Home

Rechtbank Maastricht, 11-03-2009, BH6630, 314324 CV EXPL 08-4782

Rechtbank Maastricht, 11-03-2009, BH6630, 314324 CV EXPL 08-4782

Gegevens

Instantie
Rechtbank Maastricht
Datum uitspraak
11 maart 2009
Datum publicatie
19 maart 2009
ECLI
ECLI:NL:RBMAA:2009:BH6630
Zaaknummer
314324 CV EXPL 08-4782

Inhoudsindicatie

"Woningstichting vordert ontbinding huurovereenkomst, ontruiming, betaling achterstallige huur en vergoeding voor gebruik van de woning tot de ontruiming daarvan. Vordering wordt integraal toegewezen, gelet op de omvang van de achterstand in huurbetaling en het irrelevante en/of niet onderbouwde verweer."

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT

Sector Kanton

Locatie Maastricht

zaaknr: 314324 CV EXPL 08-4782

typ: RW

vonnis van 11 maart 2009

in de zaak van

de stichting WONINGSTICHTING SERVATIUS, handelend onder de naam SERVATIUS WONEN,

gevestigd en kantoorhoudend te Maastricht,

eisende partij,

hierna te noemen Servatius,

gemachtigde: J.M.H. Beurskens, deurwaarder te Maastricht,

tegen

[gedaagde],

wonend te [woonplaats],

gedaagde partij,

hierna te noemen [gedaagde],

gemachtigde: mr. R.H.M.C. Libotte, advocaat te Maastricht.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Partijen wisselden achtereenvolgens de navolgende processtukken:

- exploot van dagvaarding van 10 november 2009 met twee ongenummerde producties;

- conclusie van antwoord;

- conclusie van repliek met drie ongenummerde producties;

- conclusie van dupliek.

Vervolgens is vonnis bepaald op heden.

MOTIVERING

Servatius vordert bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:

- de tussen partijen gesloten huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde cum annexis gelegen te [adres], te ontbinden;

- [gedaagde] te veroordelen aan Servatius als schadevergoeding te betalen een bedrag van

€ 2.045,89 ter zake achterstallige huurpenningen met de daarop vallende buitengerechtelijke kosten, alsmede een bedrag van € 250,40 voor elke maand of elk gedeelte van een maand dat [gedaagde] na 30 november 2008 het voormelde verhuurde nog zal occuperen tot aan de dag van de algehele ontruiming daarvan;

- [gedaagde] te veroordelen om binnen vier weken na betekening van het in dezen te wijzen vonnis het voormelde gehuurde cum annexis te verlaten en te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en roerende zaken (voor zover deze laatste niet het eigendom zijn van Servatius) en onder afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking te stellen van Servatius, met machtiging van Servatius om, indien [gedaagde] na verloop van voormelde termijn met ontruiming in gebreke mocht blijven, die ontruiming zo nodig zelf te doen bewerkstelligen door een gerechtsdeurwaarder, zulks op kosten van [gedaagde] en waar nodig met hulp van de sterke arm.

- [gedaagde] te verwijzen in de proceskosten.

Servatius onderbouwt haar vordering als volgt.

[gedaagde] huurt van Servatius de woning cum annexis staande en gelegen te [adres] tegen een maandelijkse huurprijs van € 250,40, bij vooruitbetaling te voldoen. Met de nakoming van haar betalingsverplichting is [gedaagde] in gebreke waardoor tot en met 30 november 2008 aan achterstallige huurpenningen te vorderen is een bedrag van € 1.722,21. Servatius verwijst daartoe naar een door haar overgelegde productie. [gedaagde] is diverse malen zonder resultaat tot betaling aangemaand. Zowel Servatius als haar gemachtigde heeft buitengerechtelijke werkzaamheden verricht. Servatius verwijst daartoe naar een bij het exploot van dagvaarding gevoegde productie. Servatius vordert vergoeding van de daarmee gepaard gaande kosten tot een forfaitair bedrag van € 323,68.

[gedaagde] erkent in haar conclusie van antwoord de huurachterstand maar betwist “mede door gebrek aan wetenschap” de omvang van de achterstand. [gedaagde] bestrijdt tevens dat zij is aangemaand en dat dit op de juiste wijze is geschied. De ontstane achterstand is wegens haar financiële positie niet aan [gedaagde] te wijten. Zij verzoekt om een betalingsregeling, waarbij zij stelt er vertrouwen in te hebben dat Servatius daaraan zal meewerken. Zij hoopt dat er spoedig een bewindvoerder zal worden aangesteld. De meegevorderde rente en vergoeding van de incassokosten zijn volgens [gedaagde] niet in redelijkheid in rekening te brengen, gelet op het te starten schuldhulpverleningstraject en het ontbreken van ook maar enige specificatie van de zijde van Servatius.

