Home

Rechtbank Maastricht, 21-12-2011, BV0462, 166860/HA RK 11-144

Rechtbank Maastricht, 21-12-2011, BV0462, 166860/HA RK 11-144

Gegevens

Instantie
Rechtbank Maastricht
Datum uitspraak
21 december 2011
Datum publicatie
10 januari 2012
ECLI
ECLI:NL:RBMAA:2011:BV0462
Zaaknummer
166860/HA RK 11-144

Inhoudsindicatie

Verzoek tot wraking is te laat gedaan nu is gebleken dat het indienen van een wrakingsverzoek reeds tijdens en daags na de comparitie is overwogen door verzoeker en het eerste bericht betreffende het verzoek tot wraking de rechtbank pas 28 dagen na de comparitie heeft bereikt. Het gemotiveerde verzoek volgde nog eens 8 dagen later. De rechtbank heeft het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT

Datum uitspraak: 21 december 2011

Zaaknummer : 166860/ HA RK 11-144

Beschikking van de meervoudige kamer, belast met de behandeling van wrakingszaken, op het verzoek van

LAHEIJ BEHEER BV,

HOTEL WALRAM-GERMANIA BV en

[EISER3],

hierna verzoekers,

advocaat mr. P.M.J. Graus, te Heerlen,

strekkende tot wraking van mr. [[RECHTER]] rechter bij deze rechtbank.

1.Het verloop van de procedure

Op 26 oktober 2011 heeft een comparitie plaatsgevonden in de zaak tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BRINKMAN BEVEILIGINGEN B.V. en verzoekers. Rechter bij deze comparitie was mr. [[RECHTER]] (verder te noemen: de rechter).

Op 23 november 2011, 9:32 uur is ter griffie een faxbericht van mr. Graus ontvangen. In dit faxbericht, met als datum briefhoofd 22 november 2011, geeft hij aan dat verzoekers hebben besloten mr. [[RECHTER]] te wraken.

Hij verzoekt aan de rolrechter om de procedure te schorsen, zulks in afwachting van een beslissing van de wrakingskamer.

Op voornoemd faxbericht van mr. Graus zijn, kennelijk door (een) medewerker(s) van de griffie, 2 aantekeningen geplaatst:

1. “24/11/11 Bij navraag nog geen officieel wrakingsverzoek ontv. [[X]]”;

2. “zaak staat op rol van 7 december, laat maar liggen tot die dag en dan nogmaals controle bij wr-kamer”, met daarop een onleesbaar paraaf.

Op 28 november 2011, 18:12-18:15 uur is ter griffie een faxbericht van mr. Graus ontvangen met het wrakingsverzoek, gericht tegen de rechter. Op dit faxbericht is, kennelijk door de griffie, een stempel geplaatst met de tekst: “Rechtbank Maastricht sector Civiel, Handel 29 nov. 2011, de griffier”, vergezeld van een onleesbaar paraaf.

Op 29 november 2011 is het wrakingsverzoek van mr. Graus ook per post ontvangen. Dit verzoek is identiek aan het verzoek dat op 28 november 2011 per faxbericht is binnengekomen.

Op 1 december 2011 is door de rechtbank een brief van mr. Graus met briefhoofd 28 november 2011 ontvangen. Op deze brief is, kennelijk wederom door de griffie, een stempel met de ontvangstdatum 1 december 2011 geplaatst. In deze brief schrijft mr. Graus onder meer het volgende:

“Bijgevoegd ontvangt u zoals aangekondigd ook per gewone post een exemplaar van het wrakingsverzoek namens mijn cliënten [[Y]] Beheer BV, Hotel Walram-Germania BV en de heer [[Y]], allen te Valkenburg a/d Geul. U ontving dit al op voorhand per fax.

Overigens hebben wij verzuimd aan die fax de daarbij behorende producties toe te voegen. Deze drie bijlagen zijn wel achter dit exemplaar gehecht.“

De rechter heeft de wrakingskamer op 5 december 2011 schriftelijk bericht niet in de wraking te berusten en heeft de wrakingskamer zijn zienswijze op het wrakingsverzoek doen toekomen.

Ter zitting van de wrakingskamer op 8 december 2011 zijn door mr. Graus en dhr. [[Y]] de gronden van het wrakingsverzoek mondeling nader toegelicht. Mr. Kooistra heeft, als advocaat van de partij Brinkman Beveiligingen B.V. in de onderliggende procedure, de gelegenheid gekregen zich over het wrakingsverzoek uit te spreken.

