Home

Rechtbank Middelburg, 01-07-2003, AL7042, 110/2003

Rechtbank Middelburg, 01-07-2003, AL7042, 110/2003

Gegevens

Instantie
Rechtbank Middelburg
Datum uitspraak
1 juli 2003
Datum publicatie
3 oktober 2003
ECLI
ECLI:NL:RBMID:2003:AL7042
Zaaknummer
110/2003

Inhoudsindicatie

Geldvordering in kort geding toegewezen. Voorschot op schadevergoeding gevraagd nadat gedaagde door gerechtshof is veroordeeld wegens sexueel misbruik van eiseres. Beroep op verjaring verworpen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG

Sector civiel recht, voorzieningenrechter

Vonnis van 1 juli 2003 in de zaak van:

Kort gedingnr.: 110/2003

(eiseres),

wonende te (woonplaats),

eiseres,

procureur: mr. C.J. IJdema,

advocaat: mr. Ph.J.N. Aarnoudse te Deventer,

tegen:

(gedaagde),

wonende te (woonplaats),

gedaagde,

procureur: mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk.

1. Het verloop van het geding

Ter terechtzitting van 24 juni 2003 heeft eiseres - na vermindering van eis - gevorderd gedaagde te gelasten - binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis - een bedrag van € 25.000,-- over te maken op de derdenrekening van mr. Aarnoudse. Verder heeft eiseres gevorderd gedaagde te veroordelen in de kosten van dit geding.

Gedaagde heeft verweer gevoerd.

Na verder debat is vonnis gevraagd.

De inhoud van de overgelegde processtukken geldt als hier ingelast.

2. Het feit

Bij arrest van het gerechtshof te Den Haag d.d. 31 augustus 2000 is voor recht verklaard dat gedaagde door zijn onrechtmatig handelen - sexueel misbruik van eiseres tussen haar zevende en vijftiende/zestiende jaar - aansprakelijk is voor de daardoor door eiseres geleden schade, nader op te maken bij staat. Het door gedaagde tegen dit arrest ingestelde cassatieberoep is door de Hoge Raad bij arrest d.d. 11 oktober 2002 afgewezen.

3. Het geschil

3.1. Eiseres stelt spoedeisend belang te hebben bij een voorschot op de door haar geleden en nog te lijden schade tengevolge van het sexueel misbruik door gedaagde.

Uit het arrest van het gerechtshof blijkt dat gedaagde aansprakelijk is voor de door eiseres geleden schade. Eiseres stelt tengevolge van het jarenlange sexuele misbruik door gedaagde materiële en immateriële schade te hebben geleden. De materiële schade betreft onder meer therapiekosten en inkomensschade. De immateriële schade bestaat uit het ondergane leed en de psychische schade. Eiseres heeft de schade globaal begroot op een bedrag van € 730.000,--. Ter voorbereiding op de schadestaatprocedure is het noodzakelijk om de precieze hoogte van de schade nader vast te stellen. Dit dient door verschillende deskundigen te gebeuren, middels onderzoeken. Voor dergelijke onderzoeken is geld nodig. Het ontbreekt eiseres echter aan de benodigde financiële middelen om dergelijke onderzoeken te financieren. Voorts stelt zij het gevraagde voorschot nodig te hebben om de schadestaatprocedure aanhangig te kunnen maken in verband met griffierecht en kosten rechtsbijstand.

3.2. Primair stelt gedaagde zich op het standpunt dat niet is voldaan aan de vereisten gesteld aan toewijzing van een geldvordering in kort geding. Subsidiair is gedaagde van mening dat de vorderingen van eiseres zijn verjaard op grond van de absolute verjaringstermijn van artikel 3:310 BW. Meer subsidiair verzoekt gedaagde om de uitspraak in kort geding aan te houden tot na de uitspraak in de bodemprocedure. Meer meer subsidiair stelt gedaagde geen financiële draagkracht te hebben voor het betalen van enig bedrag bij wijze van voorschot.

4. De beoordeling

4.1. Voor toewijzing van een geldvordering in kort geding is vereist dat het bestaan van de vordering van eiseres op gedaagde voldoende aannemelijk is, in die zin dat het in een bodemprocedure hoogstwaarschijnlijk is dat de vordering wordt toegewezen. Daarnaast dient sprake te zijn van feiten of omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl tevens beoordeeld dient te worden of er sprake is van een onaanvaardbaar restitutierisico.