In haar conclusie van repliek verwijst Servatius voor wat betreft de hoogte van de huurachterstand naar het als productie bij het exploot van dagvaarding overgelegde overzicht. Servatius stelt dat er vanaf het moment dat [gedaagde] de woning huurt, sprake is van achterstallige huurbetalingen en meent dat zij in de loop der tijd voldoende begrip voor [gedaagde]’ persoonlijke en financiële situatie heeft getoond. [gedaagde] heeft gesprekken gevoerd met de woonconsulent van Servatius en [gedaagde] is verwezen naar de Kredietbank Limburg. Dit heeft niet geleid tot een betalingsregeling of een structurele oplossing van de betalingsachterstand. Servatius wijst er op dat zij geen rente heeft gevorderd. Zij legt voorts twee (kopieën van) schriftelijke aanmaningen over ter onderbouwing van de gevorderde vergoeding van incassokosten.

In haar conclusie van dupliek stelt [gedaagde] dat de door Servatius overgelegde stukken geen deugdelijke bewijsmiddelen zijn voor de stelling van Servatius dat [gedaagde] “naar behoren zou zijn aangemaand”. Daarnaast zijn de incassokosten niet in redelijkheid gemaakt, nu [gedaagde] zich wel degelijk bereid heeft getoond op minnelijke wijze tot een oplossing te komen. De gestelde gesprekken met [gedaagde] en de doorverwijzing naar de Kredietbank Limburg zijn eveneens onbewezen en niet onderbouwd. [gedaagde] stelt dat Servatius zich met haar vordering tot “bewindvoerderskantoor Budgetbeheer Limburg B.V.” had moeten wenden. [gedaagde] verzet zich ten slotte tegen de gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, althans niet of ondeugdelijk weersproken, en mede op basis van de inhoud van in dit opzicht onbetwist gebleven producties staat tussen partijen het navolgende vast.

[gedaagde] huurt van Servatius de woning cum annexis staande en gelegen aan de [adres], tegen een maandelijks bij vooruitbetaling verschuldigde huurprijs van € 250,40. [gedaagde] heeft tot en met 30 november 2008 niet voldaan aan al haar betalingsverplichting.

[gedaagde] ontkent “bij gebrek aan wetenschap” de omvang van de door Servatius gestelde huurachterstand. Servatius heeft evenwel een overzicht van de achterstallige huurbetalingen overgelegd, waaruit valt op te maken dat [gedaagde] tot en met november 2008 aan Servatius nog een bedrag van € 1.722,21 aan huur verschuldigd was. Nu [gedaagde] de door Servatius onderbouwde omvang van haar schuld ten tijde van de dagvaarding onvoldoende gemotiveerd heeft betwist, moet als vaststaand worden aangenomen dat [gedaagde] aan Servatius tot en met november 2008 dat bedrag verschuldigd is. De vordering zal voor wat betreft de gevorderde hoofdsom van € 1.722,21 worden toegewezen, waar ook niet gebleken is dat in de loop van de procedure op die achterstand is ingelopen.

De gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming zijn op grond van de vaststaande betalingsachterstand van € 1.722,21 en de (uit het overzicht van Servatius af te leiden) structurele tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst door [gedaagde], zonder meer toe te wijzen. Gesteld noch gebleken is dat zich in casu een van de in artikel 6:265 lid 1 BW bedoelde uitzonderingen voordoet (de bijzondere aard of de geringe betekenis van de tekortkoming) die aan de ontbinding met haar gevolgen op rechtvaardigheidsgronden in de weg staat. Eveneens zal worden toegewezen de gevorderde huur respectievelijk vergoeding van € 250,40 voor elke maand (of elk gedeelte daarvan) dat [gedaagde] het gehuurde na 30 november 2008 occupeerde en nog zal occuperen tot aan de dag van algehele ontruiming.

