhandelingen af te breken en een overeenkomst met een andere partij te sluiten. Ten slotte maakt ook het feit dat ZRD tot december 2006 niets van zich liet horen, niet dat SZV er zonder meer vanuit mocht gaan dat het ‘goed zat’. Dat geldt temeer nu SZV ervan op de hoogte was dat ZRD nog offerte bij een aantal andere partijen diende te vragen.

Voorgaande betekent dat de vordering ook niet toewijsbaar is op de subsidiaire grondslag.

Gelet op het voorgaande zal de vordering worden afgewezen. Hetgeen partijen nog hebben aangevoerd over de vertegenwoordigingsbevoegdheid van [operations manager ZRD] kan buiten beschouwing blijven. SZV zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

De beslissing

De rechtbank,

- wijst de vorderingen af;

- veroordeelt SZV in de proceskosten, aan de zijde van ZRD tot op heden begroot op

€ 1.833,-, waarvan € 251,- aan vastrecht en € 1.582,- (3,5 x 452,-) wegens kosten voor de advocaat;

verklaart dit vonnis voor wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. N. van der Ploeg-Hogervorst en in het openbaar uitgesproken op 3 december 2008.