Home

Rechtbank Limburg, 17-10-2018, ECLI:NL:RBLIM:2018:10046, C/03/254158 / HA ZA 18-435

Rechtbank Limburg, 17-10-2018, ECLI:NL:RBLIM:2018:10046, C/03/254158 / HA ZA 18-435

Gegevens

Instantie
Rechtbank Limburg
Datum uitspraak
17 oktober 2018
Datum publicatie
22 oktober 2018
ECLI
ECLI:NL:RBLIM:2018:10046
Zaaknummer
C/03/254158 / HA ZA 18-435

Inhoudsindicatie

Vrijwaring op grond van artikel 223 Rv gevorderd voorschot wordt toegewezen.

Uitspraak

vonnis

Burgerlijk recht

Zittingsplaats Maastricht

zaaknummer: C/03/254158 / HA ZA 18-435

Vonnis bij vervroeging in de incidenten van 17 oktober 2018

in de zaak van

Dirix Elsloo B.V.,

gevestigd te Elsloo,

eiseres in de hoofdzaak,

eiseres in het incident ex art. 223 Rv,

gedaagde in het incident tot vrijwaring en in het voorwaardelijke incident ex art. 223 Rv,

advocaat mr. S.L. Emons,

tegen:

Henssen B.V.,

gevestigd te Schinnen,

gedaagde in de hoofdzaak,

gedaagde in het incident ex art. 223 Rv en eiseres in voorwaardelijke reconventie in dit incident,

eiseres in het incident tot vrijwaring,

advocaten mrs. M.L.M. Kneepkens en V.P.M. Brouns.

Eiseres in de hoofdzaak zal hierna Dirix genoemd worden. Gedaagde in de hoofdzaak zal hierna Henssen worden genoemd.

1 Het verloop van de procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

de dagvaarding, tevens bevattende een vordering op de voet van art. 223 Rv, met 17 producties;

-

de incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring in incident en hoofdzaak, tevens conclusie van antwoord in het incident tot het treffen van een provisionele vordering, tevens voorwaardelijke eis in reconventie in het incident met drie producties;

-

het antwoord in incident tot oproeping in vrijwaring tevens houdende antwoord voorwaardelijke eis in reconventie in incident met de producties 18 en 19.

1.2.

Ten slotte is vonnis in de incidenten bepaald.

2 De feiten waarvan bij de beoordeling van de incidenten wordt uitgegaan

2.1

De rechtbank gaat bij de beoordeling van de incidentele vorderingen uit van het volgende.

a. Dirix heeft in opdracht van Henssen in onderaanneming in Duitsland vakantiewoningen gesloopt en grondwerk verricht voor nieuwe vakantiewoningen. Dirix heeft Henssen facturen voor deze werkzaamheden gestuurd, waarvan in totaal is betaald € 160.625,- (nr. 2.4 antwoord in incident van Dirix). Niet betaald zijn twee facturen van 23 november 2017, één factuur ad € 19.375,- (laatste termijn) en één factuur ad € 120.800,- (meerwerk).

b. Opdrachtgever van Henssen is Van Heteren Realisatie B.V. en opdrachtgever van deze laatste is Van Wijnen Recreatiebouw B.V.

c. De tussen Dirix en Henssen gesloten overeenkomst (productie 3 Henssen) houdt onder meer in “facturering in 4 termijnen na rato werkzaamheden en betalingstermijn 45 dagen na factuurdatum, onder voorbehoud van tijdige betaling door hoofdaannemer.”

3 De incidentele vorderingen

3.1.1 Dirix vordert op de voet van art. 223 Rv bij wege van voorlopige voorziening dat Henssen voor de duur van het geding wordt veroordeeld om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Dirix te betalen € 140.175,-, het bedrag van de twee facturen van 23 november 2017 opgeteld, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, als voorschot op de door Henssen te betalen facturen, onder veroordeling van Henssen in de kosten van het incident.

Dirix legt daaraan ten grondslag dat de facturen van 23 november 2017 van € 19.375,- (laatste termijn) en van € 120.800,- (meerwerk) opeisbaar zijn.

3.1.2 Henssen voert verweer.

3.2.1 Henssen vordert in het vrijwaringsincident dat zij én in het door Dirix ingestelde incident ex art. 223 Rv én in de hoofdzaak mag oproepen in vrijwaring Van Heteren Realisatie B.V. (hierna Van Heteren). Zij vordert verder in voorwaardelijke reconventie in het door Dirix ingestelde incident, dat aan de toewijzing van de incidentele vordering van Dirix de voorwaarde wordt verbonden dat Dirix gedurende de looptijd van de procedure een bankgarantie stelt ter hoogte van het toegewezen voorschot.

Henssen legt aan de vordering tot oproeping in vrijwaring ten grondslag dat Van Heteren als opdrachtgever van Henssen aan Henssen moet betalen dat bedrag waartoe Henssen eventueel wordt veroordeeld om aan Dirix te betalen.

Aan haar voorwaardelijke reconventionele vordering legt Henssen ten grondslag dat er een reëel risico bestaat dat Dirix niet in staat is om enig bedrag terug te betalen indien de vordering van Dirix in de hoofdzaak zal worden afgewezen.

3.2.2 Dirix heeft in randnr. 1.2 van haar antwoord vermeld dat zij ermee kan instemmen dat Van Heteren in vrijwaring wordt opgeroepen. Zij voert verweer tegen de vordering van Henssen inhoudende dat zij, Dirix, een bankgarantie moet stellen.

4 De beoordeling

5 De beslissing