In hetgeen door [gedaagde] is aangevoerd zijn geen argumenten te vinden die nopen tot (gedeeltelijke) afwijzing van bovengenoemde onderdelen van de vordering, dan wel tot matiging van de gevorderde bedragen. Voor zover [gedaagde] het standpunt huldigt dat Servatius gehouden zou zijn zich met haar vordering tot “bewindvoerderskantoor Budgetbeheer Limburg B.V.” te wenden, moet worden vastgesteld dat gesteld noch gebleken is dat de goederen van [gedaagde] onder bewind zijn gesteld. [gedaagde] verzuimt verder te onderbouwen waarom Servatius zich dan tot voornoemd “bewindvoerderskantoor” had moeten wenden. Van enig contact tussen dat kantoor en Servatius, voorafgaande aan deze procedure, is bovendien niet gebleken. De vraag dient zich zelfs aan welk redelijk belang de gemachtigde van [gedaagde] (tevens de persoon achter bedoeld “bewindvoerderskantoor”) verondersteld heeft aanwezig te zijn bij een in twee ronden gevoerd debat in rechte over evident betalingsverzuim van zodanige ernst, dat Servatius in alle redelijkheid tot processuele maatregelen kon besluiten. Waar slechts overleg over het alsnog treffen van een vergelijk over opheffing van die betalingsachterstand uitzicht bood op een voor [gedaagde] acceptabele uitkomst, heeft het er de schijn van dat de gemachtigde in elk geval geen bijdrage heeft geleverd aan de beperking van de ten laste van zijn cliënte komende proceskosten.

De gevorderde vergoeding van de incassokosten zal eveneens worden toegewezen nu de daaraan ten grondslag liggende werkzaamheden worden gespecificeerd en aard en omvang van deze werkzaamheden het kostenbedrag, berekend naar de gebruikelijke forfaitaire maatstaf, redelijkerwijs rechtvaardigen. Servatius heeft in dat verband (een kopie/uitdraai van) een “rekening courant” overgelegd waarin melding wordt gemaakt van betalingsherinneringen vanaf 15 augustus 2006. Daarnaast zijn een overzicht van buitengerechtelijke werkzaamheden (bij het exploot van dagvaarding) en twee producties (bij de conclusie van repliek) ingediend waaruit in onderlinge samenhang kan worden opgemaakt dat aan [gedaagde] op 26 augustus 2008 een betalingsherinnering is verzonden, dat [gedaagde] op 15 en 23 september 2008 is aangemaand door Servatius en op 24 en 31 oktober 2008 is gesommeerd door de incassogemachtigde van Servatius. Voor zover [gedaagde] heeft beoogd te stellen dat zij geen (of niet alle) herinneringen, aanmaningen en sommaties heeft ontvangen, wordt dat verweer bij gebreke van enige concrete onderbouwing verworpen. Tegenover de uiterst gedetailleerde overzichten van de als incassohandelingen aan te merken activiteiten die Servatius bij exploot en repliek heeft verschaft, had [gedaagde] niet mogen volstaan met uiterst globale en ongedocumenteerde betwistingen.

[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden verwezen.

Het vonnis zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. Het door [gedaagde] gevoerde verweer heeft in dat verband niet tot een ander oordeel geleid.

Denkbaar is immers dat, nadat dit vonnis is gewezen, alsnog na overleg tussen partijen een betalingsregeling zal worden getroffen. Het ligt daarbij op de weg van [gedaagde] om aan Servatius een zodanig betalingsvoorstel te doen, dat Servatius van tenuitvoerlegging van de ontruiming afziet omdat [gedaagde] niet alleen de “lopende” huur correct/tijdig gaat voldoen maar ook de huurachterstand substantieel gaat aflossen.

BESLISSING

Ontbindt de tussen Servatius en [gedaagde] gesloten huurovereenkomst met betrekking tot de woonruimte aan de [adres].

Veroordeelt [gedaagde] om aan Servatius te betalen een bedrag van € 2.045,89.

Veroordeelt [gedaagde] om aan Servatius te betalen een bedrag van € 250,40 voor elke maand of elk gedeelte van een maand dat [gedaagde] na 30 november 2008 de bedoelde woonruimte is blijven gebruiken en nog zal gebruiken, tot aan de dag van de algehele ontruiming daarvan.

Veroordeelt [gedaagde] om binnen vier weken na betekening van dit vonnis de voormelde woonruimte te verlaten en te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en roerende zaken (voor zover deze zaken niet het eigendom van Servatius zijn) en onder afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Servatius te stellen, met machtiging van Servatius om, indien [gedaagde] na verloop van voormelde termijn met ontruiming in gebreke mocht blijven, die ontruiming op kosten van [gedaagde] zelf te doen bewerkstelligen door een gerechtsdeurwaarder en waar nodig met hulp van de sterke arm.

Veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van Servatius tot de datum van dit vonnis begroot op € 589,42, bestaande uit € 300,00 aan salaris gemachtigde,

€ 201,00 aan vastrecht en € 88,42 aan explootkosten.

Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. H.W.M.A. Staal, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare civiele terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.