De wrakingskamer heeft vervolgens bepaald dat op 21 december 2011 uitspraak zal worden gedaan.

2.Het standpunt van verzoekers

Verzoekers voeren een groot aantal feiten en omstandigheden voor wraking van de rechter aan. Het betreft volgens verzoekers gedragingen van de rechter tijdens en na de comparitie van partijen op 26 oktober 2011. Door het optreden van de rechter is volgens verzoekers de rechterlijke onpartijdigheid aangetast. Verzoekers vermelden in het bijzonder de denigrerende houding en badinerende uitspraken van de rechter richting verzoekers. Ook wijzen verzoekers erop dat zij tijdens de comparitie veelvuldig werden onderbroken. Zij kregen het gevoel dat zij door de rechter vooringenomen werden benaderd en partijdig werden behandeld. Ten aanzien van het van de comparitie opgemaakte proces-verbaal geven verzoekers aan dat de inhoud ervan geen goede en volledige weergave is van hetgeen ter zitting aan de orde is geweest.

3.Het standpunt van de rechter

In zijn schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek geeft de rechter aan dat er naar zijn oordeel geen feiten of omstandigheden zijn waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade heeft geleden. De rechter schrijft dat een aantal van de door verzoekers beschreven situaties niets van doen heeft met vooringenomenheid, maar verklaard kan worden vanuit de regels van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het ondertekende proces-verbaal van de comparitie van

26 oktober 2011 bevat volgens de rechter de voor het geschil van belang zijnde zaken.

4.Beoordeling

Alvorens de rechtbank kan toekomen aan de beoordeling van de vraag of de vrees voor vooringenomenheid van de rechter onder de gegeven omstandigheden gerechtvaardigd geacht kan worden, dient te worden bezien of het verzoek tijdig is ingediend.

Ingevolge artikel 36 in combinatie met artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dient het verzoek tot wraking te worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Het tweede lid van artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalt dat het verzoek tot wraking schriftelijk en gemotiveerd moet worden gedaan. Tevens is in dat lid bepaald dat na de aanvang van het onderzoek ter zitting het verzoek ook mondeling kan geschieden. Ingevolge het derde lid is de verzoeker tot wraking verplicht alle feiten en omstandigheden die hem tot zijn verzoek brengen, tegelijk voor te dragen.

De wrakingskamer stelt vast dat een eerste bericht betreffende het verzoek tot wraking de rechtbank per faxbericht heeft bereikt op 23 november 2011, zijnde 28 dagen na de comparitie van 26 oktober 2011. Het gemotiveerde wrakingsverzoek is pas op 1 december 2011 gedaan.

De wrakingskamer is van oordeel dat het verzoek tot wraking te laat is ingediend. Een verzoek tot wraking dient te worden gedaan zodra de feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, aan degene die om wraking verzoekt bekend zijn geworden. Uit de mondelinge toelichting van mr. Graus ter zitting van de wrakingskamer is gebleken dat de overweging om de rechter te wraken reeds was ontstaan tijdens de comparitie op

26 oktober 2011. Mr. Graus heeft verklaard dat hij op 26 oktober 2011 tijdens de door de rechter ingelaste schorsing van de comparitie aan mr. Kooistra duidelijk heeft gemaakt dat hij overwoog om de rechter te wraken. Daags na de comparitie heeft mr. Graus in een telefonisch onderhoud dhr. [[Y]] in overweging gegeven de rechter te wraken. Op 23 november 2011 heeft mr. Graus de rechtbank per faxbericht in kennis gesteld van het wrakingsverzoek. Het gemotiveerde wrakingsverzoek is op 1 december 2011 gedaan.

De wrakingskamer acht voorstelbaar dat verzoekers en hun advocaat enige tijd nodig hebben gehad voor het indienen en vervolgens formuleren van het verzoekschrift tot wraking, maar door eerst 28 dagen na afloop van de comparitie het wrakingsverzoek in te dienen hebben verzoekers niet aan de eis van tijdige indiening van het wrakingsverzoek - artikel 37, eerste lid, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering - voldaan.

Het verzoek tot wraking van de rechter moet daarom niet ontvankelijk worden verklaard.

5.Beslissing

De wrakingskamer verklaart het verzoek tot wraking van mr. [[RECHTER]] niet-ontvankelijk.

Aldus gewezen door mr. J.H. Klifman, voorzitter, en mrs. R.M.M. Kleijkers en F.L.G. Geisel, rechters, in bijzijn van de griffier

M. Janssen, en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2011. De griffier is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.

MJ