4.2. Ter zake van de waarschijnlijkheid dat de vordering in een bodemprocedure wordt toegewezen overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Gelet op overweging 11 van het arrest van het gerechtshof te Den Haag d.d. 31 augustus 2000 is voldoende aannemelijk geworden dat het sexueel misbruik door gedaagde van eiseres een belangrijke factor is geweest voor het ontstaan van de ziekte bij eiseres en dat eiseres tengevolge van die ziekte heeft geleden danwel nog lijdt. Hoewel het gerechtshof in dit arrest nog niet de vraag heeft beantwoord of ook andere - externe - oorzaken (mede) aanleiding hebben gegeven tot de psychische klachten van eiseres omdat dit de omvang van de schade betreft, acht de voorzieningenrechter gelet op voornoemde overweging van het gerechtshof vooralsnog voldoende aannemelijk dat eiseres tengevolge van het sexueel misbruik door gedaagde schade heeft geleden. Gelet op het feit dat dit misbruik gedurende een langere periode - tussen haar zevende en vijftiende/zestiende jaar - heeft plaatsgevonden, wordt voorts aannemelijk geacht dat het door de bodemrechter toe te wijzen schadebedrag substantieel zal zijn.

4.3. Het verweer van gedaagde dat de vordering van eiseres gelet op de absolute verjaringstermijn van 20 jaar is verjaard, wordt verworpen. Wat er ook zij van deze stelling, thans kan daarop geen beroep meer worden gedaan, nu er immers een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het gerechtshof is waarin gedaagde jegens eiseres is veroordeeld tot vergoeding van de schade.

4.4. Uit hetgeen ter terechtzitting is gesteld blijkt dat bij toewijzing van de vordering sprake is van een restitutierisico. Eiseres zal het toe te wijzen bedrag immers gebruiken voor het starten van de schadestaatprocedure en inschakelen van deskundigen teneinde de precieze omvang van de schade vast te stellen. Gelet op de omstandigheid dat eiseres naar alle waarschijnlijkheid middels een toevoeging rechtsbijstand zal procederen en middels de schadestaatprocedure ten laste van de griffier deskundigen kan inroepen, zullen de proceskosten naar voorlopig oordeel lager uitvallen dan door eiseres gesteld.

Verder dient hierbij in aanmerking te worden genomen dat het restitutierisico bij een afweging van de wederzijdse belangen minder zwaar weegt naarmate meer vaststaat dat in de bodemprocedure een bepaald bedrag zal worden toegewezen.

Rekening houdend met voornoemd restitutierisico, alsmede rekening houdend met de omstandigheid dat hoogstwaarschijnlijk is dat de rechter in de bodemprocedure een substantieel bedrag zal toewijzen, acht de voorzieningenrechter een bedrag van

€ 10.000,-- bij wege van voorschot redelijk en billijk.

Eiseres heeft bij toekenning van een voorschot van € 10.000,-- een spoedeisend belang, zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.

4.5. De omstandigheid dat gedaagde mogelijkerwijs niet in staat zou zijn dit voorschot te voldoen, hetgeen overigens door eiseres gemotiveerd is betwist, kan niet aan toewijzing van de vordering in de weg staan. Dit betreft - eventueel - een executiegeschil, waarover thans geen nadere uitspraak behoeft te worden gedaan.

4.6. Gedaagde zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding.

5. De beslissing

De voorzieningenrechter:

- veroordeelt gedaagde om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis ten titel van voorschot te betalen het bedrag van € 10.000,--, over te maken op het derdengeldenrekeningnummer van het kantoor van mr. Aarnoudse, zijnde 314959971;

- veroordeelt gedaagde in de kosten van het geding tot aan deze uitspraak aan de zijde van eiseres begroot op € 556,16 wegens verschotten en € 908,-- wegens procureurssalaris;

- bepaalt dat nu eiseres met een toevoeging procedeert, dat die kostenbetaling dient te geschieden door voldoening

a. aan de griffier van deze rechtbank :

- wegens het in debet gestelde deel griffierecht € 382,--;

- wegens procureurssalaris € 908,--;

b. aan eiseres:

- het voor rekening van die partij gekomen deel van het griffierecht ad

€ 93;

- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;

- wijst af het meer of anders gevorderde.

Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R.P. Verhoeven, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzit-ting van 1 juli 2003 in tegenwoordigheid van de griffier.